ECLI:NL:RBOBR:2020:3251

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
29 juni 2020
Zaaknummer
01/860005-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen door rij-instructeur met minderjarige leerlingen

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rij-instructeur die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met vier minderjarige vrouwelijke leerlingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, gedurende de periode van 1 augustus 2016 tot en met 30 juni 2017, in Helmond en omgeving, herhaaldelijk ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De slachtoffers, die aan de opleiding van de verdachte waren toevertrouwd, hebben onafhankelijk van elkaar verklaard dat de verdachte hen ongewenst heeft aangeraakt, waaronder het aanraken van hun bovenbenen, borsten en andere intieme delen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar en consistent beoordeeld, en heeft geoordeeld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als rij-instructeur.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van ruim zes maanden en heeft de straf verlaagd. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de immateriële schade als gevolg van de ontuchtige handelingen hebben ingediend. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, maar de materiële schadevergoedingen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet eenvoudig te duiden waren in relatie tot het strafbare gedrag van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/860005-18
Datum uitspraak: 30 juni 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[Verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
wonende te [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 juni 2020. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 mei 2020. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 augustus 2016 tot en met 30 januari 2017 te Helmond, althans in het arrondissement Oost-Brabant, althans in Nederland, (telkens) door een of meerdere feitelijkheden [Slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ) een aan zijn, verdachtes, opleiding toevertrouwde minderjarige, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig
  • kussen op het voorhoofd en/of op de wang en/of (gedeeltelijk) op de mond van voornoemde [Slachtoffer 1] en/of
  • zijn, verdachtes, hand op het bovenbeen van voornoemde [Slachtoffer 1] leggen en/of (vervolgens) strelen van het bovenbeen (tot in de liesstreek) en/of
  • met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) aanraken van en/of drukken tegen de vagina van die [Slachtoffer 1] en/of
  • met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) aanraken en/of betasten van en/of duwen tegen en/of knijpen in de borst(en) van die [Slachtoffer 1] en/of
  • vastpakken en tegen zich aantrekken, althans omhelzen van die [Slachtoffer 1] ,

en welke feitelijkheden bestond(en) uit - zakelijk weergegeven -:

  • het bestaande overwicht van verdachte op voornoemde [Slachtoffer 1] , zowel door het grote leeftijdsverschil als door het feit dat verdachte de rij-instructeur van voornoemde [Slachtoffer 1] was en/of
  • het onverhoeds aanraken met zijn, verdachtes, hand en/of vingers van het been en/of de vagina en/of ander deel van het lichaam van die [Slachtoffer 1] ,

terwijl voornoemde [Slachtoffer 1] samen met (enkel) verdachte in een auto zat en die [Slachtoffer 1] de betreffende auto bestuurde;

2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 juni 2016 tot en met 07 juni 2017 te Helmond en/of Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo, althans in het arrondissement Oost-Brabant, althans in Nederland, (telkens) door een of meerdere feitelijkheden [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] ) een aan zijn, verdachtes, opleiding toevertrouwde minderjarige, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig
  • kussen op de wang van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
  • zijn, verdachtes, hand op het bovenbeen van voornoemde [slachtoffer 2] leggen en/of (vervolgens) strelen van en/of wrijven over het bovenbeen (tot in de liesstreek) en/of
  • met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) aanraken en/of betasten van de borst(en) van die [slachtoffer 2] en/of
  • met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) aanraken van en/of wrijven over de billen van die [slachtoffer 2] ,

en welke feitelijkheden bestond(en) uit - zakelijk weergegeven -:

  • het bestaande overwicht van verdachte op voornoemde [slachtoffer 2] , zowel door het grote leeftijdsverschil als door het feit dat verdachte de rij-instructeur van voornoemde [slachtoffer 2] was en/of
  • het onverhoeds aanraken met zijn, verdachtes, hand en/of vingers van het been en/of de borst(en) en/of ander deel van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,

terwijl voornoemde [slachtoffer 2] samen met (enkel) verdachte in een auto zat en die [slachtoffer 2] de betreffende auto bestuurde

3.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2016 tot en met 07 juni 2017 te Helmond, althans in het arrondissement Oost-Brabant, althans in Nederland, (telkens) door een of meerdere feitelijkheden [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] ) een aan zijn, verdachtes, opleiding toevertrouwde minderjarige, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig
  • kussen op het voorhoofd en/of op de wang en/of (gedeeltelijk) op de mond van voornoemde [slachtoffer 3] en/of
  • zijn, verdachtes, hand op het bovenbeen van voornoemde [slachtoffer 3] leggen en/of (vervolgens) strelen van het bovenbeen (tot in de liesstreek) en/of
  • met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) aanraken en/of betasten van de borst(en) van die [slachtoffer 3] en/of
  • vastpakken en tegen zich aantrekken, althans omhelzen van die [slachtoffer 3] ,

en welke feitelijkheden bestond(en) uit - zakelijk weergegeven -:

  • het bestaande overwicht van verdachte op voornoemde [slachtoffer 3] , zowel door het grote leeftijdsverschil als door het feit dat verdachte de rij-instructeur van voornoemde [slachtoffer 3] was en/of
  • het onverhoeds aanraken met zijn, verdachtes, hand en/of vingers van het been en/of de borst(en) en/of ander deel van het lichaam van die [slachtoffer 3] ,

terwijl voornoemde [slachtoffer 3] samen met (enkel) verdachte in een auto zat en die [slachtoffer 3] de betreffende auto bestuurde

4.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 januari 2017 tot en met 30 juni 2017 te Helmond, althans in het arrondissement Oost-Brabant, althans in Nederland, (telkens) door een of meerdere feitelijkheden [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum] ) een aan zijn, verdachtes, opleiding toevertrouwde minderjarige, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig
  • zijn , verdachtes, hand op het bovenbeen van voornoemde [slachtoffer 4] leggen en/of (vervolgens) strelen van en/of wrijven over het bovenbeen (tot in de liesstreek) en/of
  • met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) aanraken en/of betasten van de borst(en) van die [slachtoffer 4] en/of
  • met zijn, verdachtes, hand strelen van en/of wrijven over de buik van voornoemde [slachtoffer 4] en/of
  • met zijn, verdachtes, hand aanraken van en/of wrijven over de billen van die [slachtoffer 4] ,

en welke feitelijkheden bestond(en) uit - zakelijk weergegeven -:

  • het bestaande overwicht van verdachte op voornoemde [slachtoffer 4] , zowel door het grote leeftijdsverschil als door het feit dat verdachte de rij-instructeur van voornoemde [slachtoffer 4] was en/of
  • het onverhoeds aanraken met zijn, verdachtes, hand en/of vingers van het been en/of de borst(en) van die [slachtoffer 4] ,

terwijl voornoemde [slachtoffer 4] samen met (enkel) verdachte in een auto zat en die [slachtoffer 4] de betreffende auto bestuurde.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van de ten laste gelegde feiten.

Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir genoemde gronden heeft de officier van justitie geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat elk van de aangiften van de slachtoffers [Slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , steun vindt in andere bewijsmiddelen. Mocht de rechtbank daar anders over oordelen dan stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat deze aangiften niet los van elkaar, maar in onderlinge samenhang moeten worden bezien en dat de door de elk slachtoffer afzonderlijk gedane aangifte kan worden gebezigd tot het bewijs van de feitelijke handelingen die verdachte worden verweten jegens de andere slachtoffers.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak van verdachte voor alle ten laste gelegde feiten bepleit omdat deze feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het schakelen van bewijsmiddelen in dit geval niet mogelijk is omdat daarvoor is vereist dat minimaal één feit helemaal zelfstandig kan worden bewezen en dat is in deze zaak niet het geval. Bovendien wijkt de aangifte van [Slachtoffer 1] op essentiële punten af van de andere aangiftes en zijn aangeefsters [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] goede bekenden van elkaar. De verdediging heeft vrijspraak van verdachte voor alle feiten bepleit omdat die feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het oordeel van de rechtbank.
de bewijsmiddelen. [1]

de verklaring van [Slachtoffer 1]op 12 september 2017 aan [verbalisanten] afgelegd, onder meer zakelijk weergegeven inhoudende [pag. 20 t/m 27]
[pag. 20] Ik ben geboren op [geboortedatum] . Ik wil aangifte doen tegen mijn rij-instructeur [Verdachte] omdat hij mij heeft aangeraakt zonder dat ik dat wilde. Eind augustus 2016 ben ik gestart met rijlessen bij hem.
[pag. 21, 22] Toen ik met school begon, heeft hij mij wel eens opgehaald en weggebracht. Ik droeg dan een uniform. Hij zei dan dat ik een mooie kont had. Dat zei hij als ik naar de auto liep. Hij heeft heel vaak gezegd dat hij het spannend vond om een vrouw in uniform te zien. Ik was zeventien jaar toen ik begon met lessen. Bijna elke les lag de hele les zijn hand op mijn been. Hij kneep er dan ook in. Het was mijn rechterbeen. Dit was altijd zo. Ik was dan aan het rijden hij ging steeds verder omhoog totdat hij ook met de zijkant van zijn hand aan de pinkzijde tegen mijn vagina kwam. Hij deed dit met zijn linkerhand. Hij drukte ertegen aan. Hij bleef daar ook met zijn hand zitten. Ik zei doe normaal. Ik kon me niet concentreren op de weg en wilde met één hand zijn hand tussen mijn benen weghalen. Hij zei tegen mij dat ik in die broek een camel-toe had. Ik moest op een gegeven moment schakelen. Hij zei toen dat ik moest uitkijken zei hij dat ik niet iets anders vastpakte dan de pook. Dit was op het moment dat zijn hand tussen mijn benen zat. Vanaf dat moment raakte hij mij elke les aan. Hij zei dan dat ik mooie lippen had en hij ging er dan met zijn vinger langs. Dit was tijdens rijden maar ook als ik stil stond. Ik wilde niet meer gaan rijden. Ik was heel zenuwachtig voor de rijles. Ik heb dit hem ook gezegd. Ik zei jij kan doen wat je wil want wie gaat mijn geloven.
Hij zat altijd naar mijn borsten te kijken en zei dat ik een flinke voorgevel had. Ik heb gezegd dat hij daar niet naar moest kijken omdat ik dat niet fijn vond. Hij zei dat hij geen ander meisje in de auto heeft met zo een voorgevel. Er was een les en toen gingen we het bos in, in Helmond. Ik moest in de motorkap kijken. Ik stond met mijn armen over elkaar. Hij gooide zijn jas via de achterkant over mij heen. Hij ging met zijn arm over me heen hangen en heeft toen mijn borsten meerdere keren aangeraakt. Hij duwde ertegen en kneep er ook in. Hij zei er niets bij. Ik was zo geschrokken en ik dacht, ik doe net alsof ik het niet voel want anders gaat hij er nog meer van genieten. Ik vond het niet fijn en voelde me niet prettig daar ik het bos met hem. Ik was echt bang en dacht shit ik sta hier helemaal alleen.
[pag. 23] Het aanraken van mijn vagina en borsten was over mijn kleding. Maar hij is wel met zijn pink onder mijn shirt en beha-bandje geweest. Hij heeft met zijn pink mijn borst aangeraakt. Dit heeft hij vaker gedaan. Als hij mij omhelsde dan deed hij dit. Dat was de helft van de lessen. Het was zowel in als buiten de auto. Hij heeft mij vaak aangeraakt bij mijn vagina. De ene keer zat hij aan mijn vagina en de andere keer maakte hij vieze opmerkingen. Soms kwam hij er wel meerdere keren aan tijdens de rijles.
[pag. 24] Elke keer als ik klaar was met de les kuste hij mij op mijn voorhoofd. Ook heeft hij ook een kus op mijn wang en op de helft van mijn lippen gegeven. Maar dit is echt maar één keer gebeurd. Hij heeft ook een keer aan mijn buik gezeten. Ik heb een navelpiercing en tijdens het rijden heb ik een keer gezegd dat ik wilde stoppen omdat mijn navelpiercing in mijn buik sneed. Ik heb mijn gordel los gedaan en mijn joggingbroek omhoog getrokken. Hij vroeg aan mij of hij mijn navelpiercing mocht zien. Hij heeft toen over mijn buik gewreven. Dit was over mijn kleding heen.
[pag. 25, 26] Eind augustus 2016 ben ik begonnen met lessen bij [Verdachte] . Dat heeft nooit langer dan zes maanden geduurd. Tijdens de laatste les heb ik mijn broertje meegenomen omdat ik niet meer alleen durfde te lessen. Dit heb ik ook tegen [Verdachte] gezegd.

de verklaring van [slachtoffer 2]op 25 september 2017 aan [verbalisanten] afgelegd, onder meer zakelijk weergegeven inhoudende [pag. 39 t/m 43].
[pag. 39, 40] Ik ben geboren op [geboortedatum] . Ik doe aangifte tegen [Verdachte] , de rijschoolhouder omdat die handtastelijk is geweest.
In juni 2016 ben ik begonnen met lessen en ik ben geëindigd in juni 2017 met lessen bij hem. In het begin was het altijd een hand op mijn been. Na langere tijd kreeg ik meer het idee dat het niet met goede bedoelingen was maar ik durfde daar niets van te zeggen. Later ging het ook zo dat hij mijn beha-bandje goed deed omdat dit afgezakt was. Buiten de auto als hij iets uit ging leggen, raakte hij ineens mijn kont aan en als je dan wegging gaf hij ineens een knuffel op je wang terwijl ik daar geen behoefte aan had. Hij pakte ook heel vaak bij mijn bovenarm/schouder en dan kwam hij met zijn vingers bij de bovenkant van mijn borst. Hij maakte ook vaak rare opmerkingen zoals: “ik hoop dat jij mij later verzorgd.” Hij raakte op die manier mijn borst aan bij het geven van schouderklopjes. Dat is meerdere keren gebeurd. Ik vond het niet fijn als hij mij zo aanraakte maar ik durfde niets te doen. Je kan ook niet veel doen als je achter het stuur zit.
Ik denk dat het ongeveer bij de zesde rijles was dat ik werd aangeraakt bij mijn been. Hij legde dat zijn hand echt op mijn bovenbeen en soms kneep hij in mijn bovenbeen en soms wreef hij. Dat gebeurde dan iedere les dat hij zijn hand op mijn bovenbeen legde. Het gebeurde tijdens het rijden dat mijn beha-bandje onder de mouw van mijn T-shirt uitkwam. Hij duwde dan het bandje terug op mijn schouders. Dat is meer dan vijf keer gebeurd, elke keer als het bandje afzakte. De laatste tijd was ik vaak sneller als ik voelde dat mijn bandje afzakte. Ik vond het niet fijn als hij aan mijn beha-bandje zat. Je voelt je dan machteloos.
[pag. 41] Hij heeft ook aan mijn billen gezeten. Ik moest uitstappen bij het ophalen van een andere leerling. Hij stapte dan ook uit. Hij deed mij dan omhelzen en tijdens dit omhelzen raakte hij ook mijn billen aan. Ik voelde dat hij dan over mijn billen heen wreef. Dat is twee of drie keer voorgekomen. Ik durfde daar niets van te zeggen. Ook heeft hij mij gekust. Een keer kreeg ik drie kussen op mijn wangen van hem omdat ik geslaagd was voor school en de andere keer was die kus naar aanleiding van de tatoeage die hij van zijn kleindochter had laten zetten.
[pag. 42, 43] [Verdachte] heeft mij vaker gezegd dat hij mij een leuke meid vond. Hij sprak mij al vanaf de eerste rijles aan met “lieverd” en “schat”. Ik ben gestopt met lessen bij [Verdachte] omdat ik hem handtastelijk en gemeen vond. U toont mij een screenshot van een whatsappgesprek dat ik met [Verdachte] heb gehad [pag. 45]. Dat vond ik een heel raar gesprek omdat er in staat dat hij mij wel in zal komen stoppen en hij stuurde daarbij kussende emoticons mee.
Ik ben overgestapt naar [rijschool] Ik heb tegen hem gezegd waarom ik overgestapt ben. Ik hoorde toen van [rijschool eigenaar] dat hij al meer leerlingen had die van [Verdachte] naar hem overgestapt waren om dezelfde reden.

de verklaring van [slachtoffer 3]op 1 oktober 2017 aan [verbalisanten] afgelegd, onder meer zakelijk weergegeven inhoudende [pag. 53 t/m 55]
[pag. 53] Ik ben geboren op [geboortedatum] . Ik doe aangifte tegen [Verdachte] omdat hij mij heeft betast. Hij was mijn rij-instructeur. De eerste les was in december 2016 en mijn laatste les was in mei of juni 2017.
[pag. 54] Tijdens de eerste paar lessen zat hij aan mijn been. Na een paar lessen kwam hij steeds hoger met zijn handen. Hij kwam daarbij tot aan mijn lies. Na een paar lessen had ik een parkeeropdracht. Hij ging toen met zijn vingers bij mijn hals achter mijn shirt. Hij kwam daarbij tot aan mijn borsten. Ik droeg toen een BH. Hij is niet met zijn handen achter mijn BH gegaan. Ik moest toen inparkeren. Vervolgens ging hij plotseling met een van zijn handen achter mijn shirt. Daarna bleef hij, ook tijdens vervolglessen, doorgaan met zijn gedrag. Wanneer ik een off-shoulder truitje droeg dan deed hij mijn bh-bandjes bijvoorbeeld omhoog duwen op het moment dat die iets naar beneden waren gezakt. Tijdens de laatste les gaf hij mij een knuffel en een kus. [Verdachte] kon best boos worden tijdens het lesgeven. Hij vroeg na afloop altijd hoe ik vond dat het gegaan was. Ik durfde daar nooit echt antwoord op te geven omdat ik bang was dat hij weer zou gaan schreeuwen. Na afloop van de laatste les vroeg hij dat weer aan mij. Ik gaf toen geen direct antwoord. Vervolgens voelde ik dat hij mij een knuffel en een kus gaf, half op mijn mond, half op mijn wang. Ik heb nog geprobeerd om die kus te ontwijken door met mijn hoofd weg te draaien. Bij die knuffel pakte hij mij stevig vast en trok hij mij naar zich toe. Wij waren toen al uit de auto en wij stonden op de oprit van mijn huis.
Dat hij zijn hand op mijn been legde, gebeurde elke les. Hij liet zijn hand dan rusten op mijn been. Het gebeurde vooral als je stilstond. Dat hij met zijn hand achter mijn truitje ging is één keer gebeurd. Knuffels kreeg ik wel eens vaker van hem. Dat gebeurde dan in de auto nadat ik van hem de stoel naar achter had moeten zetten en de gordel af had moeten doen. Dat gebeurde ook ooit gewoon tijdens het lessen. Ik vond het eng. Ik was voor elke les bang. Bang omdat ik niet wist of hij boos zou worden of aan mij zou gaan zitten. Ik hem me de laatste lessen dan ook ziek gemeld. Ik heb toen mijn ouders verteld over het gedrag van [Verdachte] . Ik heb ze verteld over wat [Verdachte] had gedaan. Ik heb ze hetzelfde verteld als dat ik nu tegen jullie vertel. Ik ben daarna gestopt met lessen bij [Verdachte] .
[pag. 55] Toen wij een keer stilstonden, vroeg [Verdachte] mij om mijn telefoon. Nadat ik hem mijn telefoon had gegeven en hem een foto van mij in galajurk had laten zien, ging hij zelf zonder dat hij dat vroeg ook nog andere foto’s bekijken die op mijn telefoon stonden. Hij kwam toen ook uit bij foto’s van mij en mijn vriend. Ik vond dat allesbehalve leuk. [Verdachte] heeft ook nog gezegd dat hij jaloers is op mijn vriend. Op momenten dat er anderen in de auto bij zaten, gebeurde er niets.

de verklaring van [ouder slachtoffer 3]op 5 oktober 2017 aan [verbalisant] afgelegd, onder meer zakelijk weergegeven inhoudende [pag. 73 t/m 75]
Mijn dochter [slachtoffer 3] had rijles bij [Verdachte] . Op gegeven moment wilde [slachtoffer 3] niet meer lessen. De tranen kwamen en ze zei dat hij zijn hand op haar been legde en dat hij haar een kus gaf. Ze voelde zich hier onprettig bij. Ze zei toen dat ze geen les meer wilde van hem. Ik heb [Verdachte] gebeld om dit door te geven. Ik zei toen dat ik vond dat een rijschoolhouder niet bezig moest zijn met dat soort dingen. Hij gaf toen aan dat het zijn manier van lesgeven is. Ik heb [Verdachte] toen duidelijk gemaakt dat [slachtoffer 3] is gestopt om hetgeen er in de auto is gebeurd.

de verklaring van [slachtoffer 4]op 12 september 2017 aan [verbalisanten] afgelegd, onder meer zakelijk weergegeven inhoudende [pag. 62 t/m 67]
[pag. 62, 63] Ik ben geboren op [geboortedatum] . Ik doe aangifte tegen [Verdachte] , dat is mijn oude rij-instructeur. Alles is voorgevallen in de periode van januari 2017 tot juni 2017. Het is gebeurd in zijn auto en een keer toen ik was uitgestapt.
Altijd bij nabespreken pakte hij hier 10 of 15 minuten voor. Ik moest hiervoor van hem mijn stoel naar achteren zetten. Hij wreef dan over mijn gezicht of arm of been of buik. Een keer voelde hij dat ik een navelpiercing had. Hij vroeg of ik mijn shirt omhoog wilde doen maar dat wilde ik niet. Ik heb dit niet gedaan. Hij vroeg of ik nog andere piercings had die hij wel mocht zien en toen zei ik nee. Soms als ik afsloeg moest ik in mijn dooie hoek kijken, hij vond dat ik dat niet goed deed en hij ging toen bij het nabespreken mijn nek masseren. Dit deed hij ongeveer een minuut. Dat deed hij met twee handen. Ik zat dan nog wel achter het stuur met de stoel naar achter. Hij zat naast me en vanuit de zijkant ging hij dan mijn nek masseren. Dit is een of twee keer gebeurd. Dat vond ik niet fijn. Ik zei dat mijn spieren gewoon goed zaten.
Hij deed ook een keer mijn bh-bandje omhoog. Tijdens het rijden was mijn bh-bandje denk ik zichtbaar en hij deed deze dan weer onder mijn shirt. Ik vond dit eigenlijk niet nodig. Dit is een keer gebeurd. Hij zei ook dat als het zomer zou worden dat ik dan charmanter zou worden omdat ik dan meer sproeten zou krijgen en dat mijn haar dan lichter zou worden. Bij het nabespreken wreef hij over mijn arm. Met de bovenkant van zijn vingers kwam hij dan tegen mijn borsten aan. Dit gebeurde elke rijles. Elke rijles legde hij zijn hand op mijn been. Hij legde eerst zijn hand op mijn knie en bij de volgende les legde hij zijn hand weer een stukje hoger op mijn been en de les daarna weer hoger totdat hij in de buurt van mijn vagina lag. Hij heeft mijn vagina nooit aangeraakt. Als hoogste heeft hij mijn bovenbeen ter hoogte van mijn lies aangeraakt.
[pag. 64] Op een keer tijdens een rijles had ik mijn winterjas aan omdat het koud was. Ik stapte uit en [Verdachte] ook omdat hij het stuur weer over ging nemen. Hij ging toen met zijn hand onder mijn jas en voelde aan mijn rug. Dit was over mijn shirt heen. Soms gebeurde het dat ik achter het stuur zat. Hij wreef dan over mijn rechterarm. Hij raakte hierbij altijd mijn borsten aan. Na een tijdje hield ik mijn arm bij het nabespreken een beetje van me af zodat hij mijn borst niet aan kon raken. Ik vond het niet fijn als hij aan mijn borsten kwam. Ik durfde niet tegen hem te zeggen dat ik het niet fijn vond. Ik zat alleen met hem in de auto. Ik dacht als ik er iets van zeg dan gaat hij misschien wel mee door of word hij boos of zo. Ik voelde me vies en ongemakkelijk als hij die dingen bij mij deed.
[pag. 65] Ik ben me ook anders gaan gedragen. Eerst praatte ik nog wel met hem en toen zei hij steeds “schatje” en “lieverd” en ging hij aan mij zitten. Op gegeven moment zei ik gewoon niets meer.

het relaas van [verbalisanten]onder meer zakelijk weergegeven inhoudende [pag. 70 en 71]:
Op 24 juli 2017 hebben wij [rijschool eigenaar] gehoord. Hij heeft toen onder meer het volgende verklaard. In 2012 ben ik begonnen met mijn eigen rijschool. In 2013 kreeg ik de eerste leerling die afkomstig was van [Verdachte] . Als ik een leerling van een andere rijschool overneem, is mijn eerste vraag altijd: “wat is de reden dat je bent weggegaan?” Bij de eerste leerling hoorde ik dat de reden van weggaan bij [Verdachte] was dat hij handtastelijk was. Daarmee bedoelde zij dat hij haar been streelde en haar knuffelde na de les. Toen kwam de tweede vrouwelijke leerling en de derde, de vierde en de vijfde, allemaal afkomstig van [Verdachte] en allemaal met eenzelfde reden dat ze bij hem weg waren gegaan, namelijk dat [Verdachte] handtastelijk was. Vier weken geleden kwam er weer een meisje bij mij lessen afkomstig van [Verdachte] . Haar naam is [slachtoffer 2] . Ik hoorde van [slachtoffer 2] dat [Verdachte] aan haar been had gezeten en handtastelijk was. Ik heb van meerdere leerlingen gehoord dat [Verdachte] handtastelijk is. Het zijn allemaal jonge meiden in de leeftijd van zeventien jaar, nooit jongens.

het relaas van [verbalisant]onder meer zakelijk weer gegeven inhoudende [pag. 76]:
Op 30 november 2017 heb [slachtoffer 5] gehoord. Zij heeft toen onder meer het volgende verklaard. Twee, drie jaar geleden heb ik autorijles gehad van [Verdachte] . Ik ben bij hem weggegaan naar een andere rijschool omdat ik een raar gevoel bij hem kreeg. Hij moest mij altijd aanraken als ik reed. Dat vond ik niet prettig en daarvan schoot ik in de stress. Hij legde zijn hand op mijn bovenbeen en dat vond ik ongewenst. Hij raakte mij ook op andere plekken aan. Op gegeven moment was ik er helemaal klaar mee en ben ik naar [rijschool] gegaan.
nadere overwegingen van de rechtbank.
De ten laste gelegde feiten betreffen allemaal zedendelicten die begaan zijn in dezelfde specifieke context in dezelfde periode. Uit het onderzoek ter terechtzitting van 16 juni 2020 en uit de inhoud van het procesdossier, is de rechtbank gebleken dat verdachte in zijn contacten met de verschillende aangeefsters telkens nagenoeg hetzelfde gedragspatroon heeft gevolgd. De rechtbank stelt daarover het volgende vast:
  • Alle aangeefsters hebben verklaard dat verdachte tijdens de rijlessen zijn hand op hun bovenbeen legde, waarbij verdachte over het bovenbeen van aangeefsters wreef en dat met het verstrijken van de rijlessen de hand van verdachte steeds hoger op het bovenbeen kwam te liggen.
  • Alle aangeefsters hebben verklaard dat verdachte aanleiding zocht hun behabandjes aan te raken en dat hij met een of meer van zijn vingers onder het behabandje ging.
  • Alle aangeefsters hebben verklaard dat verdachte hun borst en/of borsten heeft aangeraakt.
  • Aangeefsters [Slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben verklaard dat verdachte hen op het voorhoofd, slaap of wang kuste.
  • Aangeefsters [Slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] hebben verklaard dat verdachte, zodra verdachte wist dat aangeefsters een navelpiercing droegen, vroeg of hij die navelpiercings mocht zien en toen dat geweigerd werd verdachte over de buikstreek van beide aangeefsters heeft gewreven.
  • Alle aangeefsters hebben verklaard dat verdachte buiten de hiervoor genoemde feitelijkheden, herhaaldelijk fysiek contact met hen heeft gezocht. Zo hebben aangeefsters [Slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] verklaard dat verdachte zijn hand onder hun bovenkleding heeft gestoken en heeft aangeefster [slachtoffer 2] verklaard dat verdachte haar billen heeft betast bij het verlaten van de auto en dat verdachte haar, zonder haar toestemming, met twee handen in de nek heeft gemasseerd zonder dat daar enige aanleiding voor was.
  • Alle aangeefsters hebben verklaard dat verdachte ongepaste opmerkingen naar hen maakte en dat hij een overdreven belangstelling voor hun privéleven toonde.
De gedragingen van verdachte waarbij verdachte de borsten, de vagina en/of de billen van (een van) de slachtoffers heeft aangeraakt, zijn seksueel van aard en in strijd met de sociaal ethische norm die verdachte als rij-instructeur ten opzichte van zijn leerlingen in acht moest nemen. Die gedragingen kwalificeren daarmee als ontuchtige handeling.
De gedragingen van verdachte waarbij verdachte de hand op het bovenbeen heeft gelegd, een kus heeft gegeven, (een van) de slachtoffers heeft vastgepakt in een omhelzing en de buik heeft aangeraakt, zijn eveneens gedragingen die in strijd zijn met de sociaal ethische norm, gelet op de context van de opmerkingen van verdachte gedurende de rijlessen, welke opmerkingen onmiskenbaar seksueel getint waren. Deze gedragingen kwalificeren daarmee ook als ontuchtige handeling.
De ontuchtige handelingen vonden grotendeels plaats in een situatie waarin het voor de slachtoffers — die nagenoeg geen ervaring hadden in het besturen van een auto en derhalve al hun aandacht voor het rijden nodig hadden — zeer moeilijk was om zich aan verdachtes handelen te onttrekken. Die omstandigheid maakt dat de slachtoffers werden gedwongen tot het dulden van die handelingen.
Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank misbruik gemaakt van het overwicht dat hij had op de slachtoffers, vanwege het grote leeftijdsverschil en het gegeven dat hij hun rij-instructeur was.
Uit de door aangeefsters afgelegde verklaringen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat aangeefsters onafhankelijk van elkaar, soortgelijke ervaringen met verdachte hadden en dat verdachte tijdens het geven van die autorijlessen telkens hetzelfde specifieke gedragspatroon volgde dat ten aanzien van alle aangeefsters op essentiële punten grote overeenkomsten vertoonde. Deze overeenkomsten zijn zodanig sterk dat de rechtbank van oordeel is dat de afzonderlijke aangiften elkaar ondersteunen en als schakelbewijs hebben te gelden. De rechtbank merkt daarbij nog op dat wet noch jurisprudentie vereist dat in een schakelbewijsconstructie ten minste één van de feiten zelfstandig bewezen kan worden verklaard, zonder schakeling. Het daarop gerichte verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Anders dan de raadsvrouw twijfelt de rechtbank niet aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefsters [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Uit het procesdossier blijkt dat aangeefsters [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] elkaar kenden, dat de vaders van aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] bij de politie werkzaam zijn en met elkaar hebben gesproken over de ervaringen van hun dochters met verdachte. Uit niets is echter aannemelijk geworden dat aangeefsters [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd of dat de vaders van aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] zouden hebben geprobeerd die verklaringen te beïnvloeden. Daarbij komt dat aangeefster [Slachtoffer 1] , die geen contact met de andere aangeefsters heeft gehad, een verklaring met dezelfde strekking – en op onderdelen zelfs meer belastend voor verdachte – heeft afgelegd en dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat ook andere meisjes hebben ervaren dat verdachte handtastelijk was. Het is dus niet zo dat de verklaringen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op zichzelf staan.
De conclusie
Gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hierna onder “De bewezenverklaring” zal worden weergegeven.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen eventueel in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 01 augustus 2016 tot en met 30 januari 2017 te Helmond althans in Nederland telkens door feitelijkheden [Slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ) een aan zijn, verdachtes, opleiding toevertrouwde minderjarige, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig
  • kussen op het voorhoofd en/of op de wang en/of (gedeeltelijk) op de mond van voornoemde [Slachtoffer 1] en/of
  • zijn, verdachtes, hand op het bovenbeen van voornoemde [Slachtoffer 1] leggen en/of (vervolgens) strelen van het bovenbeen (tot in de liesstreek) en/of
  • met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) aanraken van en/of drukken tegen de vagina van die [Slachtoffer 1] en/of
  • met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) aanraken en/of betasten van en/of duwen tegen en/of knijpen in de borst(en) van die [Slachtoffer 1] en/of
  • vastpakken en tegen zich aantrekken, althans omhelzen van die [Slachtoffer 1] ,

en welke feitelijkheden bestond(en) uit - zakelijk weergegeven -:

  • het bestaande overwicht van verdachte op voornoemde [Slachtoffer 1] , zowel door het grote leeftijdsverschil als door het feit dat verdachte de rij-instructeur van voornoemde [Slachtoffer 1] was en
  • het onverhoeds aanraken met zijn, verdachtes, hand en/of vingers van het been en/of de vagina en/of ander deel van het lichaam van die [Slachtoffer 1] ,

terwijl voornoemde [Slachtoffer 1] samen met (enkel) verdachte in een auto zat en die [Slachtoffer 1] de betreffende auto bestuurde;

2.
op tijdstippen in de periode van 14 juni 2016 tot en met 07 juni 2017 te Helmond althans in Nederland, telkens door feitelijkheden [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] een aan zijn, verdachtes, opleiding toevertrouwde minderjarige, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig
  • kussen op de wang van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
  • zijn, verdachtes, hand op het bovenbeen van voornoemde [slachtoffer 2] leggen en/of (vervolgens) strelen van en/of wrijven over het bovenbeen (tot in de liesstreek) en/of
  • met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) aanraken en/of betasten van de borst(en) van die [slachtoffer 2] en/of
  • met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) aanraken van en/of wrijven over de billen van die [slachtoffer 2] ,

en welke feitelijkheden bestond(en) uit - zakelijk weergegeven -:

  • het bestaande overwicht van verdachte op voornoemde [slachtoffer 2] , zowel door het grote leeftijdsverschil als door het feit dat verdachte de rij-instructeur van voornoemde [slachtoffer 2] was en
  • het onverhoeds aanraken met zijn, verdachtes, hand en/of vingers van het been en/of de borst(en) en/of ander deel van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,

terwijl voornoemde [slachtoffer 2] samen met (enkel) verdachte in een auto zat en die [slachtoffer 2] de betreffende auto bestuurde

3.
op tijdstippen in de periode van 01 december 2016 tot en met 07 juni 2017 te Helmond althans in Nederland, telkens door feitelijkheden [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] ) een aan zijn, verdachtes, opleiding toevertrouwde minderjarige, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig
  • kussen op het voorhoofd en/of op de wang en/of (gedeeltelijk) op de mond van voornoemde [slachtoffer 3] en/of
  • zijn, verdachtes, hand op het bovenbeen van voornoemde [slachtoffer 3] leggen en/of (vervolgens) strelen van het bovenbeen (tot in de liesstreek) en/of
  • met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) aanraken en/of betasten van de borst(en) van die [slachtoffer 3] en/of
  • vastpakken en tegen zich aantrekken, althans omhelzen van die [slachtoffer 3] ,

en welke feitelijkheden bestond(en) uit - zakelijk weergegeven -:

  • het bestaande overwicht van verdachte op voornoemde [slachtoffer 3] , zowel door het grote leeftijdsverschil als door het feit dat verdachte de rij-instructeur van voornoemde [slachtoffer 3] was en
  • het onverhoeds aanraken met zijn, verdachtes, hand en/of vingers van het been en/of de borst(en) en/of ander deel van het lichaam van die [slachtoffer 3] ,

terwijl voornoemde [slachtoffer 3] samen met (enkel) verdachte in een auto zat en die [slachtoffer 3] de betreffende auto bestuurde

4.
op tijdstippen in de periode van 12 januari 2017 tot en met 30 juni 2017 te Helmond althans in Nederland, telkens door een of meerdere feitelijkheden [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum] ) een aan zijn, verdachtes, opleiding toevertrouwde minderjarige, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig
  • zijn , verdachtes, hand op het bovenbeen van voornoemde [slachtoffer 4] leggen en/of (vervolgens) strelen van en/of wrijven over het bovenbeen (tot in de liesstreek) en/of
  • met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) aanraken en/of betasten van de borst(en) van die [slachtoffer 4] en/of
  • met zijn, verdachtes, hand strelen van en/of wrijven over de buik van voornoemde [slachtoffer 4] en/of
  • met zijn, verdachtes, hand aanraken van en/of wrijven over de billen van die [slachtoffer 4] ,

en welke feitelijkheden bestond(en) uit - zakelijk weergegeven -:

  • het bestaande overwicht van verdachte op voornoemde [slachtoffer 4] , zowel door het grote leeftijdsverschil als door het feit dat verdachte de rij-instructeur van voornoemde [slachtoffer 4] was en
  • het onverhoeds aanraken met zijn, verdachtes, hand en/of vingers van het been en/of de borst(en) van die [slachtoffer 4] ,

terwijl voornoemde [slachtoffer 4] samen met (enkel) verdachte in een auto zat en die [slachtoffer 4] de betreffende auto bestuurde.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft, voor het geval de rechtbank tot een veroordeling mocht komen, bepleit verdachte tot een taakstraf te veroordelen, eventueel aangevuld met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat het taakstrafverbod op verdachte van toepassing is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes door hen tegen hun wil te betasten. Verdachte was veel ouder dan zijn minderjarige slachtoffers, die bovendien aan zijn opleiding waren toevertrouwd. Door het leeftijdsverschil en omdat verdachte als rij-instructeur optrad, had verdachte overwicht op de slachtoffers. De slachtoffers bevonden zich als pupil in een afhankelijke positie ten opzichte van verdachte en zij konden zich niet aan zijn handelingen onttrekken, omdat zij ondertussen de auto moesten blijven besturen. Hun jonge leeftijd, afhankelijke positie en beperkte bewegingsvrijheid, maakten hen minder weerbaar. Verdachte moet zich dat gerealiseerd hebben toen hij daar misbruik van maakte.
Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze minderjarigen. Minderjarigen bevinden zich in een gevoelige ontwikkelingsfase van hun leven en zij genieten daarom op seksueel gebied bescherming tegen oudere, verder ontwikkelde personen. Het is algemeen bekend dat de nadelige psychische gevolgen voor slachtoffers in zedenzaken veelal ernstig en langdurig kunnen zijn. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor aangeefsters. Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag en hij ziet het verwerpelijke karakter daarvan kennelijk niet in.
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een taakstraf op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat oplegging van een taakstraf geen recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde; deze modaliteit past niet bij de door verdachte gepleegde zedendelicten ten opzichte van vier aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarigen.
Ter vergelding van het door verdachte aangericht leed en gelet op de aard van de bewezen verklaarde feiten, is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming van verdachte van enkele maanden met zich meebrengt.
Anderzijds zal de rechtbank bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf rekening houden met de leeftijd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en dan met name met zijn gezondheidstoestand, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 16 juni 2020 is gebleken. De rechtbank weegt voorts mee dat de kans op herhaling in een vergelijkbare setting beperkt is, gelet op de omstandigheid dat verdachte geen rij-instructeur meer is.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk passend en geboden. Het opleggen van een deels voorwaardelijke straf, dient ertoe invloed uit te oefenen op het gedrag van verdachte. Het is een stok achter de deur. Als verdachte binnen de proeftijd van twee jaar opnieuw een strafbaar feit pleegt, kan het voorwaardelijk deel van de straf alsnog ten uitvoer worden gelegd.
Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het recht van verdachte op een eerlijke en openbare behandeling van deze zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM, is geschonden. De rechtbank heeft daarbij tot uitgangspunt genomen dat de redelijke termijn is aangevangen op 14 december 2017, de dag dat verdachte over de ten laste gelegde feiten als verdachte is gehoord. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die maken dat dient te worden afgeweken van het uitgangspunt dat de redelijke termijn voor berechting in eerste aanleg twee jaren bedraagt. Een en ander maakt dat bij het doen van deze uitspraak door de rechtbank op 30 juni 2020 de redelijke termijn met ruim zes maanden is overschreden. Voor deze termijnoverschrijding zal de rechtbank verdachte compenseren, in die zin dat de rechtbank een groter deel van de passend geachte straf voorwaardelijk zal opleggen, zoals hierna in het dictum vermeld.
De rechtbank legt een lichtere straf op dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De vorderingen van de benadeelde partijen [Slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
De rechtbank acht als rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten toegebrachte immateriële schade, een schadevergoeding aan de benadeelde partijen toewijsbaar, een en ander zoals in het dictum van dit vonnis nader zal worden aangegeven.
Bij het vaststellen van de hoogte van deze schadevergoeding heeft de rechtbank ten aanzien elk van de benadeelde partijen gelet op de impact die het handelen van verdachte op de individuele aangeefsters heeft gehad zoals daarvan uit de toelichting op hun vordering is gebleken. Bovendien heeft de rechtbank gelet op de schadevergoedingen die in soortgelijke gevallen onder soortgelijke omstandigheden worden toegekend.
De benadeelde partijen [Slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben ook een schadevergoeding gevraagd voor materiële schade. Het gaat dan om betaalde geldbedragen voor genoten rijlessen en/of rijlessen die nadien bij een andere rijschool zijn gevolgd. Het is echter niet eenvoudig te duiden in welke mate het strafbare gedrag van verdachte van invloed is geweest op de leeropbrengst van de rijlessen en de rijvaardigheid van de slachtoffers. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de gevorderde materiële schadevergoeding zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dit deel van de vordering zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partijen [Slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] kunnen de gevorderde materiële schadevergoeding slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden voor elk van de benadeelde partijen begroot op nihil. Verder zal verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor de aan de benadeelde partijen toe te wijzen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank ten aanzien van elke betalingsverplichting bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 60a, 246 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:
ten aanzien van de onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten telkens:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl het feit wordt begaan tegen een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregelen.
ten aanzien van de onder 1, 2,3 en 4 bewezen verklaarde feiten:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
tien maanden.
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf groot
zes maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een
proeftijd van twee jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
ten aanzien van feit 1 voorts:

maatregel van schadevergoedingtot een bedrag
van € 1.200,--.
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [Slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.200,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
ten aanzien van feit 2 voorts:

maatregel van schadevergoedingtot een bedrag
van € 750,--.
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 750,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
ten aanzien van feit 3 voorts:

maatregel van schadevergoedingtot een bedrag
van € 1.000,--.
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van € 1.000,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het toegewezen bedrag, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
ten aanzien van feit 4 voorts:

maatregel van schadevergoedingtot een bedrag
van € 750,--.
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van € 750,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen.


benadeelde partij [Slachtoffer 1][feit 1]:
wijstde vordering van de benadeelde partij
toeen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [Slachtoffer 1] van een bedrag van
€ 1.200,--bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de gevorderde materiële schadevergoeding en het niet toegewezen deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding.
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

benadeelde partij [slachtoffer 2][feit 2]:
wijstde vordering van de benadeelde partij
toeen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van
€ 750,--bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is het restant van de gevorderde immateriële schadevergoeding.
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

benadeelde partij [slachtoffer 3][feit 3]:
wijstde vordering van de benadeelde partij
toeen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van
€ 1.000,--bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de gevorderde materiële schadevergoeding en het niet toegewezen deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding.
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

benadeelde partij [slachtoffer 4][feit 4]:
wijstde vordering van de benadeelde partij
toeen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van
€ 750,--bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de gevorderde materiële schadevergoeding.
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Slaar, voorzitter,
mr. R. van den Munckhof en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 30 juni 2020.
Mr. Damen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt bij de aanduiding van de bewijsmiddelen verwezen naar de paginanummers uit het dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, dienst regionale recherche zeden, proces-verbaalnummer 2017151114, onderzoek WorkCycles, afgesloten op 19 december 2017.