ECLI:NL:RBOBR:2020:3180

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
01/879172-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op 79-jarige man met geweld en bedreiging, afpersing en diefstal

Op 29 juni 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een mededader een 79-jarige man heeft overvallen in zijn woning. De overval vond plaats op 29 december 2018 te Maren-Kessel, gemeente Oss. Het slachtoffer, de vader van de stiefvader van de verdachte, werd met een mes bedreigd en ernstig verwond toen hij tegen een tafel viel. De verdachte en zijn mededader hadden eerder de kluis van de stiefvader van de verdachte leeggeroofd en waren op zoek naar geld in de woning van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader de overval zorgvuldig hadden voorbereid en dat de verdachte op de hoogte was van de kans op geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden voor afpersing en diefstal, waarbij de verdachte ook aansprakelijk werd gesteld voor de schade aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toegewezen voor een bedrag van € 10.630,18 en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor een bedrag van € 26.500,-. De rechtbank heeft ook verbeurdverklaring van bepaalde inbeslaggenomen goederen gelast.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879172-19
Datum uitspraak: 29 juni 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1998] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Sittard.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 juli 2019, 23 september 2019, 16 december 2019, 9 maart 2020, 4 juni 2020 en 15 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 mei 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 december 2018 te Maren-Kessel, gemeente Oss, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] (geboren op [1939] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- met (deels) gelaatsbedekkende kleding de woning van die [slachtoffer 1] binnen is gegaan en/of
- (dreigend) een mes, althans een scherp voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of aan die [slachtoffer 1] heeft voorgehouden en/of getoond, althans zichtbaar heeft gedragen voor die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft geroepen: "geld, waar is het geld" en/of "Ik moet geld hebben" en/of "kom op met dat geld" en/of "schiet op, waar is dat geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (terwijl die [slachtoffer 1] zijn portemonnee pakte) die [slachtoffer 1] een duw heeft gegeven (waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen) en/of
- vervolgens de portemonnee uit de handen van die [slachtoffer 1] heeft gegrist en/of gepakt en/of vervolgens het geld uit die portemonnee heeft gepakt en/of (daarbij) heeft geroepen: "is er nog meer geld in huis" en/of "ik moet meer hebben" en/of
- heeft geprobeerd om de handen van die [slachtoffer 1] met tie-wraps vast te maken;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 december 2018 te Maren-Kessel, gemeente Oss, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (geboren op [1939] ) heeft gedwongen tot de afgifte van geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] toebehoorde,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- met (deels) gelaatsbedekkende kleding de woning van die [slachtoffer 1] binnen is gegaan en/of
- (dreigend) een mes, althans een scherp voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of aan die [slachtoffer 1] heeft voorgehouden en/of getoond, althans zichtbaar heeft gedragen voor die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft geroepen: "geld, waar is het geld" en/of "Ik moet geld hebben" en/of "kom op met dat geld" en/of "schiet op, waar is dat geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (terwijl die [slachtoffer 1] zijn portemonnee pakte) die [slachtoffer 1] een duw heeft gegeven (waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen) en/of
- vervolgens de portemonnee uit de handen van die [slachtoffer 1] heeft gegrist en/of gepakt en/of vervolgens het geld uit die portemonnee heeft gepakt en/of (daarbij) heeft geroepen: "is er nog meer geld in huis" en/of "ik moet meer hebben" en/of
- heeft geprobeerd om de handen van die [slachtoffer 1] met tie-wraps vast te maken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 juli 2018 tot en met 17 juli 2018 te Helmond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
geld (gelegen in een kluis), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die kluis en/of tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 juli 2018 tot en met 15 april 2019 te Helmond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten geld, heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van hetgeen onder feit 1 primair en feit 2 primair is ten laste gelegd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank acht anders dan de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd. De feitelijke handeling die heeft plaatsgevonden, te weten het door aangever afgeven van zijn portemonnee aan [medeverdachte] (hierna: medeverdachte) na het toepassen van geweld en bedreiging met geweld is naar het oordeel van de rechtbank te kwalificeren als afpersing, hetgeen onder feit 1 subsidiair ten laste is gelegd. Verdachte wordt daarom van hetgeen onder feit 1 primair ten laste is gelegd vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 primair
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair-een verklaring van [slachtoffer 1] d.d. 29 december 2018; [2]
-een verklaring van [slachtoffer 1] d.d. 25 februari 2019; [3]
-een verklaring van [medeverdachte] d.d. 16 april 2019; [4]
-de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 15 juni 2020.
Ten aanzien van feit 2 primair:
-een verklaring van [slachtoffer 2] d.d. 17 april 2019; [5]
-de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 15 juni 2020.
De rechtbank heeft gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
(subsidiair)
op 29 december 2018 te Maren-Kessel, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (geboren op [1939] ) heeft gedwongen tot de afgifte van geld dat aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zijn mededader
- met deels gelaatsbedekkende kleding de woning van die [slachtoffer 1] binnen is gegaan

en

- dreigend een mes, op die [slachtoffer 1] heeft gericht en aan die [slachtoffer 1] heeft voorgehouden en getoond, en daarbij tegen die [slachtoffer 1] heeft geroepen: "geld, waar is het geld" en "Ik moet geld hebben" en "kom op met dat geld" en "schiet op, waar is dat geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 1] een duw heeft gegeven waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en
- vervolgens de portemonnee uit de handen van die [slachtoffer 1] heeft gegrist en vervolgens het geld uit die portemonnee heeft gepakt en daarbij heeft geroepen: "is er nog meer geld in huis" en "ik moet meer hebben" en
- heeft geprobeerd om de handen van die [slachtoffer 1] met tie-wraps vast te maken;
2.
in de periode van 13 juli 2018 tot en met 17 juli 2018 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, geld (gelegen in een kluis), dat toebehoorde, aan [slachtoffer 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot die kluis hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dan aan verdachte voor de feiten 1 primair en 2 primair
een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte, zijn blanco documentatie en met betrekking tot feit 1 dat niet hij, maar zijn mededader het slachtoffer heeft mishandeld.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met medeverdachte ingebroken in de woning van het hoogbejaarde, alleenwonende slachtoffer. Het slachtoffer van 79 jaar was de vader van de stiefvader van verdachte. Enkele maanden daarvoor hadden de verdachten de kluis van de stiefvader van verdachte leeggeroofd. Zij hebben toen € 26.500,- buit gemaakt. Verdachte verkeerde in de veronderstelling dat ook in de woning van de vader van zijn stiefvader een groot contant geldbedrag aanwezig was. De verdachten hebben de dagelijkse gang van zaken van het slachtoffer enige tijd geobserveerd om een geschikt moment voor de roofoverval te kiezen. Uiteindelijk hebben zij gekozen voor 29 december 2018, omdat verdachte geld nodig had voor het vieren van Oud op Nieuw. Dat de verdachten wisten dat het slachtoffer waarschijnlijk thuis zou zijn heeft hen er niet van weerhouden om de woning binnen te gaan. De medeverdachte is de woning binnengedrongen met een gezichtsbedekking, en in het bezit van een mes en tie-wraps. Toen hij het slachtoffer aantrof heeft hij het slachtoffer bedreigd met het mes en hem met twee handen tegen de borst geduwd, waardoor het slachtoffer met zijn hoofd tegen een tafel viel. Het slachtoffer raakte daardoor ernstig gewond. Verdachten hebben € 1200,- weggenomen. Verdachte, die buiten in de auto op de uitkijk stond, is met de medeverdachte vertrokken, terwijl zijn medeverdachte hem direct had verteld dat het slachtoffer gewond was geraakt en een bloedende hoofdwond had. Hij heeft niet medische hulp verleend of de hulpdiensten gewaarschuwd, maar heeft het slachtoffer in hulpeloze toestand achtergelaten.
Het behoeft geen betoog dat deze roofoverval een uiterst traumatische ervaring voor het slachtoffer is. Alles heeft zich afgespeeld in zijn woning, een plek waar hij zich juist veilig zou moeten voelen.
Voor zijn verwondingen is het slachtoffer opgenomen geweest in het ziekenhuis en het revalidatiecentrum. Het slachtoffer ondervindt nog steeds veel last van de overval. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring en de getuigenissen van zijn dochter blijkt dat het slachtoffer van een fitte actieve 79-jarige man die midden in het leven stond, een oude en kwetsbare man is geworden.
Ook de naasten van het slachtoffer zijn zeer aangedaan door de overval, temeer daar verdachte de stiefzoon van de zoon van het slachtoffer is. Daarnaast heeft de overval een grote impact gehad op de inwoners in Maren-Kessel, de woonplaats van het slachtoffer. Uit de verklaringen die zijn afgelegd blijkt dat ook zij geschokt zijn en zich niet langer veilig voelen in hun woning.
De rechtbank houdt de beide verdachten in gelijke mate verantwoordelijk voor de overval. De medeverdachte heeft weliswaar het geweld toegepast, maar verdachte was nauw betrokken bij de overval. Verdachte was de initiatiefnemer; hij wist dat er een zeer grote kans bestond dat het slachtoffer thuis zou zijn en dat er een fysieke confrontatie zou plaats vinden tussen het slachtoffer en de medeverdachte en hij wist dat de medeverdachte een mes en tie-wraps bij zich had. Verdachte aanvaardde daarmee dat geweld zou worden gebruikt. Beide verdachten hebben enkel oog gehad voor hun eigen belang, het geldelijk gewin. Het geld hebben zij opgemaakt aan luxe goederen en uitgaan. Beide verdachten hebben de overval tezamen voorbereid en uitgevoerd. De rechtbank neemt het hen beide kwalijk dat zij geen hulp hebben ingeroepen terwijl zij wisten dat het slachtoffer oud en gewond in de woning lag.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat beide slachtoffers naasten van hem zijn.
Door de psycholoog A. Geize is op 9 oktober 2019 gerapporteerd. Zij doet geen uitspraak over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte, omdat verdachte beperkte openheid leek te geven over zijn middelengebruik en niet met zekerheid kon worden onderbouwd welke invloed het middelengebruik had op het oppositioneel-opstandige gedrag van verdachte.
De reclassering heeft op 24 september 2019 gerapporteerd. De reclassering ziet geen mogelijkheid verdacht te begeleiden. Er worden op praktische leefgebieden geen problemen gesignaleerd. Verdachte heeft zelf geen hulpvragen en vindt niet dat hulpverlening nodig is. Dit in combinatie met de berekenende, pro-criminele houding van verdachte maakt dat reclasseringstoezicht niet zal bijdragen aan recidive vermindering.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving voor zo’n ernstig feit niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een langdurige gevangenisstraf.
Bij haar beslissing over de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Bij een overval in een woning geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 tot 5 jaar. Strafverzwarend zijn de ernst van het letsel dat het slachtoffer is toegebracht en de kwetsbaarheid van het slachtoffer. In het voordeel van verdachte weegt mee zijn jonge leeftijd.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op van vier jaar.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 12.031,28, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, immateriële schade, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering toe te wijzen tot een bedrag van
€ 9.504,20,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verzocht om dit bedrag hoofdelijk toe te wijzen.
De officier van justitie heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de posten: camera met bel, veiligheidsknop buitendeur, Watchi Care horloge en reiskosten van de familie van [slachtoffer 1] omdat dit naar de mening van de officier van justitie geen rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade betreft.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding ad € 5.000,- en materiële schadevergoeding ad € 5.630,18 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de gevorderde reis-en parkeerkosten van de familie van [slachtoffer 1] aan te merken als toewijsbare verplaatste materiële schade ex artikel 6:107, eerste lid, aanhef en onder a, van het Burgerlijk Wetboek. Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking en zullen daarom worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de volgende onderdelen van de vordering: camera met bel ad € 149,-, veiligheidsknop buitendeur ad € 438,95 en Watchi Care horloge ad € 313,33, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 500.00.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het bedrag van € 10.630,18 bestaande uit materiële en immateriële schade, tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2018 tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 26.500,- aan materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering geheel hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2018 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn die aan de veroordeelde toebehoorden en die geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten zijn verkregen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 33, 33a, 36f, 57, 310, 311, 312 en 317 van het
Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1 subsidiair:afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
t.a.v. feit 2 primair:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak; verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straffen en maatregelen:
t.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2 primair:gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht;
t.a.v. feit 1 subsidiair:maatregel van schadevergoeding van € 10.630,18 subsidiair 87 dagen gijzeling;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van €10.630,18 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 87 dagen gijzeling; het bedrag bestaat uit een bedrag van € 5.000,- immateriële schade en € 5.630,18 materiële schade;
verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald;
de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 11.130,18, te weten € 5.000,- en immateriële schade en € 5.630,18,- materiële schade;
het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald;
indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op
€ 500,00 (proceskosten);
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, te weten de posten: camera met bel ad € 149,-, veiligheidsknop buitendeur ad € 438,95 en Watchi Care horloge ad € 313,33 niet- ontvankelijk is;
t.a.v. feit 2 primair:maatregel van schadevergoeding van € 26.500,- subsidiair 167 dagen gijzeling;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 26.500,- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 167 dagen gijzeling;
het bedrag bestaat uit materiële schade (post: geld uit de kluis gestolen).
verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald;
de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 26.500,- te weten materiële schadevergoeding (post: geld uit de kluis gestolen);
het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald;
indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: een Moncler bodywarmer en een Phillip Plein zonnebril.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter,
mr. N. Flikkenschild en mr. A.M. Kooijmans-de Kort, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 29 juni 2020.
Mr. Kooijmans-de Kort is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, districtsrecherche ‘s-Hertogenbosch, onderzoek Hatzfeld/ OB1R018182, aantal pagina’s: 481. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Proces-verbaal pag. 107-110.
3.Proces-verbaal pag. 120.
4.Proces-verbaal pag. 410-411.
5.Proces-verbaal pag. 342-350;