ECLI:NL:RBOBR:2020:3109

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
C/01/355987 / HA ZA 20-149
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot zekerheidstelling proceskosten in civiele procedure tussen buitenlandse vennootschap en Nederlandse besloten vennootschap

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, is op 24 juni 2020 vonnis gewezen in een incident betreffende de zekerheidstelling van proceskosten. De eiseres in de hoofdzaak, Sungin Knitting Co. Limited, een vennootschap naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, werd geconfronteerd met een vordering van de gedaagde, Knit to Fit B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd in Eindhoven. Knit to Fit vorderde op basis van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat Sungin Knitting zekerheid zou stellen voor de proceskosten, aangezien zij geen woon- of gewone verblijfplaats in Nederland heeft. De rechtbank oordeelde dat Sungin Knitting inderdaad zekerheid moest stellen, omdat de uitzonderingen in artikel 224 lid 2 Rv niet van toepassing waren. De rechtbank begrootte het bedrag waarvoor zekerheid moest worden gesteld op € 9.489,-, bestaande uit griffierecht, advocaatkosten en nakosten.

Sungin Knitting voerde aan dat een bankgarantie van € 5.500,- volstond, maar de rechtbank oordeelde dat het gevorderde bedrag gerechtvaardigd was. De rechtbank bepaalde dat Sungin Knitting de zekerheid binnen vier weken na het vonnis moest stellen en dat Knit to Fit binnen vier weken na het stellen van de zekerheid moest reageren. De proceskosten van het incident werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De hoofdzaak zal opnieuw op de rol komen op 19 augustus 2020 voor uitlating van beide partijen over de gestelde zekerheid.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/355987 / HA ZA 20-149
Vonnis in incident van 24 juni 2020
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
SUNGIN KNITTING CO. LIMITED,
gevestigd te Hong Kong,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M. Sliphorst-Dekker te Purmerend,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KNIT TO FIT B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. D.C.M.H. Vielvoye te Tilburg.
Partijen zullen hierna Sungin Knitting en Knit to Fit genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 december 2019;
  • de incidentele conclusie houdende zekerheidstelling proceskosten ex artikel 224 Rv van Knit to Fit van 29 april 2020;
  • de antwoordakte in het incident van Sungin Knitting van 13 mei 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Met een beroep op artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv), vordert Knit to Fit dat Sungin Knitting zekerheid stelt voor de proceskosten. Sungin Knitting is immers gevestigd in Hong Kong en geen van de uitzonderingen genoemd in artikel 224 lid 2 Rv zijn hier van toepassing, aldus Knit to Fit.
Het bedrag van de zekerheidstelling door Sungin Knitting begroot Knit to Fit op € 15.465,50. Daarbij gaat Knit to Fit uit van € 4.131,- aan griffierecht en 6,5 punten van liquidatietarief V (€ 1.707,- per punt), te vermeerderen met nakosten van € 157,- plus € 82,-. De genoemde 6,5 punten van het liquidatietarief hangen samen met de volgende proceshandelingen: de incidentele conclusie, een pleidooi of een andere zitting in dit incident, de conclusie van antwoord in conventie (tevens eis in reconventie), de mondelinge behandeling en een getuigenverhoor met conclusie.
2.2.
Sungin Knitting verweert zich enkel tegen de hoogte van het bedrag waarvoor zij zekerheid zal moeten stellen en tegen de gevorderde wijze van zekerheidstelling. Een bankgarantie voor een bedrag van € 5.500,- zou volgens Sungin Knitting volstaan.
2.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat Sungin Knitting geen woon- of gewone verblijfplaats heeft in Nederland, zodat zij in beginsel de gevorderde zekerheid moet stellen. De in het tweede lid van artikel 224 Rv genoemde omstandigheden waarin van dit beginsel moet worden afgeweken, zijn in deze zaak niet van toepassing. Sungin Knitting moet dus zekerheid stellen voor de proceskosten.
Ten aanzien van het bedrag waarvoor zij zekerheid moet stellen, overweegt de rechtbank als volgt. Knit to Fit heeft in de hoofdzaak € 4.131,- griffierecht betaald. Voor wat betreft het salaris advocaat kan in dit stadium van de procedure een bedrag van € 5.121,- voldoende worden geacht. De rechtbank gaat daarbij uit van drie punten - voor de conclusie van antwoord, voor de mondelinge behandeling en voor een aanvullende handeling zoals een akte of nadere conclusie - tegen tarief V (€ 1.707,- per punt). Bovendien zullen de gevorderde nakosten van € 157,- en € 82,- worden toegewezen. Voor het vaststellen van een hoger bedrag aan advocaatsalaris - zoals Knit to Fit heeft gevorderd - bestaat in deze stand van de procedure vooralsnog geen aanleiding. Hierbij weegt de rechtbank mee, dat het Knit to Fit vrij staat om lopende de hoofdzaak op grond van artikel 224 Rv om aanvullende zekerheid te vragen, voor het geval de proceskosten oplopen tot boven het bedrag waarvoor thans zekerheid dient te worden gesteld.
Uit het voorgaande volgt dat Sungin Knitting voor een bedrag van (€ 4.131,- + € 5.121,- +
€ 157,- + € 82,- is afgerond) € 9.489,- zekerheid dient te stellen.
2.4.
Knit to Fit vordert dat Sungin Knitting zekerheid verschaft door het stellen van een onherroepelijke bankgarantie, afgegeven door een te goeder naam en faam bekendstaande Nederlandse bank, die uitwinbaar is door Knit to Fit op vertoon van een vonnis waarbij Sungin Knitting in de proceskosten is veroordeeld.
De rechtbank stelt hierbij voorop dat ingevolge artikel 6:51 BW de vorm van de zekerheid in beginsel ter keuze van Sungin Knitting zelf staat. Redenen om van dat beginsel te kunnen afwijken zijn gesteld noch gebleken. Het is daarom niet aan de rechtbank om daarover in deze incidentele procedure al een beslissing te nemen. De vordering van Knit to Fit op dit punt zal daarom worden afgewezen.
2.5.
Gelet op artikel 616 lid 3 Rv zal de rechtbank een termijn van vier weken bepalen voor het stellen van zekerheid door Sungin Knitting. Voorts zal de rechtbank eenzelfde termijn bepalen waarbinnen Knit to Fit de gestelde zekerheid moet hebben geweigerd of aanvaard. De rechtbank wijst partijen erop dat zij om verlenging van deze termijnen kunnen vragen, dat het door Sungin Knitting niet binnen de termijn stellen van zekerheid in beginsel leidt tot haar niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak en dat het door Knit to Fit niet binnen de gestelde termijn reageren op de zekerheid in beginsel leidt tot het verval van haar bevoegdheid om zekerheid te eisen.
Voorts wijst de rechtbank partijen op het volgende. Indien tussen partijen naar aanleiding van dit vonnis een geschil ontstaat over de vraag of Sungin Knitting
tijdigde zekerheid heeft gesteld dan wel de vraag of Knit to Fit de geboden zekerheid
tijdigheeft geweigerd of aanvaard, dan dient dat geschil ter beoordeling aan de rechtbank (de rolrechter) te worden voorgelegd. Daarentegen wordt - ingevolge artikel 616 lid 1 Rv - in geval van geschil over de
genoegzaamheidvan de (tijdig) gestelde zekerheid daarover op vordering van de meest gerede partij in kort geding beslist door de voorzieningenrechter van deze rechtbank.
2.6.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

3.De beslissing

De rechtbank,
3.1.
bepaalt dat Sungin Knitting zekerheid zal moeten stellen tot een bedrag van € 9.489,- voor de proceskosten waarin zij jegens Knit to Fit in de hoofdzaak zou kunnen worden veroordeeld;
3.2.
bepaalt dat Sungin Knitting de zekerheid moet stellen binnen vier weken na dit vonnis;
3.3.
bepaalt dat Knit to Fit binnen vier weken na het stellen van zekerheid, die zekerheid moet weigeren of aanvaarden;
3.4.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.5.
wijst af het anders of meer gevorderde;
in de hoofdzaak:
3.6.
bepaalt dat de hoofdzaak weer op de rol van rol zal komen van
19 augustus 2020voor uitlating van Sungin Knitting en van Knit to Fit omtrent de gestelde zekerheid.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Schollen-den Besten en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2020.