Op 11 juni 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren op een onbekende datum en woonachtig op een onbekend adres. De officier van justitie had op 26 mei 2020 een verzoek ingediend voor een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg, gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege coronamaatregelen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat mr. F.P. Aarts, en de zorgverantwoordelijke psychiater.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstig nadeel voor de betrokkene, met een aanzienlijk risico op levensgevaar voor zowel de betrokkene als anderen. Dit risico is gerelateerd aan de psychische stoornis van de betrokkene, die onder andere bestaat uit paranoïde angsten en suïcidaliteit. De rechtbank concludeert dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden.
De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 11 december 2020, en stelt dat er een nieuw zorgplan moet worden opgesteld in overleg met de betrokkene. De rechtbank benadrukt het belang van overleg met de zorgverantwoordelijke psychiater en de betrokkenheid van de moeder van de betrokkene bij dit proces. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M. Lammers, rechter, en er staat een rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beschikking.