ECLI:NL:RBOBR:2020:2983

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2020
Publicatiedatum
12 juni 2020
Zaaknummer
C/01/358837 / FA RK 20-2349
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg met betrekking tot een betrokkene met psychische stoornissen

Op 11 juni 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren op een onbekende datum en woonachtig op een onbekend adres. De officier van justitie had op 26 mei 2020 een verzoek ingediend voor een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg, gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege coronamaatregelen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat mr. F.P. Aarts, en de zorgverantwoordelijke psychiater.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstig nadeel voor de betrokkene, met een aanzienlijk risico op levensgevaar voor zowel de betrokkene als anderen. Dit risico is gerelateerd aan de psychische stoornis van de betrokkene, die onder andere bestaat uit paranoïde angsten en suïcidaliteit. De rechtbank concludeert dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden.

De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 11 december 2020, en stelt dat er een nieuw zorgplan moet worden opgesteld in overleg met de betrokkene. De rechtbank benadrukt het belang van overleg met de zorgverantwoordelijke psychiater en de betrokkenheid van de moeder van de betrokkene bij dit proces. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M. Lammers, rechter, en er staat een rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/358837 / FA RK 20-2349
Uitspraak : 11 juni 2020

Beschikking betreffende een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

van de rechtbank Oost-Brabant naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats en adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. F.P. Aarts.

Het procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 26 mei 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur;
  • de medische verklaring van 20 mei 2020;
  • het zorgplan van 22 mei 2020;
  • de relevante politiegegevens en een uittreksel justitiële documentatie;
  • gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 juni 2020. Vanwege de veiligheidsmaatregelen naar aanleiding van het coronavirus heeft dit (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona) telefonisch plaatsgevonden vanuit het gerechtsgebouw in ’s-Hertogenbosch.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat mr. F.P. Aarts;
  • de moeder van betrokkene;
  • [naam] , psychiater, tevens zorgverantwoordelijke;
  • [naam] , casemanager.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en wat tijdens de mondeling behandeling is besproken, is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat met name uit het aanzienlijk risico op levensgevaar voor anderen en voor betrokkene zelf. Betrokkene is vanuit zijn paranoïde angsten dreigend en fysiek agressief geweest naar anderen, waaronder zijn ouders; in het verleden is sprake geweest van een suïcidepoging vanuit psychotische belevingen. Daarbij bestaat voor anderen het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade. Voor betrokkene bestaat het aanzienlijk risico op ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Betrokkene dreigt zijn woning te verliezen. Verder is de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een chronisch psychotisch toestandsbeeld. Daarnaast is sprake van autisme en cannabisgebruik.
Betrokkene heeft zorg nodig om het ernstig nadeel en een crisissituatie af te wenden, zijn fysieke gezondheid te stabiliseren of te herstellen en zijn geestelijke gezondheid te stabiliseren en dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk terugkrijgt.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene heeft medicatie nodig om niet verder te decompenseren. Toen medicatie werd verstrekt in een vrijwillig kader is betrokkene gedecompenseerd .Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • opnemen in een accommodatie.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij veel last heeft van bijwerkingen verbonden aan zijn medicatie die hij in depotvorm krijgt toegediend. Hij voelt zich na iedere toediening een aantal dagen slecht. Betrokkene voelt zich hierin niet gehoord en hij meent niet genoeg rekening wordt gehouden met zijn wensen ten aanzien van zijn medicatie. Zijn moeder heeft bevestigd dat betrokkene zich na toediening van de medicatie telkens opnieuw meer dan een week erg slecht voelt. Daarnaast heeft betrokkene verklaard dat de inhoud van het zorgplan niet met hem is besproken. De zorgverantwoordelijke psychiater heeft verklaard dat het concept-zorgplan inderdaad niet is besproken met betrokkene, omdat betrokkene hier niet voor open stond. Hij was het niet eens met het zorgplan maar weigerde hierover in gesprek te gaan met zijn casemanager, die wel heeft geprobeerd met hem in gesprek te gaan. Desgevraagd geeft de zorgverantwoordelijke aan dat zij bereid was en is om met betrokkene in gesprek te gaan over zijn zorgplan en medicatie en dat betrokkene daarbij desgewenst kan worden bijgestaan door zijn moeder.
De rechtbank stelt vast dat het zorgplan van 22 mei 2020 niet is vastgesteld in overleg met betrokkene, zoals is voorgeschreven in artikel 5:13, lid 1, van de Wvggz. Betrokkene heeft belang bij een goed overleg met de zorgverantwoordelijke psychiater over het zorgplan, met name vanwege zijn bezwaren tegen de huidige medicatie. Betrokkene heeft er ook belang bij dat zijn moeder bij dat overleg wordt betrokken en artikel 5:13 van de Wvggz voorziet ook in die mogelijkheid.
De rechtbank is van oordeel dat de zorgverantwoordelijke psychiater een nieuw zorgplan dient op te stellen, waarbij betrokkene tenminste in de gelegenheid wordt gesteld om zijn wensen en bezwaren betreffende de zorg rechtstreeks aan haar kenbaar te maken en waarbij ook zijn moeder wordt betrokken als hij dat wenst. De zorgverantwoordelijke heeft aangegeven dat zij daartoe ook bereid is.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden en geldt dus tot en met 11 december 2020.

De beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 december 2020;
bepaalt dat een nieuw zorgplan moet worden opgesteld, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Lammers, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Conc: LdW
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.