ECLI:NL:RBOBR:2020:2943

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 juni 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
01/880178-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van de handel in vuurwapens met gebruik van OVC-gesprekken als bewijs

Op 12 juni 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de handel in vuurwapens, in strijd met artikel 9 van de Wet wapens en munitie. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek waarbij onder andere OVC-gesprekken als bewijs zijn gebruikt. De verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd in P.I. Arnhem, werd beschuldigd van het maken van afspraken over de bewerking, aankoop, verkoop en het verbergen van vuurwapens, waaronder M16’s, Walther P99’s en Glocks. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als wapenleverancier van een crimineel samenwerkingsverband kon worden gekwalificeerd, maar dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de wapenhandel. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, terwijl de officier van justitie een straf van zes jaar had geëist. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar benadrukte de ernst van de feiten en het risico dat het ongecontroleerd bezit van vuurwapens met zich meebrengt. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering en de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880178-19
Datum uitspraak: 12 juni 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[Verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd te: P.I. Arnhem.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 maart 2020 en 29 mei 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 februari 2020.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 29 mei 2020 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 juli 2019 tot en met 10 december 2019 te Helmond en/of Oss en/of een of meerdere (andere) plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) zonder erkenning, althans buiten de erkenning handelend,
één of meer vuurwapens van categorie II en/of categorie III (waaronder: Glock(s)17 en/of Glock(s)19 (p. 117, 118, 125, 129-132, 136) en/of Walther(s) P99 (p. 117, 118) en/of Colt(s) M16 (p. 118, 135, 136) en/of onderdelen van vuurwapens van categorie II en/of categorie III (waaronder: lopen en/of magazijnen en/of dempers (p. 123, 124, 136, 137, 146) en/of munitie van categorie II en/of categorie III (waaronder; patronen 635 en/of 765 en/of 9 mm (p. 124, 133),
heeft vervaardigd en/of heeft getransformeerd en/of ter beschikking heeft gesteld en/of heeft hersteld en/of heeft verhandeld en/of heeft onderhandeld over transacties en/of transacties heeft geregeld voor de aankoop en/of verkoop en/of levering van wapens en/of onderdelen van wapens en/of munitie, terwijl hij en/of zijn mededader(s) hiervan een beroep en/of gewoonte heeft/hebben gemaakt,
hebbende hij, verdachte,:
- met [medeverdachte] en/of een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) afspraken gemaakt over de bewerking van bovengenoemde wapens en/of onderdelen van deze wapens en/of - de bovengenoemde wapens en/of onderdelen van deze wapens bewerkt en/of
- met [medeverdachte] en/of een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) afspraken gemaakt over de aankoop en/of verkoop en/of bewaarplaats en/of vraagprijs en/of functie van bovengenoemde wapens en/of onderdelen van deze wapens en/of munitie en/of
- (vervolgens) gesprekken en/of onderhandelingen gevoerd en/of heeft laten voeren over de vraagprijs en/of levering van deze vuurwapens en/of onderdelen van deze vuurwapens en/of munitie en/of
- bovengenoemde wapens en/of onderdelen van deze vuurwapens en/of munitie verborgen en/of bewaard en/of vervoerd;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat vrijspraak moet volgen.
De rechtbank dient voorzichtigheid te betrachten bij het interpreteren van de inhoud van de in het dossier opgenomen OVC-gesprekken. Uit de inhoud van deze OVC-gesprekken kan niet zonder meer volgen dat deze gaan over wapenhandel. De verdediging is van mening dat de inhoud van de OVC-gesprekken ook kan gaan over wapens, zoals antieke, airsoft of deco-wapens Dergelijke wapens zijn vrijgesteld en niet strafbaar als bedoeld in de Wet wapens en munitie.
Daarnaast is nergens uit gebleken dat verdachte iets wist van eventueel crimineel handelen van de [familie] uit Oss. Hij heeft daar geen enkele rol, aandeel of betrokkenheid in gehad. Verdachte heeft niets te maken met het aantreffen van vuurwapens en munitie bij de [familie] op de locatie [adres] in Oss. [medeverdachte] kent verdachte enkel als een vriend die, net als verdachte, geïnteresseerd is in wapens.
Kort gezegd is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan wapenhandel. Gelet op de beperkte periode kan in ieder geval niet worden bewezen dat verdachte een beroep of gewoonte heeft gemaakt van de hem verweten wapenhandel.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht bewezen hetgeen verdachte wordt verweten. De rechtbank betrekt bij dit oordeel de in de bewijsmiddelenbijlage opgenomen bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de in de bewijsmiddelen opgenomen OVC-gesprekken gaat over echte vuurwapens. Verdachte had direct contact met [medeverdachte] en in hun gesprekken komt onmiskenbaar naar voren dat zij het hebben over M16’s, Walther P99’s, Glocks, PPK’s (type pistool van het merk Walther) en onderdelen en munitie voor dergelijke vuurwapens. Een extra aanwijzing dat het gaat om echte vuurwapens en niet – zoals de raadsman heeft gesteld – om airsoft of deco-wapens is gelegen in het feit dat [medeverdachte] kort voor of kort nadat hij verdachte spreekt en bij de woning/loods van verdachte aanwezig is geweest, diezelfde dag aanwezig is op de [adres] in Oss. Op basis van de bakengegevens van het voertuig (Citroen Berlingo met het [kenteken] ) en de inhoud van OVC-gesprekken kan dit worden vastgesteld. Daarbij komt dat de werking van het ‘hydraulisch liftsysteem’ dat in deze Berlingo aanwezig was, op beide locaties hoorbaar is in de OVC-gesprekken. Op de locatie [adres] in Oss zijn enkele maanden later daadwerkelijk echte (automatische) vuurwapens en pistolen, ook van voornoemde merken en types, en munitie aangetroffen.
De rechtbank gaat uit van handel in echte vuurwapens en overige handelingen, zoals die blijken uit het tenlastegelegde. Verdachte heeft daarbij nauw en bewust samengewerkt met [medeverdachte] en op basis van de inhoud van de OVC-gesprekken kan eveneens worden bewezen dat verdachte van deze handel in vereniging een gewoonte of beroep heeft gemaakt. Hij hield zich al geruime tijd bezig met de handel van en het bewerken van (automatische) vuurwapens en/of onderdelen hiervan en munitie. Dat blijkt onder meer duidelijk uit het OVC-gesprek van 31 juli 2019, [sessienummer]
(pagina’s 146 en 147 van het einddossier).
De inhoud van de OVC-gesprekken, in combinatie met de bakengegevens van de Citroen Berlingo, in gebruik bij [medeverdachte] en het aantreffen van de verbogen ruimte met een ‘hydraulisch liftsysteem’ in voornoemd voertuig, maken dat van verdachte een verklaring hierover kan worden gevergd. Nu verdachte geen aannemelijke uitleg over de inhoud van de OVC-gesprekken wenst te geven, zal de rechtbank uitgaan van de juistheid van de hiervoor beschreven interpretatie van de inhoud van deze OVC-gesprekken. De rechtbank is van oordeel dat de pleegperiode is gelegen in de periode van 26 juli 2019 (eerste OVC-gesprek met [medeverdachte] ) tot en met 12 augustus 2019 (laatste waarneming baken op [adres] in Helmond in combinatie met de inhoud van een OVC-gesprek met [medeverdachte] .
In het overige door de verdediging aangevoerde ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen, dan te komen tot een bewezenverklaring als hierna te melden.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen in de bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelenbijlage en de hiervoor opgenomen bewijsoverweging komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 26 juli 2019 tot en met 12 augustus 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, buiten de erkenning handelend,
vuurwapens van categorie II en/of categorie III (waaronder: Glock(s)17 en/of Glock(s)19 en/of Walther(s) P99 en/of Colt(s) M16 en/of onderdelen van vuurwapens van categorie II en/of categorie III (waaronder: lopen en/of magazijnen en/of dempers en/of munitie van categorie II en/of categorie III (waaronder; patronen 635 en/of 765 en/of 9 mm,
heeft vervaardigd en/of heeft getransformeerd en/of ter beschikking heeft gesteld en/of heeft hersteld en/of heeft verhandeld en/of heeft onderhandeld over transacties en/of transacties heeft geregeld voor de aankoop en/of verkoop en/of levering van wapens en/of onderdelen van wapens en/of munitie, terwijl hij en zijn mededader hiervan een beroep en/of gewoonte hebben gemaakt,
hebbende hij, verdachte,:
- met [medeverdachte] en/of een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) afspraken gemaakt over de bewerking van bovengenoemde wapens en/of onderdelen van deze wapens en/of - de bovengenoemde wapens en/of onderdelen van deze wapens bewerkt en/of
- met [medeverdachte] en/of een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) afspraken gemaakt over de aankoop en/of verkoop en/of bewaarplaats en/of vraagprijs en/of functie van bovengenoemde wapens en/of onderdelen van deze wapens en/of munitie en/of
- (vervolgens) gesprekken en/of onderhandelingen gevoerd en/of heeft laten voeren over de vraagprijs en/of levering van deze vuurwapens en/of onderdelen van deze vuurwapens en/of munitie en/of
- bovengenoemde wapens en/of onderdelen van deze vuurwapens en/of munitie verborgen en/of bewaard en/of vervoerd;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat – in het geval van een bewezenverklaring – de rechtbank bij de strafoplegging ernstig rekening moet houden met de gezondheidssituatie van verdachte, met de relatief beperkte pleegperiode, met zijn blanco strafdocumentatie en met de inhoud van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich - in strijd met de Wet wapens en munitie - gedurende een periode van ruim twee weken schuldig gemaakt aan het maken van een beroep of gewoonte van het medeplegen van de handel in vuurwapens.
Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. De handel in vuurwapens handhaaft en versterkt het voorhanden hebben en gebruiken van dergelijke vuurwapens. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd verhandelen van vuurwapens. Verdachte heeft frequent onder meer gehandeld in M16’s en andere (automatische) machinegeweren dan wel (automatische) pistolen.
Daarbij komt dat aan verdachte verlof is verstrekt voor het voorhanden hebben van vuurwapens, met name voor zijn hobby als sportschutter. Ook had verdachte de beschikking over een erkenning in het kader van de Wet wapens en munitie. Het verhandelen of bewerken of veranderen/aanpassen van vuurwapens viel niet onder dit verlof en ook niet onder de aan verdachte afgegeven erkenning. Door dit toch te doen heeft verdachte het vertrouwen dat door de verlof- en erkenning verstrekkende instantie in hem is gesteld ernstig geschaad. Het is niet voor niets dat strenge regels gelden ten aanzien van wapens en munitie en in het bijzonder voor vuurwapens en bijbehorende munitie. Daarbij komt dat verdachte het door hem gepleegde strafbare feit heeft gepleegd in georganiseerd verband.
Verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de maatschappij en van het stringente vergunningenstelsel dat geldt ten aanzien van (vuur-)wapens.
Verdachte heeft op geen enkele wijze laten blijken dat hij in de bewezenverklaarde periode had willen stoppen met zijn criminele gedrag en is doelbewust het risico op strafvervolging aangegaan omwille van het geldelijk gewin dat zijn handelen hem opleverde of kon opleveren.
Verdachte heeft nauw samengewerkt met [medeverdachte] die op zijn beurt in de bewezenverklaarde periode en ook daarbuiten veelvuldig is waargenomen op het [locatie] aan de [adres] in Oss. Op die locatie aan de [adres] in Oss zijn tijdens de doorzoeking daadwerkelijk (automatische) machinegeweren en (automatische) pistolen, geluidsdempers en een grote hoeveelheid munitie aangetroffen in ondergrondse opslagplaatsen. Anders dan de officier van justitie heeft aangevoerd en door de (lokale) media is opgetekend, heeft de rechtbank op basis van de stukken in het dossier van [Verdachte] niet kunnen vaststellen dat er een directe link bestaat tussen verdachte en de aangetroffen vuurwapens en munitie op de locatie [adres] in Oss. De rechtbank classificeert [Verdachte] derhalve niet als de wapenleverancier van het Criminele Samenwerkingsverband rond de [familie] Verdachte wist evenwel onmiskenbaar dat het handelen in en het bewerken van gevaarlijke vuurwapens strafbare handelingen betroffen en dat hij met zijn handelen zeer wel mogelijk crimineel handelen van anderen faciliteerde. Zijn handel bestond mede uit M16’s, automatische vuurwapens die bij gebruik op grote schaal levensbedreigend kunnen zijn.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en de rechtbank verdachte – anders dan de officier van justitie – niet ziet als de directe wapenleverancier van het Criminele Samenwerkingsverband rond de [familie] in Oss. Ook gaat de rechtbank uit van een kortere periode dan de officier van justitie.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van langere duur op zijn plaats.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 47
Wet wapens en munitie art. 9, 55.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

medeplegen van:een beroep of gewoonte maken van handelen in strijd met artikel 9 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en een vuurwapen van categorie III. verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straf.
Gevangenisstraf voor de duur van 4 jaarmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.R.H. Koekoek, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. A.M. Bossink, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 12 juni 2020.