ECLI:NL:RBOBR:2020:2943
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor het medeplegen van de handel in vuurwapens met gebruik van OVC-gesprekken als bewijs
Op 12 juni 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de handel in vuurwapens, in strijd met artikel 9 van de Wet wapens en munitie. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek waarbij onder andere OVC-gesprekken als bewijs zijn gebruikt. De verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd in P.I. Arnhem, werd beschuldigd van het maken van afspraken over de bewerking, aankoop, verkoop en het verbergen van vuurwapens, waaronder M16’s, Walther P99’s en Glocks. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als wapenleverancier van een crimineel samenwerkingsverband kon worden gekwalificeerd, maar dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de wapenhandel. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, terwijl de officier van justitie een straf van zes jaar had geëist. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar benadrukte de ernst van de feiten en het risico dat het ongecontroleerd bezit van vuurwapens met zich meebrengt. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering en de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging.