Overwegingen
1.De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten.
- De Jagersboschlaan is een weg aan de westkant van Vught, tussen de Hoevensestraat en de Martinilaan. Vanaf de kruising met de Vijverbosweg tot de Martinilaan, bestaat de weg uit een fietspad in twee richtingen en een breed bospad. In het bestemmingsplan “Vijverhof” heeft de weg de bestemming “Verkeer”. Over een smalle lange strook heeft de weg ook de gebiedsaanduiding “Overige zone-ecologische hoofdstructuur”. Deze gebiedsaanduiding ligt ook op het gebied tussen de Jagersboschaan en de N65.
- Verzoeker 2 woont in een woning waarvan de achtertuin grenst aan de Jagersboschlaan. [bedrijfsnaam] is eigenaar van een woning waarvan de achtertuin grenst aan de Jagersboschlaan. Die woning wordt nu verhuurd maar verzoeker 1 overweegt daar zelf te gaan wonen.
- Nabij de Martinilaan liggen enkele instellingen zoals het taleninstituut Regina Coeli en het Maurickcollege. De Jagersboschlaan wordt veel gebruikt door scholieren uit Helvoirt, Esch en Oisterwijk (circa 800 scholieren per dag) van het Maurickcollege.
- Dwars door Vught loopt ook de N65. Er zijn plannen voor een reconstructie van deze drukke weg. Hierbij komt de kruising tussen de N65 en de Martinilaan te vervallen en wordt de kruising tussen de N65 en de Vijverboslaan gereconstrueerd. De gemeenteraad van Vught heeft hiervoor een bestemmingsplan vastgesteld op 14 mei 2020. De beroepstermijn van dit besluit loopt nog. Onder andere verzoekers hebben aangekondigd dat zij beroep zullen gaan instellen en een verzoek om voorlopige voorziening zullen indienen. Deze zaken zullen worden behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
- Verweerder heeft een verkeersbesluit genomen om de Jagersboschlaan geheel open te stellen voor gemotoriseerd verkeer in twee richtingen met uitzondering van autobussen en vrachtverkeer. Hierbij wordt de Jagersboschlaan verhard. Er komen een fietsstraat en twee voetpaden. Verder worden leidingen aangelegd onder de weg en komt er een riolering ten behoeve van een toekomstige nieuwbouwwijk ten zuiden van de Jagersboschlaan. De bestemming “Verkeer” laat deze werkzaamheden toe zonder dat er een omgevingsvergunning is vereist. Maar op grond van artikel 16.1 van planregels is een omgevingsvergunning nodig voor de werkzaamheden op het strookje met de gebiedsaanduiding “Overige zone-ecologische hoofdstructuur”.
- Verweerder heeft op de zitting toegezegd dat het verkeersbesluit niet wordt geëffectueerd vóór 6 oktober 2020. Dit is zes weken na de behandeling van de beroepen tegen het bestreden besluit en het verkeersbesluit door de meervoudige kamer van deze rechtbank op de zitting van 25 augustus 2020. Daarop hebben verzoekers 1 en het Maurickcollege de verzoeken om voorlopige voorziening (SHE 20/928 en SHE 20/1481) tegen het verkeersbesluit ingetrokken. Als gevolg hiervan is de schorsing van het verkeersbesluit in de uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 mei 2020 komen te vervallen.
2. Verweerder heeft de omgevingsvergunning aan zichzelf verleend en wil de werkzaamheden op zeer korte termijn uitvoeren. Dat heeft volgens verweerder te maken met de planning van de reconstructie van de N65. Verweerder wil de werkzaamheden klaar hebben voordat met de reconstructie van de N65 wordt begonnen. Verweerder wil voorkomen dat de instellingen aan het einde van de Jagersboschlaan en het centrum van Vught door de werkzaamheden aan de N65 minder bereikbaar zouden zijn. De omgevingsvergunning is nodig voor de uitvoering van het verkeersbesluit. Het verkeersbesluit wordt genomen vanwege de reconstructie van de N65. Er is volgens verweerder geen reden om de omgevingsvergunning te weigeren. Verweerder legt aan de omgevingsvergunning een quickscan natuur ten grondslag. In deze quickscan zijn uitsluitend de gevolgen van de werkzaamheden beoordeeld, niet de gevolgen van het gebruik van de weg omdat dit volgens verweerder niet hoeft. Verweerder stelt ook dat bij het verkeersbesluit rekening is gehouden met de aanwezige natuur op de gronden met de gebiedsaanduiding. Het voetpad aan de noordzijde loopt om de aanwezige bomen heen. Er mogen juist géén bussen en vrachtverkeer gaan rijden om schuin staande bomen beter te beschermen.
3. Verzoekers zien een onlosmakelijke samenhang tussen de omgevingsvergunning en het verkeersbesluit en de reconstructie van de N65. Zij zien andere mogelijkheden voor de reconstructie waardoor de Jagersboschlaan niet hoeft te worden opengesteld voor gemotoriseerd verkeer in twee richtingen en dus ook niet hoeft te worden verhard. Zij vinden het zinloos om de weg te verharden voordat de rechtbank een uitspraak heeft gedaan over de rechtmatigheid van het verkeersbesluit en voordat de Raad van State een uitspraak heeft gedaan over het bestemmingsplan “N65 Vught”. Verzoekers zien de Jagersboschlaan als een prachtige, authentieke, onverharde laan van hoge landschappelijke waarde in een cultuurhistorisch waardevol gebied. In de Structuurvisie Vught en in de Nota Groen 2015 heeft hij een structuur- en beeldbepalende functie. De verrichte onderzoeken zijn onvoldoende omdat die beperkt zijn tot de periode van de werkzaamheden. Verzoeker 2 vreest overlast door de werkzaamheden. De achtertuinen worden praktisch onbruikbaar terwijl daar veel in geïnvesteerd is. De uitstootgassen, verkeerslawaai en de inbreuk op de privacy zijn onontkoombare inbreuken op een verblijf in de tuin.
Waar moet de omgevingsvergunning aan voldoen?
4. In artikel 2.11 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is bepaald dat een aanlegvergunning geweigerd moet worden als de aanlegactiviteit in strijd is met regels die daarover in het bestemmingsplan zijn opgenomen.
In artikel 16.1.3 van de planregels staat dat de werkzaamheden slechts toelaatbaar zijn als door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en archeologische waarden van de grond ontstaat of kan ontstaan
Er is geen wettelijke koppeling tussen de omgevingsvergunning en het verkeersbesluit.
Hoe beoordeelt de voorzieningenrechter de verzoeken?
5. De voorzieningenrechter geeft slechts een voorlopig oordeel. De meervoudige kamer van de rechtbank die de hoofdzaken zal behandelen, is niet aan dit oordeel gebonden. In dit voorlopige oordeel beziet de voorzieningenrechter of de omgevingsvergunning rechtmatig is verleend en daarna of er een noodzaak is om de schorsing van het bestreden besluit te handhaven. Hierbij maakt de voorzieningenrechter een belangenafweging.
6. Volgens de voorzieningenrechter heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het aanleggen van de fietsstraat met voetpaden zelf geen onevenredige aantasting is van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden. Verweerder heeft voldoende onderbouwd dat de gebiedsaanduiding in het bestemmingsplan is opgenomen om het aanwezige groen op de gronden met een verkeersbestemming te beschermen en niet om het pad zelf te beschermen. Anders had de planwetgever de gebiedsaanduiding wel over het hele pad gelegd. Bovendien is de Jagersboschlaan al deels verhard tussen de Hoevensestraat en de Vijverbosweg en heeft de voorzieningenrechter met eigen ogen gezien dat ook het onverharde deel wel lijkt te zijn verstevigd met puinverharding. Van een landschappelijke of cultuurhistorische aantasting van het pad als gevolg van de verharding zelf is geen sprake. Er is geen reden voor vrees dat door het verharden het aanwezige groen onevenredig wordt aangetast. Er is geen vergunning verleend om bomen op de gronden met de gebiedsaanduiding te kappen. Dus ook van een onevenredige aantasting van natuur door de verharding zelf is geen sprake.
7. Mag je het doel van het aanbrengen van de verharding (namelijk de openstelling van de Jagersboschlaan voor gemotoriseerd verkeer in twee richtingen) dan helemaal buiten beschouwing laten bij de verlening van de omgevingsvergunning? Deze vraag is lastig te beantwoorden. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het bestemmingsplan ieder verkeersgebruik op de Jagersboschlaan binnen de bestemming “verkeer” rechtstreeks toelaat. Bij het verkeersbesluit zullen de gevolgen voor het milieu vanwege de openstelling van de Jagersboschlaan voor gemotoriseerd verkeer moeten worden beoordeeld op basis van artikel 2, tweede lid, onder a, van de Wegenverkeerswet. Dit is echter een algemene bescherming terwijl de gebiedsaanduiding “Overige zone-ecologische hoofdstructuur” een specifieke bescherming biedt voor de smalle strook grond op de Jagersboschlaan en het gebied ten noorden daarvan. De voorzieningenrechter sluit niet op voorhand uit dat naast de directe gevolgen van het aanbrengen van verharding ook het indirect gevolg, ofwel het gebruik van die verharding door auto’s, moet worden beoordeeld. Dit komt door de formulering van het criterium voor toelaatbaarheid in artikel 16.1.3 van de planregels. Hier worden namelijk de indirecte gevolgen apart genoemd. Bovendien gaat het ook om gevolgen die kunnen ontstaan (ofwel die kunnen optreden nadat de werkzaamheden helemaal zijn uitgevoerd). Dat betekent dat, als de planregel letterlijk wordt uitgelegd, verweerder ook moet kijken of het gebruik van de verharding door gemotoriseerd verkeer een onevenredige aantasting van landschappelijke en natuurlijke waarden kan hebben. Zelfs als het gebruik door dat gemotoriseerd verkeer pas mogelijk wordt gemaakt door het verkeersbesluit. Ook al is het gebruik door gemotoriseerd verkeer niet in strijd met het bestemmingsplan, dit meer intensieve gebruik wordt wel gefaciliteerd door de verharding. De milieugevolgen van het verkeersbesluit zouden namelijk veel groter kunnen zijn, als het gemotoriseerd verkeer in twee richtingen over een onverhard stuk weg zou moeten plaatsvinden.
8. De voorzieningenrechter kan dus niet uitsluiten dat de gevolgen van het gebruik door auto’s van de Jagerboschlaan moeten worden beoordeeld bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor het verharden van de weg. De rechtbank zal hier in de hoofdzaken een definitief oordeel over moeten vellen. Vaststaat dat deze beoordeling niet heeft plaatsgevonden in de quickscan natuur die verweerder ten grondslag heeft gelegd aan de omgevingsvergunning en dat betekent dat de voorzieningenrechter zal moeten bezien of er een noodzaak is om de uitgesproken schorsing te handhaven. Overigens ziet de voorzieningenrechter geen directe of indirecte gevolgen van de overige werkzaamheden. Het verwijderen van het bestaande fietspad en het aanleggen van leidingen of rioleringen leiden niet tot een onevenredige aantasting van de aanwezige waarden. Die werkzaamheden kunnen dan ook doorgaan, ook al moeten de hoofdzaken nog worden behandeld door de meervoudige kamer van deze rechtbank.
8. Met deze onzekerheid in het achterhoofd, weegt de voorzieningenrechter de belangen van verzoekers en verweerder als volgt.
9. Verweerder heeft aangegeven dat de planregels waar verzoekers een beroep op doen er niet zijn om verzoekers te beschermen, maar om de aangegeven waarden te beschermen. Verweerder doet daarmee een beroep op artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel bepaalt dat een bestuursrechter een besluit niet kan vernietigen wegens rechtsregels die niet dienen ter bescherming van de persoon die er een beroep op doet. Het gebied met de aanduiding “Overige zone – ecologische hoofdstructuur” met een verkeersbestemming ligt op minder dan 20 meter van het perceel van verzoeker 2 en daarmee in zijn directe leefomgeving. De voorzieningenrechter is van oordeel dat artikel 8:69a van de Awb in ieder geval niet aan verzoeker 2 kan worden tegengeworpen en weegt dat ook niet mee in de belangenafweging. Op dit moment kan in het midden blijven of hetzelfde geldt voor verzoekers 1. Overigens is Ingenieursbureau A2r3 B.V. als eigenaar van de woning in ieder geval aan te merken als belanghebbende bij het bestreden besluit.
10. Verzoeker 2 vreest overlast te zullen ondervinden van de uitvoering van de werkzaamheden. Enige overlast valt inderdaad niet uit te sluiten, maar de voorzieningenrechter ziet hierin geen reden om ook de uitvoering van de overige werkzaamheden te schorsen. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat de omgevingsvergunning voor deze overige werkzaamheden ten onrechte is verleend.
11. De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat verweerder graag alle werkzaamheden wil uitvoeren voordat wordt begonnen aan de reconstructie van de N65 in het voorjaar van 2021. Verweerder heeft aangegeven dat alle werkzaamheden ongeveer vier maanden in beslag zullen nemen. Als de rechtbank uitspraak doet over het verkeersbesluit en de omgevingsvergunning vóór 6 oktober 2021, dan heeft verweerder nog voldoende tijd om ook de verhardingswerkzaamheden uit te voeren. Verweerder heeft aangegeven dat de werkzaamheden goed zouden kunnen worden uitgevoerd in de zomerperiode omdat er dan tijdens de schoolvakanties minder fietsverkeer zal zijn. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat van de scholieren redelijkerwijs kan worden gevergd om gedurende de uitvoering van de werkzaamheden het fietspad naast de N65 te gebruiken dus ziet hierin geen reden om de schorsing op te heffen. Verweerder heeft ook aangegeven dat er al opdracht is gegeven aan de aannemer voor uitvoering van de werkzaamheden. Verweerder heeft echter zelf het risico genomen om deze opdracht te geven terwijl het bestreden besluit nog niet onherroepelijk was.
12. Gelet op het bovenstaande schorst de voorzieningenrechter het bestreden besluit alsmede de omgevingsvergunning voor zover deze het aanbrengen van nieuwe verharding mogelijk maken tot en met de uitspraak van de rechtbank op de beroepen tegen het bestreden besluit. Dat betekent dat de overige werkzaamheden wel kunnen plaatsvinden voorafgaand aan deze uitspraak van de rechtbank in de hoofdzaken, als verweerder dit zou willen, al neemt verweerder ook dan het risico dat het bestreden besluit nog niet onherroepelijk is. Deze uitspraak treedt in de plaats van de uitspraak van 29 mei 2020.
13. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, draagt de voorzieningenrechter verweerder op het griffierecht van verzoekers te vergoeden.
14. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers 1 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 525,-).