ECLI:NL:RBOBR:2020:2824

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
01/995091-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift met betrekking tot subsidieaanvragen voor mestbewerkingsmachines

Op 2 juni 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrift. De zaak betreft het opmaken van twee facturen die verband houden met vaststellingsaanvragen voor subsidies in het kader van de regeling LNV-subsidies, specifiek voor investeringen in mestbewerkingsmachines. De verdachte, geboren in 1980 en woonachtig in Nederland, heeft samen met anderen documenten valselijk opgemaakt om onterecht subsidies te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk valse facturen heeft ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) ter verkrijging van subsidies, terwijl de investeringen in werkelijkheid niet hadden plaatsgevonden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van valsheid in geschrift en heeft een taakstraf van 90 uren opgelegd, subsidiair 45 dagen hechtenis. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 12 en 19 mei 2020, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar heeft de valsheid van de facturen bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/995091-18
Datum uitspraak: 02 juni 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1980] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 mei 2020 en 19 mei 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 december 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2014 tot en met 20 april 2015, te Reusel en/of Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- twee, althans één of meer, (digitaal/digitale) formulier(en) "Verzoek vaststelling Regeling LNV-Subsidies 2011" (DOC-174 tm DOC-175/DOC-0066 en/of DOC-231 tm DOC-232), en/of
- vier, althans één of meer, (hieronder vermelde) factu(u)r(en)
(DOC-177/DOC-0068 en/of DOC-236/DOC-0031 en/of DOC-0084 en/of DOC-0082),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft/hebben opgemaakt dan wel heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen/laten vervalsen, door opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid,

1. in/op een (digitaal) formulier "Verzoek vaststelling Regeling LNV-Subsidies 2011" ten name van [bedrijf 1] (DOC-0066 tm DOC-0067 of DOC-174 tm DOC-175) en/of

2. in/op een (digitaal) formulier "Verzoek vaststelling Regeling LNV-Subsidies 2011" ten name van [bedrijf 2] (DOC-231 tm DOC-232),

te vermelden - zakelijk weergegeven - dat

- startdatum investeringen of activiteiten 15-08-2014 was en/of
- einddatum investeringen of activiteiten 24-09-2014 was en/of
- een investering is gedaan met als omschrijving " [bedrijf 3] " en/of
- investeringskosten 195.000,- (excl. btw) waren,

zulks terwijl daar (telkens) in werkelijkheid geen sprake van was, en/of

3. op één factuur, volgens opdruk afkomstig van [bedrijf 3] gericht aan [bedrijf 1] , te vermelden - zakelijk weergegeven - dat

sprake was van "Verkoop mestbe- en verwerking", "Strippen, bezinking en besturingstechnieken" van [bedrijf 3] aan [bedrijf 1] voor het bedrag van 195.000,- (excl. btw) (DOC-0068 of DOC-177), zulks terwijl daar (telkens) in werkelijkheid geen sprake van was, en/of

4. op één factuur, volgens opdruk afkomstig van [bedrijf 3] gericht aan [bedrijf 4] , te vermelden - zakelijk weergegeven - dat sprake was van "Verkoop mestbe- en verwerking", "Strippen, bezinking en besturingstechnieken" van [bedrijf 3] aan [bedrijf 4] voor het bedrag van 195.000,- (excl. btw), (DOC-0031 of DOC-236), zulks terwijl daar (telkens) in werkelijkheid geen sprake van was, en/of

5. op één factuur, volgens opdruk afkomstig van [bedrijf 4] gericht aan [bedrijf 5] met als omschrijving "Huur mestverwerkingsmachine 2014/2015" met het bedrag van 90.000,- (excl. btw) (DOC-0084), te vermelden - zakelijk weergegeven - dat

- datum van de huur op 12-11-2014 was en/of
- sprake was van huur van een mestverwerkingsmachine 2014/2015 en/of
- de huurkosten 90.000,- (excl. btw) waren, zulks terwijl daar (telkens) in werkelijkheid geen sprake van was en/of

6. op één factuur, volgens opdruk afkomstig van [bedrijf 6] gericht aan [bedrijf 3] met als omschrijving "Factuur inzake project nr 2014-058 [bedrijf 6] " en/of "Gewerkte uren en materialen cf afspraak" met het bedrag van 105.000,- (excl. btw) (DOC-082), te vermelden - zakelijk weergegeven - dat

- sprake was van een factuur inzake project nr 2014-058 en/of
- sprake was van "Gewerkte uren en materialen"en/of - de kosten 105.000,- (excl. btw) waren,

zulks terwijl daar (telkens) in werkelijkheid geen sprake van was,

zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door een ander of anderen te doen gebruiken;
artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2014 tot en met 20 april 2015, te Reusel en/of Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of gebruik heeft doen of laten maken van
- twee, althans één of meer, (digitaal/digitale) formulier(en) "Verzoek vaststelling Regeling LNV-Subsidies 2011" (DOC-174 tm DOC-175/DOC-0066 en/of DOC-231 tm DOC-232), en/of
- vier, althans één of meer, (hieronder vermelde) factu(u)r(en)

(DOC-177/DOC-0068 en/of DOC-236/DOC-0031 en/of DOC-0084 en/of DOC-0082),

(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, en bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin dat de hij, de verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) bovengenoemd(e) geschrift(en) heeft/hebben ingediend bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) ter verkrijging van een subsidie (Regeling LNV-Subsidies 2011),
bestaande die valsheid en/of vervalsing hierin, dat (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid

1. in/op een (digitaal) formulier "Verzoek vaststelling Regeling LNV-Subsidies 2011" ten name van [bedrijf 1] (DOC-0066 tm DOC-0067 of DOC-174 tm DOC-175) en/of

2. in/op een (digitaal) formulier "Verzoek vaststelling Regeling LNV-Subsidies 2011" ten name van [bedrijf 2] (DOC-231 tm DOC-232),

was vermeld - zakelijk weergegeven - dat

- startdatum investeringen of activiteiten 15-08-2014 was en/of
- einddatum investeringen of activiteiten 24-09-2014 was en/of
- een investering is gedaan met als omschrijving " [bedrijf 3] " en/of
- investeringskosten 195.000,- (excl. btw) waren,

zulks terwijl daar (telkens) in werkelijkheid geen sprake van was, en/of

3. op één factuur, volgens opdruk afkomstig van [bedrijf 3] gericht aan [bedrijf 1] , was vermeld - zakelijk weergegeven - dat

sprake was van "Verkoop mestbe- en verwerking", "Strippen, bezinking en besturingstechnieken" van [bedrijf 3] aan [bedrijf 1] voor het bedrag van 195.000,- (excl. btw) (DOC-0068 of DOC-177), zulks terwijl daar (telkens) in werkelijkheid geen sprake van was, en/of

4. op één factuur, volgens opdruk afkomstig van [bedrijf 3] gericht aan [bedrijf 4] , was vermeld - zakelijk weergegeven - dat sprake was van "Verkoop mestbe- en verwerking", "Strippen, bezinking en besturingstechnieken" van [bedrijf 3] aan [bedrijf 4] voor het bedrag van 195.000,- (excl. btw), (DOC-0031 of DOC-236), zulks terwijl daar (telkens) in werkelijkheid geen sprake van was, en/of

5. op één factuur, volgens opdruk afkomstig van [bedrijf 4] gericht aan [bedrijf 5] met als omschrijving "Huur mestverwerkingsmachine 2014/2015" met het bedrag van 90.000,- (excl. btw) (DOC-0084), was vermeld - zakelijk weergegeven - dat

- datum van de huur op 12-11-2014 was en/of
- sprake was van huur van een mestverwerkingsmachine 2014/2015 en/of
- de huurkosten 90.000,- (excl. btw) waren, zulks terwijl daar (telkens) in werkelijkheid geen sprake van was en/of

6. op één factuur, volgens opdruk afkomstig van [bedrijf 6] gericht aan [bedrijf 3] met als omschrijving "Factuur inzake project nr 2014-058 [bedrijf 6] " en/of "Gewerkte uren en materialen cf afspraak" met het bedrag van 105.000,- (excl. btw) (DOC-082), was vermeld - zakelijk weergegeven - dat

- sprake was van een factuur inzake project nr 2014-058 en/of
- sprake was van "Gewerkte uren en materialen"en/of - de kosten 105.000,- (excl. btw) waren,

zulks terwijl daar (telkens) in werkelijkheid geen sprake van was;

artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Inleiding.

Op 25 september 2014 ontving RVO twee vaststellingsaanvragen voor een subsidie in het kader van de regeling LNV-subsidies (een regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 14 februari 2007). Het betrof in beide gevallen aanvragen tot het vaststellen van subsidie vanwege de investering in een mestbewerkingsmachine. De grondslag van de aanvragen was artikel 2:37, lid 1 juncto Bijlage 2, Hoofdstuk 7, letter A, categorie 1 van de regeling LNV-subsidies (nationale subsidie).
De ene aanvraag was gedaan door gemachtigde [bedrijf 7] namens [bedrijf 4] .
De andere aanvraag was gedaan door dezelfde gemachtigde namens [bedrijf 1] te Reusel ( [bedrijf 1] ).
In beide vaststellingsaanvragen werd melding gemaakt van investeringskosten ten bedrage van € 195.000,- voor de aanschaf van een mestverwerkingsmachine bij [bedrijf 3] te Vredepeel. Ten bewijze van deze investeringskosten was bij ieder van de aanvragen een factuur en een betaalbewijs ter hoogte van de opgevoerde kosten gevoegd. De facturen waren afkomstig van [bedrijf 3] en verdachte is bestuurder van [bedrijf 3]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging opgenomen twee “verzoeken vaststelling Regeling LNV-Subsidies 2011” en de vier facturen samen met anderen valselijk heeft opgemaakt.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het valselijk opmaken van de tenlastegelegde documenten, met uitzondering van de beide eigen facturen. Er is geen wetenschap van verdachte omtrent de valsheid van de overige documenten aangetoond. Verdachte heeft geen bemoeienis gehad bij de totstandkoming van de beide verzoeken tot vaststelling van de subsidie, de huurafrekening door [bedrijf 4] en de factuur van [bedrijf 6] d.d. 25 september 2014.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

De gebezigde bewijsmiddelen.

T.a.v. primair onder 3 en 4:

1.
Een geschrift, namelijk de aangifte door mr. ing. [persoon] , Algemeen Directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, namens RVO van 6 oktober 2016, p. 178 t/m 180:
Bevindingen
De aanvraag tot verlening van subsidie
Op 25 september 2014 is namens [bedrijf 1] een aanvraag tot vaststelling van subsidie ingediend. Daartoe is gebruik gemaakt van een vaststellingsformulier. Bij de vaststellingsaanvraag waren een rekeningafschrift van de [bank] en een factuur van [bedrijf 3] gevoegd.
Op het vaststellingsformulier is aangegeven dat de investering was afgerond op 24 september 2014, dat het formulier volledig en naar waarheid is Ingevuld en dat de aanvrager bekend is met alle voorwaarden van de subsidieregeling.
De factuur van [bedrijf 3] aan de V.O.F. is van 23 september 2014 en vermeldt 'factuurnummer 201400065' en 'projectnummer 2014-169'. Het gefactureerde bedrag is €: 195.000 + btw, totaal € 235.950. Beschrijving op factuur: "verkoop mest be- en verwerking, strippen, bezinking en besturingstechniek".
De verklaring van [bedrijf 1] op het vaststellingsformulier van 25 september 2014 dat de investering was afgerond op 24 september 2014, is vals. Gebleken is dat de investering (mestverwerkingsinstallatie) op 24 september 2014 niet op het bedrijf was geplaatst. Ook na afloop van de investeringsperiode, die afliep op 26 september 2014, was geen mestverwerkingsinstallatie geplaatst. Deze moest zelfs nog worden gebouwd.
De Inspecteur van de NVWA heeft vastgesteld dat op het adres van [bedrijf 1] ( [adres 2] ), geen mestscheider van [bedrijf 3] was geplaatst. Bij een bezoek van de Inspecteur van de NVWA bij [bedrijf 3] verklaarde [verdachte] dat de installatie onder projectnummer 169 (die van de VOF) nog moest worden gebouwd.
Valsheid in geschrifte
Bij het vaststellingsformulier van 25 september 2014 van [bedrijf 1]
was, ter onderbouwing van de verklaring dat de investering was afgerond
op 24 september 2014, een factuur van Van [bedrijf 3] gevoegd. De factuur is vals.
Gebleken was immers dat aan [bedrijf 1] door [bedrijf 3] geen mestschelder was geleverd en dat volgens de verklaring van de bestuurder van [bedrijf 3] d.d. 2 april 2015, de installatie zoals vermeld op de door de V.O.F. ingediende factuur nog moest worden gebouwd.
De factuur is in het kader van de beoordeling van de subsidieaanvraag een essentieel document. Hiermee wordt aangetoond dat de aanvrager daadwerkelijk de investering heeft gepleegd en heeft geïnvesteerd in een mestverwerkingsinstallatie die voldoet aan de voorwaarden.
Door indiening van een valse factuur is voorgesteld dat sprake was van het investeren in een mestbewerkingsinstallatie die aan de voorwaarden voldoet. De installatie is feitelijk nooit geleverd. Er is derhalve bewust een valselijk opgemaakt document overlegd, met het oogmerk om als echt en onvervalst te (doen) gebruiken, met de bedoeling wederrechtelijk een subsidieclaim te kunnen vestigen (artikel 225, lid 1, Wetboek van Strafrecht).
2.
Een geschrift, namelijk de aangifte door mr. ing. [persoon] , Algemeen Directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland namens RVO van 6 oktober 2016, p. 235 t/m 238:
Bevindingen
De aanvraag tot verlening van subsidie
Op grond van een aanvraag voor subsidie in het kader van investeringen in milieuvriendelijke maatregelen is aan [bedrijf 4] subsidie verleend. Dit is gedaan bij besluit van 28 november 2011. De verleende subsidie bedraagt maximaal € 100.000,-.
Op 25 september 2014 is namens [bedrijf 4] een aanvraag tot vaststelling van subsidie ingediend voor één mestverwerkingsinstallatie (…) van [bedrijf 3] Daartoe is gebruik gemaakt van een vaststellingsformulier. Bij de vaststellingsaanvraag waren rekeningafschriften en facturen gevoegd, daaronder een factuur van [bedrijf 3]
Op het vaststellingsformulier is aangegeven dat de investering was afgerond op 24 september 2014, dat het formulier volledig en naar waarheid is ingevuld en dat de aanvrager bekend is met alle voorwaarden van de subsidieregeling.
De factuur van [bedrijf 3] aan [bedrijf 4] is van 23 september 2014 en vermeldt 'factuurnummer 201400076' en 'projectnummer 2014-058'. Het gefactureerde bedrag is € 195.000 + btw, totaal € 235.950. Beschrijving op factuur: "verkoop mest be- en verwerking, strippen, bezinking en besturingstechniek".
(…)
De verklaring van [bedrijf 4] op het vaststellingsformulier van 25 september 2014 dat de investering was afgerond op 24 september 2014, is vals. Gebleken is dat (…) de mestverwerkingsinstallatie die van [bedrijf 3] zou worden afgenomen, op 24 september 2014 niet op het bedrijf was geplaatst. Ook na afloop van de investeringsperiode, die afliep op 26 september 2014, waren geen mestverwerkingsinstallaties op het bedrijf van [bedrijf 4] geplaatst.
De Inspecteur van de NVWA heeft onderzocht of de mestverwerkingsinstallatie was aangeschaft en tijdig bij de onderneming was geplaatst. Diens bevindingen zijn vastgelegd in het controlerapport nr. 1842/15/0021 van 14 april 2015. De controles zijn uitgevoerd op 26 en 31 maart, 2, 3 en 10 april 2015.
De Inspecteur van de NVWA heeft vastgesteld dat op het adres van [bedrijf 4] geen mestscheider was geplaatst.
Bij een bezoek van de Inspecteur van de NVWA aan [bedrijf 3] werd hem een vervoersbewijs van de levering van een installatie overhandigd en aan hem bevestigd dat het ging om de installatie onder projectnummer 2014-058 en factuurnummer 20140076. Leveradres op de leveringsbon was [adres 3] . Dit is niet een adres dat in gebruik is bij [bedrijf 4] Bij bezoek aan het leveringsadres [adres 3] trof de Inspecteur van de NVWA geen mestverwerkingsinstallatie aan, die aan de regelingsvoorwaarden voldoet (maar een niet-subsidiabel hygienisatie machine).
Bij het vaststellingsformulier van 25 september 2014 van [bedrijf 4] was, ter onderbouwing van de verklaring dat de investering was afgerond op 24 september 2014, een factuur van [bedrijf 3] gevoegd. De factuur is vals.
Gebleken was Immers dat aan [bedrijf 2] door [bedrijf 3] geen mestscheider was geleverd en dat de machine die na de investeringsperiode werd geleverd geen mestscheider was.
De factuur is in het kader van de beoordeling van de subsidieaanvraag een essentieel document. Hiermee wordt aangetoond dat de aanvrager daadwerkelijk de investering heeft gepleegd en heeft geïnvesteerd in een mestverwerkingsinstallatie die voldoet aan de voorwaarden.
Door indiening van een valse factuur is voorgesteld dat sprake was van het investeren in een mestbewerkingsinstallatie die aan de voorwaarden voldoet. De installatie is feitelijk nooit geleverd. Er is derhalve bewust een valselijk opgemaakt document overlegd, met het oogmerk om als echt en onvervalst te (doen) gebruiken, met de bedoeling wederrechtelijk een subsidieclaim te kunnen vestigen (artikel 225, lid 1, Wetboek van Strafrecht).
3.
Twee geschriften, namelijk de volgende facturen:
-
DOC-0068 en DOC-177, p. 101 en 210:
Opdruk: [bedrijf 3]
Aan: [bedrijf 1] te Reusel
Datum: 23 september 2014
Factuurnummer: 201400065
Beschrijving: Verkoop mestbe- en verwerking, strippen, bezinking en besturingstechniek
Bedrag: € 195.000,--
BTW: € 40.950,--
Totaal: € 235.950,00
-
DOC-0031 en DOC-236, p. 64 en 269:
Opdruk: [bedrijf 3]
Aan: [bedrijf 4] te Reusel
Datum: 23 september 2014
Factuurnummer: 201400065
Beschrijving: Verkoop mestbe- en verwerking, strippen, bezinking en besturingstechniek
Bedrag: € 195.000,--
BTW: € 40.950,--
Totaal: € 235.950,00
4.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van de rechtbank van 12 mei 2020, voor zover – zakelijk weergegeven - inhoudende:
Het klopt dat op het moment van de controlebezoeken in maart 2015 één installatie geleverd was bij [bedrijf 5] Dat was een hygiënisatieinstallatie. Het klopt dat de facturen door [bedrijf 3] zijn opgemaakt. Ik heb namens mijn B.V. facturen opgemaakt, maar de machines zijn niet gebouwd en geleverd.

Overwegingen omtrent het bewijs.

T.a.v. primair en subsidiair onder 1, 2, 5 en 6:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 5 en 6 tenlastegelegde documenten valselijk (mede) heeft opgemaakt of doen opmaken, omdat uit het dossier niet blijkt dat verdachte bij het valselijk opmaken van deze documenten enige uitvoeringshandeling heeft verricht. De rechtbank acht ook niet bewezen dat verdachte van de onder 5 en 6 tenlastegelegde facturen opzettelijk (mede) gebruik heeft gemaakt of doen maken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van deze onderdelen.
T.a.v. primair onder 3 en 4:
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de twee facturen van [bedrijf 3] vals waren. Verdachte heeft ter zitting erkend dat de facturen in strijd met de waarheid waren, omdat de daarop vermelde mestverwerkingsmachines nog niet gebouwd en geleverd waren. Verdachte heeft niettemin willens en wetens via [bedrijf 3] de twee facturen opgemaakt. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het medeplegen van het valselijk opmaken van de twee facturen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. primair:
in de periode van 23 september 2014 tot en met 20 april 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
- twee (hieronder vermelde) facturen, zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft doen opmaken, door opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid,
3. op één factuur, volgens opdruk afkomstig van [bedrijf 3] gericht aan [bedrijf 1] , te vermelden - zakelijk weergegeven – dat sprake was van "Verkoop mestbe- en verwerking", "Strippen, bezinking en besturingstechnieken" van [bedrijf 3] aan [bedrijf 1] voor het bedrag van 195.000,- (excl. btw) zulks terwijl daar in werkelijkheid geen sprake van was, en
4. op één factuur, volgens opdruk afkomstig van [bedrijf 3] gericht aan [bedrijf 4] , te vermelden - zakelijk weergegeven - dat sprake was van "Verkoop mestbe- en verwerking", "Strippen, bezinking en besturingstechnieken" van [bedrijf 3] aan [bedrijf 4] voor het bedrag van 195.000,- (excl. btw), zulks terwijl daar telkens in werkelijkheid geen sprake van was,
en zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt bij de strafoplegging rekening te houden met het gegeven dat verdachte geen voordeel heeft behaald en geen enkel voordeel zou hebben bij enige subsidie. Verdachte heeft alleen mee willen denken en daarin een verkeerde keuze gemaakt. Verdachte is door deze zaak meteen helemaal opgehouden met het bouwen en leveren van mestinstallaties. Hij heeft een gezond bedrijf stopgezet, omdat hij niet meer met dit soort installaties en praktijken te maken wil hebben. Verdachte heeft nagenoeg geen justitiële documentatie. Daarnaast verzoekt de raadsman om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen medeplegen van valsheid in geschrift. Verdachte heeft via zijn bedrijf twee facturen valselijk opgemaakt. Het vertrouwen in documenten met een bewijsbestemming wordt door gebruikmaking van dergelijke valse stukken ernstig geschaad. De integriteit van het financiële en economische verkeer staat of valt met het vertrouwen dat gesteld wordt en gesteld moet kunnen worden in de juistheid van stukken die tot enig bewijs dienen, zoals de vaststellingsverzoeken en de facturen en in de juiste besteding van belastinggeld. Dit vertrouwen is door het handelen van verdachte aangetast. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt en verdachte vrijspreekt van de primair en subsidiair tenlastegelegde documenten onder 1, 2, 5 en 6.
De rechtbank acht een taakstraf van in beginsel 100 uren passend en geboden. De rechtbank is echter ook van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Op het moment dat de rechtbank dit vonnis wijst, is de redelijke termijn overschreden met 15 maanden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben. De rechtbank hanteert hiervoor een kortingspercentage van 10% en zal de op te leggen taakstraf daarom matigen tot 90 uur.
De rechtbank acht het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de orde, aangezien verdachte is gestopt met zijn bedrijf.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 22c, 22d, 47, 57, 63, 225.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primairmedeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf:

T.a.v. primair:Taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.G.J.M. van Ekert, voorzitter,
mr. R. van den Munckhof en mr. H. Slaar, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 2 juni 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken, met dossiernummer 2016-122209.AMB, onderzoek Goudlijster, afgesloten d.d. 2 mei 2016, aantal doorgenummerde bladzijden: 1 t/m 489.