ECLI:NL:RBOBR:2020:2739

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
8282812 + 8282817
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind wegens onuitvoerbaarheid en gebrek aan grondhouding bij betrokkenen

In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 20 mei 2020, is het verzoek van de bewindvoerder tot opheffing van het bewind over de goederen van betrokkenen behandeld. Het bewind was in 2014 ingesteld vanwege verkwisting en problematische schulden. De bewindvoerder verzocht om opheffing omdat de uitvoering van het bewind zinloos was geworden; er kwam geen inkomen binnen op de beheerrekening en er ontstonden nieuwe schulden. Betrokkenen, die het bewind wilden voortzetten, gaven aan dat er geen bewijs was van zwart werken en dat zij in afwachting waren van een positieve uitkomst van het minnelijk traject. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de betrokkenen niet over de juiste grondhouding beschikten om het bewind te laten slagen. Ondanks herhaalde verzoeken om informatie en om een opvolgend bewindvoerder te zoeken, hebben betrokkenen niet adequaat gereageerd. De kantonrechter concludeert dat het bewind niet langer uitvoerbaar is en heft het bewind op, met ingang van veertien dagen na verzending van de beschikking. Tevens wordt de beloning van de bewindvoerder voor het opmaken van de eindrekening vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Toezicht
zaaknummers : 8282812 TT VERZ 20-92 en 8282817 TT VERZ 20-93
BM-nummers : [dossier nummers]
ischi

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:

[verzoeker] ,

KvK nummer [nummer] , [adres 1] [kantoorplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
met betrekking tot

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 2] [woonplaats] ,
en

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 2] [woonplaats] ,
hierna samen te noemen: betrokkenen.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het opheffingsverzoek ter griffie ingekomen op 23 januari 2020;
  • de brieven van de griffier aan betrokkenen van 12 februari 2020 en 9 maart 2020;
  • het telefonisch onderhoud met betrokkenen op 22 april 2020 en 11 mei 2020;
  • het bericht van de door de kantonrechter aangezochte mogelijk opvolgend bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 12 mei 2020.

beoordeling

Bij beschikking van 5 november 2014 van de rechtbank Oost-Brabant is bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van betrokkenen vanwege verkwisting of het hebben van problematische schulden met benoeming van de heer [naam] tot bewindvoerder.
De bewindvoerder vraagt thans om opheffing van het bewind omdat de uitvoering ervan zinloos is geworden. Er komt geen inkomen binnen op de beheerrekening (wel op de leefgeldrekening, maar dat wordt meteen opgenomen), de uitkering is gestopt vanwege zwart werken, een nieuwe aanvraag is afgewezen omdat gevraagde informatie niet wordt verstrekt, er ontstaan achterstanden in het betalen van de vaste lasten en het minnelijk traject loopt gevaar op voortijdige beëindiging vanwege het ontstaan van nieuwe schulden; het regent verkeersboetes.
Het opheffingsverzoek is naar betrokkenen gestuurd met het verzoek om hier (schriftelijke) op te reageren. Ook na een herhaald verzoek heeft de rechtbank geen reactie van betrokkenen ontvangen. Vanwege de uitbraak van het COVID-19-virus was het niet mogelijk om een zitting te plannen, zodat de kantonrechter telefonisch contact met betrokkenen heeft opgenomen. Betrokkenen hebben bij monde van mevrouw [naam] verklaard dat zij willen dat het bewind wordt voortgezet. Volgens betrokkenen is niet bewezen dat er sprake was van zwart werken en is bezwaar ingediend tegen het stopzetten van de uitkering. Dat een nieuwe uitkering is afgewezen komt volgens betrokkenen doordat de bewindvoerder bepaalde stukken niet bij de gemeente aanlevert. Het klopt volgens betrokkenen wel dat er een aantal verkeersboetes zijn veroorzaakt. Betrokkenen zijn in de veronderstelling dat het minnelijk traject binnenkort positief zal worden afgerond en dat het bewind dan wellicht niet meer noodzakelijk is. Aangezien de huidige bewindvoerder te kennen heeft gegeven het bewind niet langer voort te kunnen en willen zetten heeft de kantonrechter met betrokkenen afgesproken dat zij zelf een opvolgend bewindvoerder zouden zoeken en uiterlijk binnen een week een bereidverklaring hiervan zouden indienen. Omdat er na ruim 2 weken nog geen bereidverklaring van een opvolgend bewindvoerder was ontvangen heeft de kantonrechter wederom telefonisch contact opgenomen met betrokkenen. Door betrokkenen werd bij monde van de heer [naam] verklaard dat hij wel contact heeft gezocht met een aantal bewindvoerders, maar dat zij vanwege de coronacrisis moeilijk bereikbaar waren.
De kantonrechter heeft vervolgens zelf een bewindvoerder benaderd met het verzoek om het bewind over te nemen. Na contact met de huidige bewindvoerder heeft deze mogelijke opvolger echter besloten geen bereidverklaring af te geven. Zij heeft van de huidige bewindvoerder begrepen dat er al maanden geen inkomen binnenkomt, dat er stortingen op de leefgeldrekening worden gedaan en dat dit geld ondanks meerdere waarschuwingen direct door betrokkenen wordt gepind. Er dreigt een huisuitzetting vanwege huurachterstanden. Volgens de huidige bewindvoerder is de uitkering na een onderzoek door de gemeente stopgezet en is hiertegen geen bezwaar ingediend. Vanwege verwachte tegenwerking door betrokkenen en het niet vergoed zullen krijgen van de te maken kosten voor de uitvoering van het bewind heeft de door de kantonrechter aangezochte bewindvoerder afgezien van het afgeven van een bereidverklaring.
De kantonrechter overweegt dat een bewind kan worden opgeheven als de noodzaak daarvoor niet meer bestaat of de uitvoering van het bewind niet zinvol is gebleken. Het bestaan van problematische schulden is destijds reden geweest om het bewind in te stellen. Zolang er nog schulden zijn en er zelfs nieuwe schulden bij komen, ligt het derhalve niet in de reden om tot opheffing over te gaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is echter voldoende komen vast te staan dat de uitvoering van het bewind niet langer zinvol is gebleken. Niet in geschil is dat er al enkele maanden geen inkomen meer binnenkomt op de beheerrekening en de vaste lasten, waaronder de kosten van de bewindvoerder, niet meer kunnen worden voldaan. Daarnaast worden nieuwe schulden gemaakt door het begaan van verkeersovertredingen. Er is geen zicht op herstel van de uitkering op korte termijn. Dat er door betrokkenen (succesvol) bezwaar is ingediend tegen het stopzetten van de uitkering is niet gebleken. Betrokkenen hebben kennelijk wel inkomen dat op de leefgeldrekening wordt gestort en direct door hen wordt opgenomen. Onduidelijk is waar dit geld vandaan komt. Betrokkenen hebben de bewindvoerder hierover niet geïnformeerd.
Voor een zinvolle uitvoering van het bewind is noodzakelijk dat betrokkenen over een juiste grondhouding beschikken om het bewind te kunnen doen slagen. Zij moeten de bewindvoerder (actief) alle informatie verschaffen die hij nodig heeft voor de uitvoering van het bewind, zij moeten er zelf voor zorgen dat er inkomen binnenkomt op de beheerrekening, zij moeten zich houden aan de verplichtingen die horen bij het ontvangen van een uitkering en aan de verplichtingen die horen bij deelname aan een minnelijk traject en zij moeten voorkomen dat er nieuwe schulden ontstaan. Betrokkenen hebben er geen blijk van gegeven over deze grondhouding te beschikken. Dat zij niet hebben gereageerd op het herhaalde verzoek vanuit de rechtbank om (schriftelijk) op het opheffingsverzoek te reageren en ook geen gehoor hebben gegeven aan het verzoek van de kantonrechter om zelf een andere bewindvoerder aan te zoeken onderschrijft dit oordeel. Dat het in verband met de uitbraak van het coronavirus lastig was om contact te krijgen met andere bewindvoerders, zoals betrokkenen telefonisch hebben gesteld, acht de kantonrechter niet aannemelijk, aangezien alle professionele bewindvoerder op grond van de wettelijke kwaliteitseisen nagenoeg dagelijks telefonisch bereikbaar (moeten) zijn. Zelfs al zou het niet gelukt zijn om een bewindvoerder te contacteren, dan hadden betrokkenen contact met de rechtbank op kunnen nemen en dat aan de kantonrechter kunnen berichten. Ook dit hebben betrokkenen niet gedaan. Nu zich geen opvolgend bewindvoerder bereid heeft verklaard, de huidige bewindvoerder zijn taak niet langer kan uitvoeren en het bewind, gelet op het ontbreken van de juiste grondhouding bij betrokkenen voor geen enkele bewindvoerder uitvoerbaar is, zal de kantonrechter het bewind opheffen omdat het niet zinvol is gebleken.
De kantonrechter zal de beloning van de bewindvoerder voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording vaststellen overeenkomstig artikel 7 lid 5 sub d van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Deze beloning is exclusief omzetbelasting.

beslissing

De kantonrechter:
- heft het bewind over de goederen van betrokkenen op met ingang van veertien dagen na verzending van deze beschikking;
- stelt de beloning voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording vast zoals hiervoor is overwogen.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Jongen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op
de griffier, de kantonrechter,
verzenddatum:
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch:
door de verzoeker en degenen aan wie de griffier een afschrift van deze beschikking heeft verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.