In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 31 maart 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek tot instelling van bewind en mentorschap voor betrokkene, die niet in staat is haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Het verzoek is ingediend door één van de kinderen van betrokkene, met ondersteuning van een ander kind, en er is ook een verzoek tot curatele ingediend. De zitting vond plaats op 3 maart 2020, waarbij verschillende betrokkenen aanwezig waren, waaronder de kinderen van betrokkene en de beoogde bewindvoerder en mentor.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een familietwist is tussen de kinderen van betrokkene, wat de benoeming van een familiaire bewindvoerder en mentor problematisch maakt. De kinderen hebben uiteenlopende meningen over wie als bewindvoerder en mentor moet worden aangesteld. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van betrokkene is om een professionele bewindvoerder en mentor aan te stellen, om zo de belangen van betrokkene objectief te behartigen en conflicten tussen de kinderen te vermijden.
Uiteindelijk is besloten om de heer [naam], vennoot van [naam], aan te stellen als bewindvoerder en mentor. Het verzoek tot curatele is afgewezen, omdat lichtere maatregelen voldoende zijn. De kantonrechter heeft ook de beloning voor de aanvangswerkzaamheden vastgesteld en bepaald dat de mentor jaarlijks verslag moet doen van zijn werkzaamheden. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. A.C. van Rossum, kantonrechter, en kan door belanghebbenden worden aangevochten bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.