ECLI:NL:RBOBR:2020:2727

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
01/880057-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorhanden hebben van laboratorium benodigdheden en chemicaliën voor de productie van synthetische drugs

Op 27 mei 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van grote hoeveelheden laboratorium benodigdheden en chemicaliën die gebruikt kunnen worden voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank oordeelde dat het onder 1 tenlastegelegde feit, namelijk het medeplegen van het voorhanden hebben van deze stoffen, wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit, het medeplegen van het aanwezig hebben van ongeveer 1 kilogram amfetamine, wegens gebrek aan bewijs.

De zaak kwam aan het licht na een onderzoek waarbij de politie op 22 en 23 mei 2018 een inkijkoperatie uitvoerde in de loodsen van de verdachte. In de loodsen werden aanzienlijke hoeveelheden chemicaliën en laboratorium apparatuur aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor de productie van synthetische drugs. De verdachte had de loods ter beschikking gesteld aan zijn medeverdachte, die betrokken was bij de productie van amfetamine en MDMA. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze stoffen in zijn loods, gezien zijn frequente bezoeken en de omstandigheden waaronder de goederen waren opgeslagen.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet en dat hij een gezin had met een kind dat extra zorg nodig had. De rechtbank vond de rol van de verdachte als faciliteerder van de medeverdachte ernstig, maar oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet gerechtvaardigd was, gezien de tijd die verstreken was sinds het delict en het feit dat de verdachte geen nieuwe strafbare feiten had gepleegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880057-18
Datum uitspraak: 27 mei 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 mei 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 april 2020.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2018 tot en met 31 mei 2018 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca Geldrop, en/of eenof meerdere (andere) plaatsen in Nederland en/of Duitsland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van amfetamine en/of MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens)
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of - zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mederdader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)

hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)

- (een) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden voorhanden gehad waaronder: meerdere vloeistofpompen en/of meerdere waterstofgascilinders en/of meerdere gasbranders en/of een maatbeker en/of een trechter en/of een sealapparaat en/of meerdere verwarmingsdekens en/of meerdere laboratorium glasbollen ( [loods] , zaakdossier 2) en/of - (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) grondstoffen en /of chemicaliën, waaronder natriumboorhydride en/of methylamine en/of salpeterzuur en/of natriumnitraat en/of GBL en/of isopropanol en/of aceton en/of zoutzuur en/of methanol en/of zwavelzuur zijnde (elk) een stof geschikt/benodigd voor de bereiding en/of bewerking en/of verwerking en/of vervaardiging van amfetamine en/of MDMA, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, besteld en/of ingekocht en/of verkocht en/of laten afnemen/ophalen en/of voorhanden gehad ( [loods] zaakdossier 2) en/of
- een loods, te weten [loods] aan de [adres 2] , gemeente Nuenen Ca, gehuurd en/of laten huren en/of ter beschikking gesteld en/of ter beschikking laten stellen (zaakdossier 2) en/of
- in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar en/of met leverancier(s) en/of afnemer(s) contact gelegd/onderhouden en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of (een) afspra(a)k(en) gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 23 mei 2018 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in [loods] aan de [adres 3] ) aanwezig heeft gehad ongeveer 1 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet (zaakdossier 1 en 2).

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs voor het onder 1 tenlastegelegde feit

Inleiding.
Verdachte wordt verdacht van het medeplegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de onder 1 tenlastegelegde feit. Verdachte huurde vanaf maart 2012 [loods] aan de [adres 2] . In die loods zijn bij een inkijkoperatie in de nacht van 22 op 23 mei 2018 materialen aangetroffen die worden gebruikt bij de productie van synthetische drugs. Er is niets in technische zin wat er op wijst dat verdachte te maken heeft gehad met stoffen en de materialen die in de loods zijn aangetroffen. Er zijn geen dactysporen aangetroffen die er op wijzen dat verdachte die spullen heeft aangeraakt. Er is ook geen dna van verdachte op die spullen aangetroffen. De personen uit Duitsland die bij de leveranties van de grondstoffen betrokken waren hebben niet verklaard dat zij ooit contact hebben gehad met verdachte. Er is ook niet gebleken van telefonisch contact tussen deze personen en verdachte. Er zijn geen getuigen die hebben verklaard dat verdachte opzettelijk een rol heeft gespeeld bij de opslag van de stoffen en materialen in zijn loods. Uit observaties is gebleken dat [medeverdachte 1] op 3 mei 2018 tweemaal van [loods 2] naar [loods] is gereden en dat hij op 17 mei 2018 eenmaal van [loods 2] naar [loods] is gereden. Verdachte was op die tijdstippen niet ter plaatse. Verdachte heeft [medeverdachte 1] wel eens toestemming gegeven om oud ijzer en dergelijke in zijn [loods] te plaatsen. Hij heeft [medeverdachte 1] echter absoluut geen toestemming gegeven om de bij de inkijk aangetroffen grondstoffen/materialen in zijn loods te plaatsen. Verdachte heeft nimmer een kastje/sleutel voor het openen van de toegangsdeur van zijn [loods] aan [medeverdachte 1] of de Duitse leveranciers gegeven.
De bij de inkijk in [loods] aangetroffen stoffen en jerrycans waren niet met het blote oog waar te nemen. De goederen op de begane grond waren achter in de loods onder een dekzeil verstopt. Ook de goederen die op de eerste verdieping zijn aangetroffen lagen niet open en bloot op de eerste verdieping.
Verdachte was er niet van op de hoogte dat de bij de inkijk aangetroffen spullen in [loods] aanwezig waren. Uit niets is gebleken dat hij die wetenschap wel had of had behoren te hebben. Voor een bewuste en nauwe samenwerking met [medeverdachte 1] is ook geen of althans onvoldoende bewijs, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank.
Uit de bewijsmiddelen is de rechtbank het volgende gebleken.
Op 10 april 2018 heeft een Duits observatieteam een observatie verricht op een verdachte genaamd [medeverdachte 2] . Waargenomen wordt dat [medeverdachte 2] die dag in [stad Duitsland] (Duitsland) blauwe jerrycans in twee bestelwagens laadt. Vervolgens rijden beide voertuigen naar Nederland. Gezien wordt dat een van de bestelwagens wordt bestuurd door [medeverdachte 2] . Het andere voertuig wordt bestuurd door [medeverdachte 3] . Leden van een Nederlands observatieteam, die de observatie later die dag overnemen, zien dat deze twee bestelwagens het adres [adres 2] oprijden. Daar wordt gezien dat beide voertuigen om de beurt [loods 2] inrijden.tijd later vertrekken beide Duitse voertuigen weer en rijden vervolgens terug naar Duitsland.
Ook op 18 april 2018 wordt door leden van een observatieteam gezien dat twee Duitse bestelwagens op het bedrijventerrein aan de [adres 2] geparkeerd staan en dat één van de bestelwagens achteruit [loods 2] binnenrijdt. Ook wordt gezien dat voor de geopende deur van [loods 2] een zwarte bestelbus merk Ford Transit met het Nederlands [kenteken 1] geparkeerd staat. Waargenomen wordt dat, nadat de beide Duitse bestelwagens weggereden zijn, een man de deur van [loods 2] sluit, in de Ford Transit [kenteken 1] stapt en met dit voertuig wegrijdt.
Op 3 mei 2018 hebben politieambtenaren waargenomen dat een door [medeverdachte 2] bestuurde bestelwagen vanaf de locatie [adres 2] wegreed. Tevens werd waargenomen dat de Ford Transit met het [kenteken 1] vanaf die locatie omstreeks 10.00 uur wegreed. Bij het uitkijken van camerabeelden wordt om 18.21 uur waargenomen dat de bestelbus met het [kenteken 1] achteruit [loods 2] inrijdt. Vier minuten later wordt waargenomen dat de Ford Bestelbus met het [kenteken 1] [loods 2] uitrijdt. Op dat moment gaat de roldeur van [loods] automatisch open waarna de Ford bestelbus [kenteken 1] achteruit [loods] in rijdt. Om 18.33 uur gaat de roldeur van [loods 2] automatisch open, waarna de Ford bestelbus [kenteken 1] [loods] uit rijdt en achteruit [loods 2] in rijdt, waarna van beide loodsen de roldeuren open blijven staan. Om 18.36 uur rijdt de Ford bestelbus [kenteken 1] [loods 2] uit en rijdt vervolgens achteruit [loods] in. Om 18.47 wordt gezien dat de Ford bestelbus [kenteken 1] [loods] uit rijdt en dat de roldeur automatisch sluit.
Op 8 mei 2018 wordt op camerabeelden waargenomen dat een bestelwagen met Duits kenteken om 11.04 uur achteruit [loods 2] in rijdt waarna de roldeur sluit. Negen minuten later gaat de roldeur van die loods weer open en rijdt de bestelwagen met Duits kenteken [loods 2] weer uit.
Op 15 mei 2018 hebben politieambtenaren waargenomen dat een bestelwagen met Duits kenteken achteruit [loods 2] op de locatie [adres 2] in reed. Enige tijd later verliet de bestelwagen met Duits kenteken het bedrijventerrein. Tevens werd waargenomen
dat de Ford Transit met het [kenteken 1] vanaf die locatie wegreed. Door een medewerker van het onderzoeksteam werd de persoon die veelvuldig in [loods 2] op het bedrijventerrein aan de [adres 2] kwam herkend als [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 2] te Eindhoven. Tevens bleek [medeverdachte 1] de bestuurder te zijn van de Ford Transit met het [kenteken 1] .
Op camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 1] later op 15 mei 2018 met de bij hem in gebruik zijnde Ford Transit op [adres 2] is. De Ford staat geparkeerd bij [loods] . Op dat moment is ook [verdachte] in [loods] . [verdachte] heeft zijn VW [auto] voor de loods staan. Op beelden is te zien dat [medeverdachte 1] en [verdachte] met elkaar in gesprek zijn. Omstreeks 19.18 uur lopen [medeverdachte 1] en [verdachte] richting [loods 2] . De deur wordt geopend en beide mannen gaan de loods binnen. Na enkele minuten komen ze uit [loods 2] en gaan ze naar [loods] . Daar lijken ze te wachten. Omstreeks 19.31 uur komt er een donkerkleurige Volvo voorzien van het [kenteken 2] naar de loodsen gereden. Op beelden is te zien dat [medeverdachte 1] zich voor [loods 2] bevindt en naar de bestuurder van de Volvo zwaait alvorens deze [loods 2] inrijdt. Omstreeks 19.40 uur komt [medeverdachte 1] naar buiten en loopt naar [verdachte] die in zijn even verderop geparkeerde Volkswagen [auto] zit. Te zien is dat [medeverdachte 1] en [verdachte] met elkaar in gesprek zijn. Tijdens dit gesprek rijdt de Volvo uit [loods 2] en rijdt naar de uitgang van het terrein. Na het gesprek met [verdachte] stapt [medeverdachte 1] weer in zijn auto. [verdachte] rijdt met zijn Volkswagen richting de uitgang van het terrein. [medeverdachte 1] rijdt om 19.50 uur met zijn bus [loods 2] binnen. Omstreeks 19.59 uur komt [medeverdachte 1] met zijn Ford uit de loods gereden en rijdt richting de uitgang.
Op 17 mei 2018 omstreeks 21.32 uur wordt waargenomen dat [medeverdachte 1] achteruit in [loods] parkeert. De deur van [loods] wordt automatisch geopend. Nadat [medeverdachte 1] in [loods] is geweest, gaat hij vervolgens omstreeks 21.37 uur naar [loods 2] . Daar blijft hij tot 21.45 uur waarna hij het terrein verlaat. Uit onderzoek bleek dat [loods 2] werd gehuurd door [medeverdachte 1] en dat [loods] werd gehuurd door verdachte [verdachte] .
In de nacht van 22 op 23 mei 2018 heeft de politie een onderzoek ingesteld in de [loodsen] . In [loods 2] werd een groot aantal blikken methanol en 24 jerrycans aceton aangetroffen. In [loods] werden tegen de achterwand onder een bouwzeil diverse jerrycans en vaten met chemicaliën (zoutzuur, aceton) alsmede andere goederen en hardware (o.a. een vacuümsealmachine) voor het vervaardigen van synthetische drugs aangetroffen.
Op 23 mei heeft tussen 08.20 uur en 14.20 uur een doorzoeking plaats gevonden van [loods] aan de [adres 2] . Tijdens de doorzoeking werden in [loods] aan de achterzijde 3 witte jerrycans, 83 blauwe jerrycans, 9 waterstofgascylinders, 2 metalen dopvaten, een klemdeksel vat, 2 zakken van 25 kilo Sodium Nitrate, een vloeistof pomp, 4 doppen van een IBC, een maatbeker, een trechter, en dop met kraantje voor een jerrycan en een sealmachine aangetroffen. Op de verdieping werden twee verwarmingsdekens, een verwarmingselement met roerfunctie, twee glazen reactieflessen en een doos met laboratoriumglas aangetroffen. Tijdens de doorzoeking kwam [verdachte] in zijn Volkswagen [auto] omstreeks 14.15 uur langzaam voorbij de loods gereden. Op dat moment stond de roldeur van de loods open. Hij stopte niet maar reed in de richting van de uitgang.
Verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [loods] huurde en dat hij iedere dag minimaal een keer in [loods] kwam. Hij heeft verklaard dat hij op de avond van 22 mei 2018 nog met zijn zoontje in [loods] is geweest om spullen op zijn aanhanger te laden en dat noch hij, noch zijn zoontje,de goederen/stoffen die later die nacht in de loods zijn aangetroffen heeft gezien. Ook heeft hij verklaard dat hij 2 afstandsbedieningen/kastjes heeft waarmee de roldeur van [loods] automatisch kunnen worden geopend en dat hij deze afstandsbedieningen/kastjes nooit uitleent. Uit het dossier blijkt verder niet dat er nog andere afstandsbedieningen zijn waarmee [loods] op afstand kan worden geopend. De rechtbank wijst er daarbij op dat verdachte heeft verklaard dat de verhuurder beschikt over een fysieke sleutel waarmee de loopdeur van de roldeur kan worden geopend.
Waargenomen is dat [medeverdachte 1] en verdachte op 15 mei 2018 bij de loodsen met elkaar in gesprek zijn, vervolgens samen enkele minuten in [loods 2] zijn geweest en hierna naar [loods] gaan. Hierna wordt een Volvo [loods 2] in gereden. [medeverdachte 1] gaat [loods 2] binnen maar komt korte tijd later weer naar buiten en gaat weer in gesprek met verdachte.
Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte en [medeverdachte 1] kort voor de inkijk en de doorzoeking in [loods] in de loodsen zijn geweest en contact met elkaar hebben onderhouden.
Onder andere op 17 mei 2018 is [medeverdachte 1] in [loods] geweest. De deur van die loods werd die dag automatisch geopend. Omdat de roldeur enkel geopend kon worden met de afstandsbedieningen/kasjes die verdachte onder zich had, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte er aan heeft meegewerkt dat [medeverdachte 1] die dag de roldeur automatisch kon openen. Een concrete andere verklaring met voldoende realiteitsgehalte voor het door [medeverdachte 1] op afstand openen van de roldeur van [loods] is door verdachte niet gegeven en valt ook verder niet uit het dossier af te leiden.
Vervolgens heeft de politie tijdens de inkijk in de nacht van 22 op 23 mei 2018 en tijdens de doorzoeking op 23 mei een dermate grote hoeveelheid jerrycans/chemicaliën en hardware aangetroffen (de omvang van enkel de jerrycans moet naar algemene ervaringsregels al meerdere kubieke meters hebben bedragen) dat het niet anders kan dan dat verdachte, die dagelijks in [loods] kwam, van de aanwezigheid van deze spullen moet hebben geweten. Daarbij betrekt de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij, meestal de avond tevoren, zijn aanhanger in de loods met werkspullen laadde en dat hij ook op de verdiepingsvloer van zijn loods kwam omdat daar werkgerelateerde voorwerpen lagen. Op de foto’s van de inkijkoperatie is die aanhanger te zien, evenals het zeil op een paar meter afstand daarvan, waaronder de opgestapelde jerrycans stonden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de ontkennende verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Naar het oordeel van de rechtbank kan buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij en wetenschap moet hebben gehad van de aanwezigheid van de bewezenverklaarde stoffen/goederen in zijn loods. Noodzakelijkerwijs zal hij hierover tevens contact moeten hebben onderhouden met zijn mededader, zoals bewezenverklaard.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage die aan dit vonnis is toegevoegd en daarvan deel uitmaakt.

Beslissing met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit.

Inleiding.Verdachte wordt verdacht van het medeplegen van het aanwezig hebben van een hoeveelheid van ongeveer 1 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het 2 tenlastegelegde feit. Verdachte was er niet van op de hoogte dat de bij de inkijk aangetroffen amfetamine in [loods] aanwezig was. Uit niets is gebleken dat hij die wetenschap wel had of had behoren te hebben. Voor een bewuste en nauwe samenwerking met [medeverdachte 1] is ook geen of althans onvoldoende bewijs, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte al dan niet samen met een ander op 23 mei 2018 in de door verdachte gehuurde loods( [loods] ) aan [adres 2] te Nuenen opzettelijk amfetamine aanwezig heeft gehad. Voor het bewijs van ‘aanwezig hebben’ in de zin van de Opiumwet, is nodig dat verdachte wist van de aanwezigheid van de drugs en dat deze zich binnen zijn machtssfeer bevonden. Met dat laatste wordt bedoeld dat verdachte in enige mate kon bepalen wat er met die drugs zou gebeuren, oftewel: dat hij er enige zeggenschap over had.
De rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting enkel gebleken dat er 1 kg amfetamine in de loods is aangetroffen. De amfetamine is aangetroffen in een doos en lag niet open en bloot in zijn loods. Tijdens deze achtergrond en bij het ontbreken van ander bewijs kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over de in zijn loods aangetroffen amfetamine en zal de rechtbank verdachte van het onder 2 tenlastegelegde feit vrijspreken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 10 april 2018 tot en met 23 mei 2018 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van amfetamine en/of MDMA, zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit

hebbende hij, verdachte, en zijn mededader

- (een) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden voorhanden gehad waaronder: vloeistofpompen en waterstofgascilinders en gasbranders en een maatbeker en een trechter en een sealapparaat en verwarmingsdekens en laboratorium glasbollen en
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) grondstoffen en chemicaliën, waaronder natriumboorhydride en methylamine en salpeterzuur en natriumnitraat en GBL en isopropanol en aceton en zoutzuur en methanol en zwavelzuur, zijnde (elk) een stof geschikt/benodigd voor de bereiding en/of bewerking en/of verwerking en/of vervaardiging van amfetamine en/of MDMA, zijnde middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voorhanden gehad en/of
- een loods, te weten [loods] aan de [adres 2] , gemeente Nuenen, terbeschikking gesteld en
- in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar en/of met leveranciers contact gelegd/onderhouden en/of (een) afspra(a)k(en) gemaakt;
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
(voor feit 1 en 2:)
Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
(Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.)
Het standpunt van de verdediging.
Primair heeft de verdediging vrijspraak bepleit.
Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van een of meer feiten komen dan heeft de verdediging verzocht om te volstaan met het opleggen van een taakstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke straf. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Hij heeft een eigen bedrijf, en een leuk gezin. Zijn kind heeft extra zorg nodig. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal verschrikkelijke gevolgen hebben voor verdachte en zijn gezin.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van grote hoeveelheden van laboratoriumbenodigdheden, en grondstoffen/chemicaliën die gebruikt kunnen worden bij de productie van synthetische drugs. Hij heeft zijn loods beschikbaar gesteld aan zijn mededader voor de opslag van deze goederen/stoffen/chemicaliën. De rechtbank ziet de rol van verdachte als die van faciliteerder van de mededader. Zonder personen die de laboratoriumbenodigdheden, grondstoffen, en chemicaliën tijdelijk opslaan is het niet mogelijk om in laboratoria synthetische drugs te blijven produceren.
Synthetische drugs kunnen, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 april 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor overtreding van de Opiumwet is veroordeeld.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank voor wat betreft het onder 1 bewezenverklaarde aansluiting gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken doorgaans worden opgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de ernst van het bewezenverklaarde het opleggen van een gevangenisstraf met een fors onvoorwaardelijk deel en kan in verband met een juiste normhandhaving ook niet worden volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf.
Echter, nu sinds het tijdstip waarop het door verdachte gepleegde strafbare feit heeft plaatsgehad geruime tijd is verstreken zonder dat hiervoor een rechtvaardiging uit het dossier volgt, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe soortgelijke strafbare feiten heeft gepleegd, nu verdachte niet eerder ter zake van een soortgelijk feit is veroordeeld, nu de rol van verdachte binnen de bandbreedte van het medeplegen van benedengemiddeld gewicht is te achten, nu de periode waarin het bewezenverklaarde is gepleegd relatief kort is (ongeveer 6 weken), en gelet op de bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte (hij heeft een eigen eenmanszaak en, kortgezegd, een zorgenkind) zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Wel zal de rechtbank, gelet op de ernst van het mede door verdachte gepleegde strafbare feit, daarnaast nog een fors voorwaardelijke strafdeel en een taakstraf van maximale duur opleggen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal de op te leggen gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles overwegende acht de rechtbank voor het bewezenverklaarde het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47,
Opiumwet art. 10a.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

feit 1:medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen zich en een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het feit te verschaffen, en voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij en zijn mededader wisten dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit. verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straffen.

(t.a.v. feit 1:)Gevangenisstraf voor de duur van 183 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. I.J. Peskens en mr. T. van de Woestijne, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 27 mei 2020.