Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het verdere verloop van het geding
- het tussenvonnis van 19 september 2019, waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
- de mondelinge behandeling (hierna ook: de zitting), gehouden op 3 december 2019, waarbij partijen hun standpunt aan de hand van spreekaantekeningen hebben toegelicht en waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt van dat wat verder is besproken.
argumentatie die erop neerkomt dat de richtlijn leidend is en niet de individuele uitspraken’ toegezonden, met het verzoek dit stuk in het procesdossier op te nemen. In zijn brief van 13 december 2019 heeft [werknemer] hiertegen bezwaar gemaakt, omdat deze aanvulling te laat is ingebracht.
2.Inleiding en enkele, relevante feiten
- Het functieloon van 1 dag vermeerderd met de persoonlijke toeslag en de ploegentoeslag;
- Het gemiddelde bedrag dat in het voorafgaande kalenderjaar per dag is ontvangen aan een
Het gemiddelde bedrag dat in het voorafgaande kalenderjaar per dag is ontvangen aan een
eventuele rechten op onvoldoende betaald vakantieloon tot 1 januari 2019’ niet ondertekend. Op 11 maart 2019 heeft hij [A.] geschreven dat hij geen gebruik wenst te maken van het voorstel, omdat hij een veel groter financieel belang heeft dan het voorgestelde afkoopbedrag van € 750,00.
3.Het geschil
4.De beoordeling
onredelijkwordt benadeeld of bezwaard.
overurenals onderdeel van het loon dat hij ontving voor opgenomen vakantieverlof. [werknemer] spreekt ook over onregelmatigheidstoeslag, maar niet gebleken is dat hij hierop in de periode 2014-2018 recht had.
Jaarlijkse vakantie’ en luidt voor zover relevant als volgt:
1. De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen opdat aan alle werknemers jaarlijks een vakantie met behoud van loon van ten minste vier weken wordt toegekend, overeenkomstig de in de nationale wetten en/of gebruiken geldende voorwaarden voor het recht op en de toekenning van een dergelijke vakantie.’
het vereiste van betaling van vakantieloon heeft tot doel, de werknemer tijdens de jaarlijkse vakantie in een situatie te brengen die qua beloning vergelijkbaar is met de situatie tijdens de gewerkte periodes.’ Dit heeft geleid tot de beslissing dat de lijnpiloot die de zaak had aangespannen ‘
tijdens zijn jaarlijkse vakantie niet alleen recht heeft op behoud van zijn basissalaris maar ook op alle componenten die intrinsiek samenhangen met de taken die hem in zijn arbeidsovereenkomst zijn opgedragen en waarvoor hij in het kader van zijn globale beloning een financiële vergoeding ontvangt (…).’ In een arrest van 22 mei 2014 is dit doel van de loonbetaling tijdens verlof herhaald (ECLI:EU:C:2014:351). In lijn met deze arresten heeft het HvJ EU op 13 december 2018 (ECLI:EU:C:2018:1018) geoordeeld dat als overuren structureel zijn de vergoeding daarvoor moet worden meegeteld bij het bepalen van het vakantieloon, ook wanneer sprake is van gedeeltelijke werkloosheid in de referteperiode. Achtergrond hiervan is steeds dat voorkomen moet worden dat een werknemer zijn jaarlijks betaalde verlof niet opneemt, omdat hij daarvan financieel nadeel ondervindt.
de werknemer afstand doet van zijn rechten aangaande de vergoeding van de structurele toeslagen over de genoten vakantiedagen in de jaren 2014-2018.’ Uit de brief van [A.] van 26 februari 2019 waarin [werknemer] is geïnformeerd over het cao-akkoord (productie 1 bij dagvaarding) blijkt dat onder ‘
toeslagen’ ook moet worden verstaan ‘
overuren’: ‘
(…) dat u afstand doet van uw eventuele rechten aangaande de vergoeding van de structurele toeslagen en overuren over de genoten vakantiedagen in de jaren 2014-2018.’ Hieruit volgt ook dat onder ogen is gezien, althans dat men zich had kunnen realiseren, dat werknemers dergelijke aanspraken konden hebben en eventueel de afkoopregeling zouden afwijzen.
minimumloon wordt gedefinieerd – niet worden voorbijgegaan aan het doel van deze wet. Dit doel is enerzijds het verzekeren van een minimumloon en minimumvakantiebijslag die gelet op de algehele welvaartssituatie als een aanvaardbare tegenprestatie voor de in dienstverband verrichte arbeid kan worden beschouwd en anderzijds het tegengaan van oneerlijke concurrente op arbeidsvoorwaarden en verdringing (Kamerstukken II, 2016-2017, 34573, nr. 3, o.a. pagina 21). Uitgangspunt bij het loonbegrip van artikel 6 (oud) WML was dat een werknemer het minimumloon moest kunnen verdienen bij een normaal aantal uren dat in overeenkomstige arbeidsverhoudingen als voltijd geldt. Door verdiensten uit overwerk van het loonbegrip uit te sluiten, is dus beoogd de werknemer te beschermen tegen overtreding van deze norm. Ook na 1 januari 2018 is dit uitgangspunt onverkort van kracht, zoals blijkt uit het gewijzigde artikel 12 WML. Anders dan [A.] vermoedt is de WML niet gewijzigd in het licht van de hiervoor al besproken Richtlijn, maar om handhaving van de WML beter mogelijk te maken (zie de hiervoor genoemde kamerstukken).
- [werknemer] , conform het bepaalde in de cao, steeds uitgaat van het gemiddelde bedrag dat hij in het voorafgaande kalenderjaar heeft ontvangen aan structurele vergoeding van overuren (zo is voor de berekening van 2014 volgens zijn toelichting uitgegaan van het in 2013 ontvangen bedrag aan overuren en zo verder). [A.] is in haar berekening uitgegaan van de in het betreffende kalenderjaar ontvangen vergoeding van overuren;
- [A.] voor de berekening van een bepaald kalenderjaar het in dat jaar genoten basis uurloon tot uitgangspunt neemt (voor 2014 wordt bijvoorbeeld uitgegaan van een uurloon van € 14,07 bruto), terwijl [werknemer] de hoogte van het uurloon afleidt van de genoten vergoeding van de overuren over het afgelopen jaar;
- [A.] 90% van de vergoeding van de toeslagen van zaterdag- en zondaguren in aanmerking neemt, terwijl [werknemer] uitgaat van de volledige vergoeding;
- [A.] conform de cao een aftopping van 22,75 % toepast, terwijl niet blijkt dat [werknemer] hiervan ook is uitgegaan.