Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 30 april 2014
- de akte van [eiser] van 28 mei 2014
- de akte tevens vermeerdering van eis van [eiser] van 3 oktober 2018 met 9 bijlagen
- de antwoordakte van [gedaagden] van 12 december 2018
2.De verdere beoordeling
4.9. De rechtbank is wel met de notaris van mening dat niet duidelijk is of [eiser] schade heeft geleden en of die schade het gevolg is van het handelen van de notaris. [eiser] vordert vergoeding van de dwangsommen die hij aan [naam derde] heeft verbeurd vanwege de opgetreden vertraging en de kosten van juridische bijstand die hij heeft moeten maken. In deze procedure staat echter vast dat [eiser] en [naam derde] ook van mening verschilden over het aantal vierkante meters dat [eiser] aan [naam derde] om niet diende over te dragen en over de beperking van de erfdienstbaarheden. Volgens [eiser] heeft [naam derde] al in februari 2010 bij de bespreking van de eerste door de notaris opgestelde concept-akte uitgesproken dat hij het niet eens was met de omschreven grootte van het perceel. Wat daarvan zij, het feit ligt er dat nadat de gemeente op 16 november 2010 het besluit heeft genomen en heeft kenbaar gemaakt dat zij afzag van het voorkeursrecht, het nog ruim twee jaar heeft geduurd voordat uiteindelijk de akte van eigendomsoverdracht door notaris [gedaagde 2] is gepasseerd. Het is dan ook de vraag of en in hoeverre de schade die [eiser] nu vordert is ontstaan als gevolg van de weigering van de notaris om in augustus 2010 de akte van eigendomsoverdracht te transporteren en of niet, ook als de notaris wel direct in augustus 2010 tot transport zou zijn over gegaan, vertraging in de levering zou zijn opgetreden vanwege deze meningsverschillen. [eiser] heeft mede om deze reden bij deze rechtbank een procedure aangespannen tegen [naam derde] over het executeren van de bij het vonnis van 24 maart 2010 opgelegde dwangsommen. Deze procedure is nog niet in het stadium van vonnis wijzen. Zoals ter comparitie met partijen besproken zal de rechtbank de verdere beslissing dan ook aanhouden totdat meer duidelijkheid is verkregen over het executiegeschil en de zaak daartoe verwijzen naar de rolzitting van 28 mei 2014 zodat [eiser] zich kan uitlaten over de stand van zaken in die procedure.”
- € 75.000,00 verbeurde dwangsommen;
- € 2.630,00 proceskosten eerste aanleg
- € 8.976,20 proceskosten hoger beroep
- € 53.519,46 kosten advocaat voor de procedure [eiser] / [naam derde] te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van dagvaarden en voor wat betreft de vermeerdering van eis vanaf het indienen daarvan.
4.267,50(2,5 punten × tarief € 1.707,00)