Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 december 2019;
- de akte overlegging producties tevens houdende een vermeerdering van eis van de man van 22 januari 2020;
- de antwoordakte van de vrouw van 19 februari 2020.
2.De verdere beoordeling
De schuld aan Wehkamp
€ 46.050,52). Ieder van partijen moet per saldo de helft daarvan dragen, zijnde een bedrag van € 38.200,52. De man draagt volgens het schema een bedrag van € 27.350,52, zodat hij met € 10.850.- is overbedeeld. Dat bedrag dient hij in het kader van de hernieuwde verdeling in beginsel aan de vrouw te betalen.
- de vordering van de man onder I wordt toegewezen (vgl. het tussenvonnis onder 3.9), waarbij de rechtbank tevens de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zal vaststellen (vgl. hiervoor onder 2.10-2.12);
- de vordering onder II wordt afgewezen (vgl. het tussenvonnis onder 3.9);
- de vordering onder III wordt afgewezen (vgl. het tussenvonnis onder 3.9);
- de vordering onder IV wordt toegewezen tot een bedrag van € 16.150,- (vgl. het tussenvonnis onder 3.18), te vermeerderen - onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank hiervoor onder 2.2 heeft overwogen - met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis;
- de vordering onder V wordt afgewezen (vgl. het tussenvonnis onder 3.26);
- de vordering onder VI wordt afgewezen (vgl. het tussenvonnis onder 3.20);
- de vordering onder VII wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.129,35, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis (vgl. hiervoor onder 2.2);
- de vordering onder VIII wordt toegewezen tot een bedrag van 3.683,17, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis (vgl. hiervoor onder 2.5);
- de vordering onder IX zie op de proceskosten, waarop de rechtbank hierna onder 2.13 nader ingaat.
- de vorderingen onder X t/m XV behoeven geen bespreking (vgl. het tussenvonnis onder 3.27).