ECLI:NL:RBOBR:2020:2388

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
C/01/338732 / HA ZA 18-658 en C/01/343746 / HA ZA 19-165
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van stalhouderij voor schade door onvoldoende zorg bij geboortebegeleiding van merries en veulens

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een stalhouderij voor de schade die is ontstaan bij de geboorte van twee veulens. De merries Zena en Wianne werden voor geboortebegeleiding bij de stalhouderij geplaatst. Na de geboorte van de veulens overleed één van de merries en één van de veulens. De eisers, eigenaren van de merries, vorderden schadevergoeding van de stalhouderij, omdat zij onvoldoende zorg zou hebben verleend als opdrachtnemer en bewaarnemer. De rechtbank oordeelde dat de stalhouderij als bewaarnemer aansprakelijk was voor de schade, omdat zij niet kon voldoen aan de verplichting om de merries en veulens in dezelfde staat terug te geven als waarin zij deze ter bewaring had ontvangen. De rechtbank gelastte deskundigenonderzoek om de zorgplicht van de stalhouderij te beoordelen en om vast te stellen of de stalhouderij tekortgeschoten was in haar zorgplicht. De rechtbank verwierp het beroep van de stalhouderij op een exoneratieclausule, omdat niet was aangetoond dat deze clausule tussen partijen was overeengekomen. De rechtbank besloot dat de waarde van het veulen op de datum van overlijden zou worden aangehouden voor de schadevergoeding, en niet de waarde op latere leeftijd zoals door de eisers gevorderd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 29 april 2020
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/01/338732 / HA ZA 18-658 van

1.[eiser sub 1 hoofdzaak] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2 hoofdzaak],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser sub 3 hoofdzaak],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. M.A.J. Brouwers te Oisterwijk,
tegen
1. vennootschap onder firma
[gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] V.O.F.,
gevestigd te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A. van Weverwijk te Geldermalsen,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/01/343746 / HA ZA 19-165 van
1. vennootschap onder firma
[gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] V.O.F.,
gevestigd te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. A. van Weverwijk te Geldermalsen,
tegen
1. de maatschap
[gedaagde vrijwaring sub 1],
gevestigd te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde vrijwaring sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde vrijwaring sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. A.K. Sjouw te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eisers hoofdzaak] , [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] en [gedaagden vrijwaring] genoemd worden. Afzonderlijk zullen partijen [eiser sub 1 hoofdzaak] , [eiser sub 2 hoofdzaak] , [eiser sub 3 hoofdzaak] , [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] , [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 2] , [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 3] , [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 4] , [gedaagde vrijwaring sub 1] , [gedaagde vrijwaring sub 2] en [gedaagde vrijwaring sub 3] genoemd worden.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 juni 2019
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 januari 2020
  • de akte uitlaten deskundigenbericht van [eisers hoofdzaak]
  • de akte uitlaten deskundigenbericht van [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 juni 2019
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 januari 2020
  • de akte uitlaten deskundigenbericht van [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring]
  • de akte van [gedaagden vrijwaring] .
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] heeft een onderneming die zich bedrijfsmatig bezig houdt met paardenfokkerij, het voor derden uitvoeren van geboortebegeleiding van paarden, het dekken/insemineren van merries en het exploiteren van een hengstenhouderij.
3.2.
[eiser sub 2 hoofdzaak] is een Belgische internationale springruiter. [eiser sub 2 hoofdzaak] en [eiser sub 1 hoofdzaak] zijn eigenaar van diverse paarden waarmee gefokt wordt. De veulens worden door [eiser sub 2 hoofdzaak] getraind tot springpaarden.
3.3.
De paarden staan normaal in de stallen van [naam eenmanszaak] , een eenmanszaak van [eiser sub 3 hoofdzaak] . Eens per jaar worden de merries naar de stallen van [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] gebracht voor geboortebegeleiding. Die geboortebegeleiding houdt in dat de merries worden begeleid bij de bevalling en dat de veulens worden gespeend. Nadat de veulens zijn geboren draagt [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] ook zorg voor het opnieuw insemineren van de merries. Als de veulens bij de moeder weg kunnen worden gehaald, gaan merries en veulens terug naar [eisers hoofdzaak] [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] brengt stallingskosten, geboortebegeleidingskosten en dekprovisie in rekening.
3.4.
Op 14 mei 2018 zijn de drachtige merries Zena en Wianne naar [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] gebracht. Wianne kreeg daar op 10 juni 2018 een veulen en Zena kreeg daar op 14 juni 2018 een veulen.
3.5.
Zena kreeg gezondheidsklachten in de periode dat ze bij [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] verbleef, waarna [eisers hoofdzaak] haar in augustus 2018 heeft laten inslapen. Het veulen van Zena is daarna bij een adoptiemoeder geplaatst. Het veulen van Wianne kreeg eveneens gezondheidsklachten bij [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] en overleed daaraan op 30 juli 2018.
3.6.
In de periode dat Zena en Wianne en hun veulens bij [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] stonden werden de paarden bij [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] veterinair begeleid door [gedaagde vrijwaring sub 1] .

4.Het geschil

in de hoofdzaak in conventie

4.1.
[eisers hoofdzaak] vordert samengevat - na aanvulling van haar eis veroordeling van [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] tot betaling van € 14.014,27 (ten aanzien van Zena) en primair € 100.000,00, subsidiair € 15.000 (ten aanzien van het veulen van Wianne), vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de hoofdzaak in (voorwaardelijke) reconventie
4.4.
[gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] vordert samengevat – veroordeling van [eisers hoofdzaak] tot betaling van € 7.574,60, vermeerderd met rente en kosten, en tot opheffing van het door haar gelegde beslag, met veroordeling van [eisers hoofdzaak] in de kosten van deze procedure.
4.5.
[eisers hoofdzaak] voert verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
4.7.
[gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] vordert - samengevat - dat [gedaagden vrijwaring] wordt veroordeeld om aan [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] te betalen al hetgeen waartoe [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van [gedaagden vrijwaring] in de kosten van de vrijwaring.
4.8.
[gedaagden vrijwaring] voert verweer.
4.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

bevoegdheid en toepasselijk recht

5.1.
Nu [eisers hoofdzaak] haar woonplaats heeft in België en de vordering uit dien hoofde een internationaal karakter draagt, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen en welk recht van toepassing is.
[gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] woont in Nederland zodat op grond van artikel 4 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Vo II) deze rechtbank bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen.
De bepaling van het toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Vo), nu de betreffende overeenkomst gesloten is na 17 december 2009. [eisers hoofdzaak] baseert haar vordering op overeenkomsten van bewaarneming dan wel opdracht. Gelet op de woonplaats van [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] is op grond van het bepaalde in artikel 4 Rome I-Vo Nederlands recht van toepassing op de overeenkomsten tussen partijen.
in conventie
rechtsverhouding tussen partijen
5.2.
[eisers hoofdzaak] legt aan haar vordering ten grondslag dat er sprake is van overeenkomsten van bewaarneming dan wel overeenkomsten van opdracht tussen [eiser sub 1 hoofdzaak] en [eiser sub 2 hoofdzaak] als eigenaren van respectievelijk Zena en Wianne enerzijds en [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] anderzijds, op grond waarvan Zena en Wianne bij [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] stonden gestald. [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] heeft betwist dat er sprake is van overeenkomsten van bewaarneming en dat [eiser sub 1 hoofdzaak] en [eiser sub 2 hoofdzaak] haar wederpartijen zijn. Daarnaast heeft zij betwist dat [eiser sub 1 hoofdzaak] en [eiser sub 2 hoofdzaak] eigenaren zijn van Zena en Wianne.
5.2.1.
Uit de stellingen van partijen volgt dat er ten aanzien van Zena en Wianne een overeenkomst van opdracht is gesloten die een element van bewaarneming bevat. De overeenkomst van opdracht ziet op de geboortebegeleiding die voor Zena op 14 juni 2018 en voor Wianne op 11 juni 2018 heeft plaatsgevonden en de inseminatie die voor Zena op 3 juli 2018 en voor Wianne op 4 juli 2018 heeft plaatsgevonden. Het element van de bewaarneming ziet op de stalling van de merries bij [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] gedurende de periode van 14 mei tot en met 6 augustus 2018 voor Zena en de periode van 14 mei 2018 tot en met 3 augustus 2018 voor Wianne. Blijkens de facturen van [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] voor de door haar verleende diensten zijn de kosten voor de stalling afzonderlijk in rekening gebracht en beslaan zij ongeveer de helft van de totale kosten. [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] heeft tot haar verweer aangevoerd dat er van bewaarneming geen sprake kan zijn aangezien zij de drachtige merrie na de bevalling, niet drachtig kan teruggeven. Dit verweer gaat niet op. Gelet op de aard van de overeenkomsten, te weten de bewaarneming van drachtige merries met de verplichting tot teruggave daarvan na de bevalling, impliceert dat partijen niet hebben bedoeld drachtige merries terug te geven maar de merries en de uit hen geboren veulens. Bovendien komen de overeenkomsten er op neer dat de bewaarneming in eerste instantie ziet op de drachtige merries zolang zij drachtig zijn en na bevalling op de niet drachtige merries. Anders dan [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] heeft gesteld zijn de regels omtrent bewaarneming (artikel 7:600 en verder BW) gelet op het bepaalde in artikel 3:2a, tweede lid, BW ook van toepassing op dieren.
De slotsom van het voorgaande is dat er sprake is van bewaarneming ten aanzien van de Zena en Wianne. Het veulen van Wianne kan worden gezien als haar vrucht ten aanzien waarvan vanaf het moment van haar geboorte eveneens sprake is van bewaarneming.
5.2.2.
[eisers hoofdzaak] heeft gesteld dat de merries eigendom zijn van [eiser sub 1 hoofdzaak] respectievelijk [eiser sub 2 hoofdzaak] en dat zij de wederpartij zijn van [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] . [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] heeft gesteld dat die stelling niet in overeenstemming is met het feit dat [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] steeds heeft gefactureerd aan [naam eenmanszaak] . Dit verweer van [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] gaat niet op gelet op haar stelling dat [eiser sub 1 hoofdzaak] en [eiser sub 2 hoofdzaak] op enig moment er voor gekozen hebben hun drachtige merries voor de geboortebegeleiding bij [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] te stallen en dat het contact met [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] altijd plaats vond via [eiser sub 1 hoofdzaak] . Dat [naam eenmanszaak] drachtige merries voor de geboortebegeleiding bij [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] zou hebben gestald is door [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] niet gesteld. Ter comparitie hebben zowel [eisers hoofdzaak] als [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] zich op het standpunt gesteld dat [eiser sub 2 hoofdzaak] eigenaar is van Wianne en haar veulen zodat daarvan zal worden uitgegaan. [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] heeft niet gesteld dat een ander dan [eisers hoofdzaak] eigenaar is van Zena en nu de verklaring van [eiser sub 1 hoofdzaak] er op neer komt dat zij eigenaar is van Zena, zonder dat van het tegendeel is gebleken, zal [eiser sub 1 hoofdzaak] als eigenaar van Zena worden aangemerkt. Gegeven voormeld eigenaarschap zullen [eiser sub 2 hoofdzaak] voor wat betreft Wianne en [eiser sub 1 hoofdzaak] voor wat betreft Zena als wederpartij van [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] worden aangemerkt. Uit de stellingen van partijen volgt dat [eiser sub 1 hoofdzaak] tegenover [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] ook namens [eiser sub 2 hoofdzaak] optrad.
exoneratie
5.3.1.
[gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] heeft zich beroepen op een exoneratieclausule die [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] op haar website en op een bord op haar bedrijf heeft geplaatst. Deze clausule luidt als volgt:
‘Influenza & risico’s
Paarden die naar ons stations komen, dienen geënt te zijn tegen influenza. Het risico van schade aan merries, evt. veulens tijdens transport, in de wei of op stal, zijn geheel voor de eigenaar’
5.3.2.
[eisers hoofdzaak] heeft betwist enige exoneratie met [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] te zijn overeengekomen
5.3.3.
De enkele omstandigheid dat [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] een exoneratieclausule op haar website en op een bord op haar bedrijf heeft vermeld, brengt nog niet mee dat partijen moeten worden geacht de toepasselijkheid van die exoneratie te zijn overeengekomen. Gesteld noch gebleken is dat de overeenkomsten tussen partijen door tussenkomst of onder verwijzing naar de website van [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] zijn tot stand gekomen. Dat [eisers hoofdzaak] op het bedrijf van [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] is geweest brengt nog niet mee dat zij kennis heeft genomen van het bord waarop die clausule is vermeld. [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] heeft haar stelling op dit punt niet nader toegelicht. Dat een exoneratie volstrekt gebruikelijk is in de paardensector, zoals [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] heeft gesteld, brengt evenmin mee dat een dergelijke clausule tussen partijen geldt. De toepasselijkheid van de exoneratieclausule moet worden geacht niet tussen partijen te zijn overeengekomen zodat [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] geen beroep op die exoneratie toekomt.
aansprakelijkheid
5.4.
[eisers hoofdzaak] heeft gesteld dat [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] aansprakelijk is omdat [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] Zena en het veulen van Wianne niet gezond aan haar heeft teruggegeven. De verplichting van [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] uit bewaarneming bestond er in dat zij Zena en het veulen van Wianne diende terug te geven (artikel 7:600 BW). Vast staat dat [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] niet kan voldoen aan haar verplichting om Zena en het veulen van Wianne terug te geven in dezelfde staat als zij deze ter bewaring heeft ontvangen. Zena was immers in zo’n slechte staat dat zij geëuthanaseerd moest worden en het veulen van Wianne was overleden. Dit brengt mee dat in beginsel sprake is van een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] , zodat [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] en haar vennoten in beginsel aansprakelijk zijn voor de schade van [eisers hoofdzaak] . Dat is anders indien [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] als bewaarnemer niet is tekortgeschoten in de nakoming van de hoofdverbintenis om de zorg van een goed bewaarnemer in acht te nemen. In dat geval kan de tekortkoming niet aan [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] worden toegerekend. Het ligt op de weg van [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] om dit te stellen en bij betwisting te bewijzen.
Zena
5.5.1.
[gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] heeft gesteld dat zich ten aanzien van Zena het volgende heeft voorgedaan:
  • op zaterdag 14 juli 2018 bleek dat Zena aan de voorvoeten wat gevoelig liep,
  • de hoefsmid heeft Zena op 17 juli 2018 onderzocht en heeft als meest waarschijnlijke diagnose een hoefzweer gesteld,
  • Zena is hiervoor behandeld door haar voorvoeten regelmatig in een zogenoemde hoefzak, die op 20 juli 2018 is aangeschaft, met antibacterieel middel te plaatsen,
  • Zena reageerde onvoldoende op de behandeling en daarom is door de dierenarts geadviseerd om röntgenopnamen te maken,
  • op 1 augustus 2018 zijn röntgenopnamen gemaakt die ernstige structuurverandering in de hoef toonden,
  • dierenarts [gedaagde vrijwaring sub 2] van [gedaagde vrijwaring sub 1] heeft de situatie met [eiser sub 1 hoofdzaak] besproken,
  • [eiser sub 1 hoofdzaak] heeft [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] en de dierenarts pas op 1 augustus 2018 geïnformeerd over de neurectomie die [eiser sub 1 hoofdzaak] eerder aan beide voorvoeten van Zena had laten uitvoeren, waardoor ze geen pijn voelde aan haar voorvoeten; merries waarbij een neurectomie is uitgevoerd, moeten dagelijks worden gecontroleerd op steentjes of andere voorwerpen, zoolkneuzingen e.d., omdat de merrie niet mank gaat lopen en het risico groot is dat een hoefzweer niet wordt opgemerkt,
  • in overleg is Zena doorverwezen naar DAP Moerbeke-Waas in België waar is vastgesteld dat verdere behandeling zinloos was.
5.5.2.
[gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] stelt zich op het standpunt dat uit het verloop van de gebeurtenissen volgt dat zij niet tekort is geschoten in enige zorgplicht en dat evenmin dierenarts [gedaagde vrijwaring sub 2] in strijd heeft gehandeld met hetgeen een redelijk handelend en redelijk bekwaam dierenarts betaamt. De schade van [eisers hoofdzaak] kan volgens [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] in ieder geval niet aan haar worden toegerekend omdat zij door [eisers hoofdzaak] niet is geïnformeerd over de neurectomie.
5.5.3.
[eisers hoofdzaak] heeft gesteld dat bij een tijdig en juist ingrijpen op de hoefzweer bij Zena een verdere ontwikkeling van de infectie tot een ongeneesbare infectie, als gevolg waarvan Zena geëuthanaseerd moest worden, voorkomen had kunnen worden. Toen de hoefzweer voor [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] waarneembaar was Zena moet veel eerder dan 14 juli 2018 kreupel zijn geweest - had zij [eiser sub 1 hoofdzaak] op de hoogte moeten stellen en had de behandeling in overleg met haar moeten plaatsvinden. [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] heeft dat niet gedaan. Zij is zelf gaan dokteren en heeft Zena niet laten onderzoeken door een dierenarts. De symptomen verbeterden niet maar toch heeft [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] [eiser sub 1 hoofdzaak] niet geïnformeerd en de dierenarts niet laten onderzoeken. Op 1 augustus 2018 was er geen weg meer terug en bestond de noodzaak tot euthanasie. [eisers hoofdzaak] wist als leek niet dat zij een neurectomie moest melden. Na een neurectomie is het risico op een hoefzweer niet groter. Zena heeft misschien de hoefzweer rechtsvoor niet gevoeld, maar de structuurveranderingen linksvoor moet Zena wel hebben gevoeld, aldus [eisers hoofdzaak]
5.5.4.
Op grond van hetgeen door [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] is gesteld en door [eisers hoofdzaak] niet is weersproken wordt het volgende als vaststaand aangenomen:
  • uiterlijk op zaterdag 14 juli 2018 bleek [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] dat Zena aan de voorvoeten wat gevoelig of zelfs kreupel liep,
  • [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] heeft de hoefsmid op 17 juli 2018 Zena laten onderzoeken en de hoefsmid heeft als meest waarschijnlijke diagnose een hoefzweer gesteld,
  • [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] heeft Zena hiervoor behandeld door haar voorvoeten regelmatig in een zogenoemde hoefzak, die op 20 juli 2018 is aangeschaft, met antibacterieel middel te plaatsen,
  • omdat Zena onvoldoende op deze behandeling reageerde heeft [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] de dierenarts [gedaagde vrijwaring sub 2] naar Zena laten kijken,
  • [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] heeft [eisers hoofdzaak] in de periode van 14 juli 2018 tot 1 augustus 2018 niet geïnformeerd over de gezondheidstoestand van Zena
  • [eisers hoofdzaak] heeft [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] pas op 1 augustus 2018 geïnformeerd over de neurectomie aan de voorvoeten van Zena.
Het verwijt van [eisers hoofdzaak] ziet op het handelen van [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] vanaf uiterlijk 14 juli 2018 en het nalaten om haar te informeren en een dierenarts in te schakelen. De rechtbank acht het gewenst zich te laten voorlichten door een deskundige over de vraag of van een bewaarnemer verdergaande zorg, er in bestaande dat [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] in de periode tot 1 augustus 2018 niet had kunnen volstaan met het aanbrengen van een hoefzak maar een dierenarts had moeten inschakelen, had mogen verwacht dan door [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] verleend. Daarbij moet worden uitgegaan van de zorg die moet worden verleend aan een merrie zonder neurectomie. Tevens wenst de rechtbank te worden voorgelicht over de vraag of een andere behandeling, waaronder de inschakeling van een dierenarts, ertoe zou hebben geleid dat Zena niet geëuthanaseerd had hoeven worden, en welke invloed de neurectomie had op de overlevingskansen van Zena. Uit de stellingen van partijen en hetgeen door hen ter comparitie is verklaard volgt dat [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] gewoonlijk contact opnam met [eisers hoofdzaak] als er iets met de paarden aan de hand was. Ook brengt de algemene zorgplicht voor de bewaarnemer mee dat [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] naast haar verplichting om de paarden van [eisers hoofdzaak] in de gaten te houden en het op te merken wanneer zij ziekteverschijnselen vertoonden, ook gehouden was [eisers hoofdzaak] daarvan dan op de hoogte te stellen. [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] heeft haar niet aannemelijke stelling dat het openen van contact niet mogelijk was omdat [eisers hoofdzaak] zich in het buitenland bevond niet onderbouwd zodat daaraan verder zal worden voorbij gegaan. Of moet worden aangenomen dat het contact tussen [eisers hoofdzaak] en [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] er toe zou hebben geleid dat eerder een dierenarts zou zijn ingeschakeld hangt samen met het antwoord op de vraag of [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] juist heeft gehandeld, die in het deskundigenonderzoek aan de orde komt.
veulen van Wianne
5.6.1.
[gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] heeft gesteld dat zich ten aanzien van het veulen van Wianne het volgende heeft voorgedaan:
  • bij het veulen is direct na de geboorte geen bloed afgenomen om te bepalen of het veulen voldoende immuniteit had tegen infectueuze ziekten, omdat [eisers hoofdzaak] daarom in de voorgaande jaren nooit had verzocht en het niet gebruikelijk is om bloed af te nemen bij gezonde veulens die normaal bij hun moeder drinken
  • op 20 juli 2018 bleek [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] dat het veulen niet fit oogde
  • dezelfde dag heeft [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] dierenarts [gedaagde vrijwaring sub 2] ingeschakeld
  • [gedaagde vrijwaring sub 2] heeft het veulen onderzocht en medicatie voorgeschreven voor een longontsteking met de verdenking van Rhodococcus; dat was een waarschijnlijkheidsdiagnose op basis van symptomen
  • op 23 juli 2018 heeft de dierenarts het veulen opnieuw onderzocht en extra medicatie voorgeschreven en hij heeft het veulen de dagen na 23 juli 2018 regelmatig bekeken
  • [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] heeft de door de dierenarts voorgeschreven medicatie tot 30 juli 2018 toegepast en het veulen werd met de dag beter en oogde met de dag fitter, totdat het op 30 juli 2018 dood in de stal werd aangetroffen
5.6.2.
[gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] stelt zich op het standpunt dat zij adequate zorg heeft verleend en adequaat heeft gehandeld door direct de dierenarts in te schakelen.
5.6.3.
[eisers hoofdzaak] heeft gesteld dat [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] ernstig tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst door i) onvoldoende zorg te verlenen aan het veulen, ii) geen afdoende toezicht te houden op de gezondheidstoestand van het veulen en iii) onvoldoende opvolging te geven aan de zorgelijke gezondheidstoestand van het veulen. Volgens [eisers hoofdzaak] had [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] na de geboorte bloed bij het veulen moeten laten afnemen voor het checken van de immuniteit, zodat na behandeling met plasma een infectieziekte voorkomen had kunnen worden. Het veulen had op 20 juli 2018 al ernstige symptomen die in veel gevallen in een mildere vorm beginnen. [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] had al op of voor die datum [eisers hoofdzaak] moeten informeren over de gezondheidstoestand zodat zij had kunnen kiezen voor een alternatieve behandeling, bijvoorbeeld in een gespecialiseerde kliniek. De keuze om het veulen door te verwijzen naar een gespecialiseerde kliniek, is niet aan [eiser sub 1 hoofdzaak] voorgelegd terwijl [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] wist dat [eiser sub 1 hoofdzaak] de best mogelijke zorg wilde en zij daarvoor gekozen zou hebben. De gezondheidstoestand diende dagelijks te worden opgevolgd maar de dierenarts is pas drie dagen later weer bij het veulen gekomen omdat [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] hem kennelijk niet eerder heeft gebeld, terwijl de gezondheidstoestand van het veulen niet verbeterde. De gezondheidstoestand van het veulen is na 25 juli 2018 verslechterd en [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] heeft het niet nodig gevonden na die datum de dierenarts te bellen of [eisers hoofdzaak] te informeren.
[gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] is aansprakelijk voor het handelen van [gedaagden vrijwaring] die zij als hulppersoon heeft ingeschakeld. [gedaagden vrijwaring] is tekortgeschoten omdat zij de mogelijkheid om bloed af te nemen niet aan de eigenaar heeft voorgelegd, het veulen op 20, 23, 24 en 25 juli 18 alleen symptomatisch behandeld heeft en geen diagnostisch onderzoek heeft verricht waardoor er geen gerichte behandeling heeft plaatsgevonden. [gedaagden vrijwaring] heeft op voormelde data de eigenaar van het veulen niet geïnformeerd en de gezondheidstoestand niet afdoende stelselmatig opgevolgd. Als er daadwerkelijk sprake zou zijn geweest van Rhodococcus dan was bij een juiste diagnose en behandeling de kans op genezing aanzienlijk groter geweest. Als [gedaagden vrijwaring] dat zelf niet kon vaststellen dan had zij moeten doorverwijzen, aldus [eisers hoofdzaak]
5.6.4.
Het verwijt van [eisers hoofdzaak] ziet op het nalaten van [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] om het veulen op immuniteit te laten checken en om [eisers hoofdzaak] te informeren over de gezondheidstoestand van het veulen en op gebrekkig medisch handelen van [gedaagden vrijwaring] Zoals hiervoor onder 5.5.4 al is overwogen brengt de algemene zorgplicht voor de bewaarnemer mee dat [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] gehouden was [eisers hoofdzaak] van ziekteverschijnselen op de hoogte te stellen.
Dat [gedaagden vrijwaring] als hulppersoon van [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] moet worden aangemerkt is tussen partijen niet in geschil zodat de rechtbank daarvan zal uitgaan. Dit brengt mee dat als [gedaagden vrijwaring] niet zou hebben gehandeld zoals van een bekwaam en zorgvuldig handelend vakgenoot mag worden verwacht, [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] hiervoor tegenover [eisers hoofdzaak] aansprakelijk zou zijn. Het verwijt dat [gedaagden vrijwaring] [eisers hoofdzaak] niet heeft geïnformeerd over de gezondheidstoestand en de medische behandeling van het veulen, slaagt niet aangezien [eisers hoofdzaak] niet de opdrachtgever van [gedaagden vrijwaring] was.
De rechtbank verwerpt het verwijt over het niet checken van de immuniteit, omdat [eisers hoofdzaak] niet heeft betwist dat dit niet gebruikelijk is bij gezonde veulens die goed bij de moeder drinken en dat zij ook bij eerdere veulens nooit aan [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] om die test heeft gevraagd.
Op grond van hetgeen door [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] is gesteld en door [eisers hoofdzaak] niet is weersproken wordt het volgende als vaststaand aangenomen
  • op 20 juli 2018 heeft [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] dierenarts [gedaagde vrijwaring sub 2] ingeschakeld omdat het veulen niet fit oogde,
  • [gedaagde vrijwaring sub 2] heeft het veulen onderzocht en medicatie voorgeschreven voor de waarschijnlijkheidsdiagnose longontsteking met de verdenking van Rhodococcus,
  • op 23 juli 2018 heeft de dierenarts het veulen opnieuw onderzocht en extra medicatie voorgeschreven en hij heeft het veulen de eerste dagen na 23 juli 2018 regelmatig bekeken,
  • [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] heeft de door de dierenarts voorgeschreven medicatie tot 30 juli 2018 toegepast,
  • het veulen is op 30 juli 2018 overleden.
De rechtbank acht het gewenst zich te laten voorlichten door een deskundige over de vraag of van een bewaarnemer verdergaande zorg, er in bestaande dat [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] de gezondheidstoestand van het veulen nauwlettender in de gaten zou hebben gehouden, had mogen verwacht dan door [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] verleend en of [gedaagden vrijwaring] heeft gehandeld zoals van een bekwaam en zorgvuldig handelend vakgenoot mag worden verwacht. Tevens wenst de rechtbank bij ontkennende beantwoording van deze vraag/vragen te worden voorgelicht op welke andere wijze had behoren te worden gehandeld en of een andere behandeling tot resultaat zou hebben gehad dat het veulen niet zou zijn overleden.
de schade
5.7.1.
Mocht komen vast te staan dat [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] tegenover [eiser sub 1 hoofdzaak] en [eiser sub 2 hoofdzaak] aansprakelijk is dan komt de vraag naar de omvang van de schade aan de orde. Voor wat betreft Zena gaat [eisers hoofdzaak] uit van een vrije verkoopwaarde per 30 augustus 2018 van € 10.000,00 en gaat [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] uit van een marktwaarde per 1 juli 2018 van € 3.500,00. Voor wat betreft het veulen van Wianne gaat [eisers hoofdzaak] primair uit van een toekomstige waarde c.q. te realiseren winst van
€ 100.000,00 op 5/6-jarige leeftijd en subsidiair van een waarde per 30 augustus 2018 van
€ 15.000,00. [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] betwist dat uitgegaan moet worden van een toekomstige waarde of te realiseren winst en stelt de waarde van het veulen per 1 juli 2018 op € 3.000,00.
5.7.2.
Bij de bepaling van de omvang van de schade moet een vergelijking worden gemaakt tussen de situatie zonder tekortkoming en de situatie met tekortkoming. De situatie met tekortkoming komt er op neer dat de waarde van Zena en het veulen van Wianne nihil is. Bij het vaststelling van de situatie zonder tekortkoming moet worden uitgegaan van de marktwaarde van de paarden ten tijde van hun overlijden, augustus 2018 respectievelijk 30 juni 2018. De rechtbank ziet geen aanleiding om uit te gaan van een toekomstige waarde of een te realiseren winst, zoals [eisers hoofdzaak] primair voor staat. Daarvoor is te onzeker welke waarde het veulen van Wianne na 5/6 jaar zou hebben gehad, terwijl bovendien alle tijdens die 5/6 jaar te maken kosten voor het veulen op de schade in mindering zouden moeten worden gebracht. Het is eenvoudiger om de schade te begroten aan de hand van de verkoopwaarde, waarvan de hoogte mede afhankelijk is van de toekomstverwachtingen voor het veulen en de daarvoor nodige investeringen. De primaire vordering is daarom niet toewijsbaar. Voor de bepaling van de marktwaarde van Zena en het veulen van Wianne zal mogelijk, na vaststelling van de aansprakelijkheid, een deskundigenonderzoek noodzakelijk blijken.

6.De beoordeling in de vrijwaringszaak

6.1.
[gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] heeft ter onderbouwing van haar vordering onder meer het volgende aangevoerd.
[gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] heeft aan [gedaagde vrijwaring sub 1] , c.q. haar maten c.q. aan [gedaagde vrijwaring sub 2] de opdracht gegeven om Zena en het veulen van Wianne veterinair te behandelen. Bij de uitvoering van deze opdracht moet de zorg worden betracht en verleend die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam opdrachtnemer kan worden verlangd. Indien en voor zover de rechtbank in de hoofdzaak zou oordelen dat [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] tekort zou zijn geschoten in het - doen – inschakelen c.q. verlenen van veterinaire zorg, is ook [gedaagden vrijwaring] jegens [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] toerekenbaar tekort is geschoten in het verlenen van veterinaire zorg en wel dusdanig dat [gedaagden vrijwaring] aansprakelijk is tegenover [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] Indien en voor zover [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] in de hoofdzaak zou worden veroordeeld, [gedaagde vrijwaring sub 1] tekort is geschoten in het uitvoeren van de juiste behandeling van de twee paarden en/of het toepassen en voorschrijven van de juiste medicatie en/of onvoldoende toereikende instructies ter zake de verzorging van de paarden heeft gegeven aan [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] .
De maten van [gedaagde vrijwaring sub 1] , [gedaagde vrijwaring sub 2] en [gedaagde vrijwaring sub 3] , zijn hoofdelijk aansprakelijk tegenover [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring]
6.2.
[gedaagden vrijwaring] heeft tot haar verweer onder meer het volgende aangevoerd.
[gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] heeft niet aan haar stelplicht voldaan. Zij heeft nagelaten concreet gemotiveerd en onderbouwd aan te geven waaruit het onzorgvuldig handelen van [gedaagde vrijwaring sub 1] bestaat, wat de gevolgen daarvan zijn geweest en tot welke schade dit handelen heeft geleid.
[eisers hoofdzaak] en [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] maken [gedaagde vrijwaring sub 1] geen verwijten ten aanzien van de behandeling van Zena. Een toegewezen vordering in de hoofdzaak ten aanzien van Zena dient daarom al niet gedragen te worden door [gedaagden vrijwaring]
Het veulen van Wianne is op 20 juli 2018 op verzoek van [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] beoordeeld en daarna is een behandeling ingezet, die naar de regelen der kunst en in overleg met [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] heeft plaatsgevonden.
6.3.1.
Voor wat betreft Zena geldt dat [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] onvoldoende heeft gesteld op grond waarvan er aansprakelijkheid zou kunnen zijn van [gedaagden vrijwaring] [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] verwijst naar de dagvaarding in de hoofdzaak waarin onder randnummers 66 en 67 het verwijt is opgenomen dat [eisers hoofdzaak] aan [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] maakt. Dit behelst geen verwijt aan [gedaagden vrijwaring] In randnummer 74 van deze dagvaarding stelt [eisers hoofdzaak] ook alleen dat [gedaagde vrijwaring sub 1] als hulppersoon ten aanzien van het veulen tekort is geschoten. [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] heeft in de dagvaarding in vrijwaring niet gesteld, laat staan onderbouwd waarin het tekortschieten van [gedaagden vrijwaring] in haar verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht met [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] bestaat. [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] heeft daarmee niet aan haar stelplicht voldaan zodat de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt voor zover het Zena betreft.
6.3.2.
Uit randnummer 75 van de dagvaarding in de hoofdzaak, waar [gedaagden vrijwaring] zelf naar verwijst, en de verwijzing van [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] daarnaar in de dagvaarding in vrijwaring blijkt voldoende duidelijk welk verwijt aan [gedaagden vrijwaring] wordt gemaakt. [gedaagden vrijwaring] heeft tegen die verwijten ook verweer gevoerd. Dat verweer komt er op neer dat [gedaagden vrijwaring] , door te handelen zoals onder 5.6.1 omschreven, de zorg heeft betracht en verleend die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam opdrachtnemer kan worden verlangd. De vraag of dat het geval is speelt ook in de hoofdzaak. Mede ter beantwoording van die vraag wordt een deskundigenonderzoek bevolen. De uitkomst van dat onderzoek is voor zover het betrekking heeft op het medisch handelen ten aanzien van het veulen van Wianne ook in vrijwaring van belang zodat het onderzoek ook in deze procedure zal worden betrokken.

7.In de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak

7.1.
Ter comparitie heeft de rechtbank aangekondigd het voornemen te hebben een deskundigenonderzoek te gelasten. Partijen hebben vervolgens gebruik gemaakt van de hen geboden gelegenheid zich uit te laten over het aantal te benoemden deskundigen, de persoon van de deskundige(n) en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Het eerder aangekondigde deskundigenbericht zal nu worden bevolen. Uit de deskundigen die partijen hebben voorgedragen leidt de rechtbank af dat zij ervan uitgaan dat de vragen over het handelen van [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] als stalhouder kunnen worden voorgelegd aan de deskundige(n) aan wie ook de vragen over het medisch handelen worden voorgelegd. Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over de persoon van de deskundige en het aantal te benoemen deskundigen. De rechtbank is vooralsnog van oordeel dat met één deskundige kan worden volstaan. Nu partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de persoon van de deskundige zal de rechtbank een deskundige op het gebied van de diergeneeskunde benaderen, die zowel het handelen van [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] als het handelen van [gedaagden vrijwaring] als dierenarts en de eventuele prognose bij een andere behandeling kan beoordelen, met het verzoek of deze bereid en in staat is het onderzoek uit te voeren. De rechtbank ziet alleen al om praktische redenen geen aanleiding om een Belgische deskundige te benoemen, zoals [eisers hoofdzaak] heeft verzocht. Aan deze deskundige zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd. De deskundige zal bij afzonderlijke beslissing worden benoemd.
Voor zover uit het onderzoek naar voren zou komen dat een gespecialiseerd dierenarts ingeschakeld had moeten worden en dat de vraag naar de prognose in verband daarmee niet door de deskundige kan worden beantwoord, dient mogelijk een vervolgonderzoek plaats te vinden.
7.2.
Het voorschot op de kosten van de deskundige zal door [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] moeten worden betaald nu zij in de hoofdzaak de bewijslast draagt van haar stelling dat de tekortkoming haar niet kan worden toegerekend en zij in de vrijwaringszaak de bewijslast draagt van haar stelling dat [gedaagden vrijwaring] tegenover haar is tekortgeschoten.
7.3.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
7.4.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
7.5.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

8.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak en in vrijwaring
8.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
ten aanzien van Zena
1. Uiterlijk op zaterdag 14 juli 2018 bleek [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] dat Zena aan de voorvoeten wat gevoelig of zelfs kreupel liep. [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] heeft de hoefsmid op 17 juli 2018 Zena laten onderzoeken en de hoefsmid heeft als meest waarschijnlijke diagnose een hoefzweer gesteld. [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] heeft Zena hiervoor behandeld door vanaf 20 juli 2018 haar voorvoeten regelmatig in een zogenoemde hoefzak met antibacterieel middel te plaatsen. Omdat Zena onvoldoende op deze behandeling reageerde heeft [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] op 1 augustus 2018 de dierenarts [gedaagde vrijwaring sub 2] naar Zena laten kijken.
a. Moet Zena in de periode voorafgaand aan 14 juli 2018 al voor [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] kenbare symptomen hebben gehad die samenhingen met de klachten die op 14 juli 2018 aanwezig waren?
b. Heeft [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] in de periode voorafgaand aan dan wel vanaf 14 juli 2018 tot 1 augustus 2018 gehandeld zoals van een zorgvuldig handelend stalhouder mag worden verwacht? U moet bij deze vraag uitgaan van de zorgplicht van een stalhouder voor een merrie zonder neurectomie.
2. Indien vraag 1 ontkennend wordt beantwoord:
a. Op welke andere wijze had [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] dienen te handelen?
b. Indien [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] anders zou hebben gehandeld, hoe waarschijnlijk is het dan dat Zena niet geëuthanaseerd zou zijn geworden?
3. Is het voor de beantwoording van vraag 2 relevant dat Zena in het verleden een neurectomie heeft gehad? Zo ja, in welke zin is dat relevant?
4. Had [eisers hoofdzaak] met het oog op de aan Zena te verlenen zorg [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] van de neurectomie op de hoogte moeten brengen en zo ja, waarom?
5. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
ten aanzien van het veulen van Wianne
6. Op 20 juli 2018 heeft [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] dierenarts [gedaagde vrijwaring sub 2] ingeschakeld omdat het veulen niet fit oogde. [gedaagde vrijwaring sub 2] heeft het veulen onderzocht en medicatie voorgeschreven voor een longontsteking met de verdenking van Rhodococcus. Het veulen knapte niet voldoende op en op 23 juli 2018 heeft de dierenarts het veulen opnieuw onderzocht en extra medicatie voorgeschreven. De dierenarts heeft het veulen de eerste dagen na 23 juli 2018 regelmatig bekeken. [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] heeft de door de dierenarts voorgeschreven medicatie tot 30 juli 2018 toegepast. Op 30 juli 2018 is het veulen overleden.
a. Moet het veulen in de periode voorafgaand aan 20 juli 2018 al voor [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] kenbare symptomen hebben gehad die samenhingen met de klachten die op 20 juli 2018 aanwezig waren? Heeft [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] , gegeven de klachten van het veulen die zich openbaarden, in de periode voorafgaand aan dan wel vanaf 20 juli 2018 tot 1 augustus 2018 gehandeld zoals van een zorgvuldig handelend stalhouder mag worden verwacht?
b. Heeft Dierenkliniek [gedaagden vrijwaring] in de periode van 20 juli 2018 tot en met 30 juli 2018 gehandeld zoals van een bekwaam en zorgvuldig handelend vakgenoot mag worden verwacht?
7. Indien de 2e vraag onder 6a ontkennend wordt beantwoord:
a. Op welke andere wijze had [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] dienen te handelen?
b. Indien [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] anders zou hebben gehandeld, hoe waarschijnlijk is het dan dat het veulen niet op 30 juli 2018 zou zijn overleden?
8. Indien vraag 6b ontkennend wordt beantwoord:
a. Op welke andere wijze had [gedaagden vrijwaring] dienen te handelen?
b. Indien [gedaagden vrijwaring] anders zou hebben gehandeld, hoe waarschijnlijk is het dan dat het veulen niet op 30 juli 2018 zou zijn overleden?
9. Indien zowel [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] als [gedaagden vrijwaring] anders hadden dienen te handelen, kunt u dan aangeven in welke mate ieders nalaten heeft bijgedragen aan het overlijden van het veulen?
10. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
8.2.
bepaalt dat de deskundige bij afzonderlijke beschikking wordt benoemd,
het voorschot
8.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
  • de deskundige dient
  • de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen
  • partijen kunnen desgewenst
  • indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag
  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
8.4.
bepaalt dat [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] het voorschot dient over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
8.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
8.6.
bepaalt dat [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] haar procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
8.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
8.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
8.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
8.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk
drie maandenna het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
8.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
8.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
8.13.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
7 oktober 2020,
8.14.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] op een termijn van vier weken,
8.15.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
8.16.
houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2020.