In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 9 april 2020 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor de onvrijwillige opname en verblijf van een cliënt, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De rechtbank heeft deze machtiging verleend voor de duur van twee jaar, tot en met 9 april 2022. De beslissing is genomen naar aanleiding van een medische verklaring die was opgesteld door psychiater R.M.A. Roest, die de cliënt niet zelf had onderzocht, maar zich had gebaseerd op informatie van andere zorgprofessionals en schriftelijke documenten. Dit was noodzakelijk vanwege de Covid-19-pandemie, die persoonlijk contact bemoeilijkte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, specifiek dementie van het type Alzheimer, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder het risico op lichamelijk letsel en verwaarlozing. De rechtbank oordeelde dat de opname en het verblijf in een gespecialiseerde zorgsetting noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. Ondanks dat de cliënt zich verzet tegen de opname, zijn er geen minder ingrijpende alternatieven beschikbaar. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de psychiater voldoende zorgvuldig heeft gehandeld in het opstellen van de medische verklaring, ondanks het ontbreken van een persoonlijk onderzoek.
De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en op schrift gesteld op 15 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.