ECLI:NL:RBOBR:2020:2211

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
19/1302
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van APK-erkenning door RDW en het vertrouwensbeginsel

Op 14 april 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, eigenaar van een APK-keuringsbedrijf, en de directie van de RDW. De RDW had op 21 februari 2019 de erkenning van de eiser voor het uitvoeren van APK-keuringen voor 12 weken ingetrokken, na geconstateerde overtredingen tijdens steekproefherkeuringen. Eiser heeft tegen het besluit van de RDW beroep ingesteld, waarbij hij ook een verzoek om voorlopige voorziening indiende. De voorzieningenrechter had eerder het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst.

De rechtbank heeft in haar overwegingen het vertrouwensbeginsel behandeld. Eiser stelde dat hij gerechtvaardigde verwachtingen had gewekt door toezichthouder Van de Velde, die hem had laten geloven dat de RDW zijn erkenning niet zou intrekken. De rechtbank oordeelde dat de toezichthouder in zijn contacten met eiser had aangegeven dat hij diens opvatting over de berekening van de cusumstrafpunten kon volgen. Dit leidde tot de conclusie dat eiser te goeder trouw was en dat de RDW niet bevoegd was om de erkenning in te trekken.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. De RDW werd veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en betreft de belangenafweging tussen de verkeersveiligheid en de persoonlijke belangen van eiser, die als eenmanszaak afhankelijk was van zijn APK-activiteiten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/1302

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2020 in de zaak tussen

[eiser] , in [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F.M.A. Rooijakkers),
en

de directie van de RDW, de RDW

(gemachtigde: mr. E. Aktas).

Procesverloop

Bij besluit van 21 februari 2019 (het primaire besluit) heeft de RDW de erkenning van eiser voor het uitvoeren van algemene periodieke keuringen (APK) voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg voor 12 weken ingetrokken.
Bij besluit van 26 april 2019 (het bestreden besluit) heeft de RDW het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
In de uitspraak van 17 juni 2019, SHE 19/1300, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de beslissing op het beroep.
De RDW heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 december 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De RDW heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser heeft een APK-keuringsbedrijf en is APK-erkenninghouder. Op 20 november 2018 heeft een toezichthouder van de RDW in het kader van uitvoering van toezicht op erkenninghouders, een steekproefherkeuring uitgevoerd op een voertuig bij het bedrijf van eiser. Bij deze controle is een overtreding geconstateerd omdat de loadindex van twee achterbanden van het voertuig kleiner was dan de maximum aslast.
2. Op 11 januari 2019 heeft een toezichthouder van de RDW bij het bedrijf van eiser opnieuw in het kader van het toezicht op erkenninghouders, een steekproefherkeuring uitgevoerd. Bij deze controle is een overtreding geconstateerd omdat de stofhoes van de stuurinrichting ondeugdelijk was bevestigd. Vervolgens is vastgesteld dat cusumstand 12 is bereikt, een overtreding van categorie III, op grond waarvan volgens de Toezichtsbeleidsbrief Erkenningshouders RDW een intrekking van de erkenning voor de duur van 12 weken volgt.
3. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen de steekproefcontrolerapporten van 20 november 2018 en 11 januari 2019.
4. Op 24 januari 2019 is eiser gehoord door L.P.L.M. van de Velde, bedrijfsinspecteur en toezichthouder RDW. Van dat gesprek is een verslag gemaakt.
5. Voor de overige feiten wordt verwezen naar het procesverloop.
Wettelijk kader
6. Het wettelijk kader is opgenomen als bijlage bij deze uitspraak.
Het bestreden besluit en het standpunt van de RDW
7. Bij het bestreden besluit heeft de RDW het bij het primaire besluit ingenomen standpunt gehandhaafd dat eisers erkenning op grond van de relevante regelgeving en het beleid voor 12 maanden wordt ingetrokken omdat bij de steekproefherkeuring op 11 januari 2019 is gebleken dat, mede gelet op de bij de steekproefherkeuring op 20 november 2018 vastgestelde overtredingen, de cusumstand 12 was bereikt. Gelet op artikel 5.3.27, zevende lid, van de Regeling voertuigen en artikel 50, eerste lid van Bijlage VIII van de Regeling voertuigen moeten banden op dezelfde as afzonderlijk worden beoordeeld voor wat betreft de loadindex. In het steekproefcontrolerapport van 20 november 2018 waarin het volgende is vermeld :”5*27 2 Loadindex band kleiner dan maximum aslast (2x)”. Het cijfer 2 geeft de gradatie van de misser aan en het tussen haakjes geplaatste cijfer 2 geeft weer dat de fout twee keer is geconstateerd. Uit artikel 3, eerste lid van het Cusumsysteem Erkenninghouder APK volgt een misser van gradatie 2 1 strafpunt oplevert. Het gaat dus totaal om 2 missers met gradatie 2. Omdat eiser ten aanzien van twee achterbanden een foutieve loadindex heeft bepaald, zijn er twee cusumstrafpunten toegekend. De Regeling, het Cusumsysteem en de Toezichtbeleidsbrief van 1 april 2018, is aan alle erkenninghouders bekend gemaakt. Omdat eiser in de afgelopen 30 maanden eerder een overtreding heeft begaan van dezelfde categorie heeft de RDW overeenkomstig deze regelgeving de erkenning voor 12 weken ingetrokken. De RDW heeft ook in aanmerking genomen dat eiser geen bezwaar heeft gemaakt tegen de beide steekproefcontrolerapporten en dat de daarbij vastgestelde overtredingen daarom onherroepelijk zijn geworden. De financiële gevolgen die de intrekking van zijn erkenning voor eiser heeft zijn geen bijzondere omstandigheden om afwijking van het beleid te rechtvaardigen omdat eiser zich niet onderscheidt van andere erkenninghouders in een soortgelijke situatie.
Beroep van eiser.
8. Gelet op de gedingstukken en wat tijdens de zitting is besproken erkent eiser dat hij op 20 november 2018 door een verkeerde inschatting van het gewicht van de auto een onjuiste norm heeft toegepast, waardoor hij is uitgegaan van een onjuiste loadindex van 2 achterbanden. Eiser stelt echter dat deze fout leidt tot één cusumstrafpunt en dat de steekproefcontroleur daarom onrechte twee cusumstrafpunten heeft toegekend. Als aan de bij de streekproef van 20 november 2018 vastgestelde bevindingen niet twee, maar één cusumstrafpunt wordt toegekend, is de cusumgrens van 12 (straf)punten op 11 januari 2019 niet bereikt en is de RDW niet bevoegd om de erkenning in te trekken.
Eiser stelt dat hij het standpunt dat zijn fout bij de vaststelling van de cusumstrafpunten niet twee keer geteld mocht worden, heeft besproken met RDW-toezichthouder Van de Velde en dat deze het met hem eens was. De RDW heeft erkend dat toezichthouder Van de Velde tegen eiser heeft gezegd dat hij het eens is met zijn visie en dat dus maar voor één overtreding cusumstrafpunten konden worden toegekend en niet voor twee. Als meest verstrekkende beroepsgrond heeft eiser aangevoerd dat de intrekking van zijn erkenning moet worden vernietigd omdat het bestreden besluit is genomen in strijd met het vertrouwensbeginsel gelet op de verwachtingen die toezichthouder Van de Velde heeft gewekt.
Beoordeling
9. Bij de beoordeling van eisers beroep op het vertrouwensbeginsel kent de rechtbank betekenis toe aan de uitgangspunten, die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft verwoord in zijn uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694.
10. De rechtbank stelt vast dat eiser op grond van de contacten met toezichthouder Van de Velde redelijkerwijs de indruk konden krijgen dat de RDW in de hiervoor aangegeven omstandigheden zijn erkenning niet zou intrekken omdat de feitelijke grondslag voor de bevoegdheid daarvoor ontbrak. Eiser was te goeder trouw. Hij heeft immers de relevante feiten en omstandigheden steeds naar waarheid weergegeven en heeft ook tegenover de toezichthouder toegegeven dat hij door een verkeerde inschatting van het gewicht van de auto een onjuiste norm heeft toegepast, waardoor hij is uitgegaan van een onjuiste loadindex van 2 achterbanden. Niet in geschil is dat toezichthouder Van de Velde in zijn contact met eiser heeft aangegeven dat hij diens opvatting kon volgen dat de onjuiste loadindex van 2 achterbanden moet worden gezien als één overtreding bij de vaststelling van de cusumstrafpunten. Eiser heeft tijdens de zitting ook onweersproken gesteld dat toezichthouder Van de Velde hem twee keer heeft bezocht nadat hij bezwaar had gemaakt tegen een steekproef, dat hij geen andere bedrijfsinspecteurs heeft ontmoet en dat toezichthouder Van de Velde ook het hoorgesprek met hem heeft gevoerd, waarbij zijn eerder met Van de Velde besproken standpunt over dit concrete geschil nog eens aan de orde is geweest.
11. De RDW betoogt dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet kan slagen omdat eiser zelf als deskundige moet worden aangemerkt en hij een eigen onderzoeksplicht heeft. De rechtbank acht van belang dat de RDW heeft erkend dat Van de Velde eisers opvatting kon volgen over de wijze waarop de cusumstrafpunten in dit geval moesten worden berekend en dat deze opvatting ook meerdere malen aan de orde is geweest in contacten tussen eiser en Van de Velde. Onder die omstandigheden oordeelt de rechtbank dat de eigen onderzoeksplicht niet langer aan eiser kan worden tegengeworpen. Deze omstandigheden leiden er ook toe dat eiser op goede gronden mocht veronderstellen dat de toezichthouder Van de Velde de opvatting van de RDW weergaf, hoewel hij niet uitdrukkelijk namens de RDW toezeggingen heeft gedaan.
12. De rechtbank concludeert dat bij eiser gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt. De rechtbank oordeelt dat er geen rechtsnorm of rechtsregel geldt die in dit geval tot intrekking van de erkenning voor de periode van twaalf weken dwingt en dat er ook daarom, anders dan de RDW heeft bepleit, ruimte is voor een belangenafweging. De RDW stelt dat het belang van de verkeersveiligheid in dit geval aan honorering van de gewekte verwachtingen is de weg staat en dat daaraan meer gewicht moet worden toegekend dan aan eisers persoonlijke belangen. De rechtbank ziet er niet aan voorbij dat de verkeersveiligheid een zwaarwegend algemeen belang dient. De RDW heeft echter niet weersproken dat er ten aanzien van eiser niet eerder situaties hebben voorgedaan die aanleiding hebben gegeven tot sanctieoplegging. Eiser heeft er verder op gewezen dat hij een eenmanszaak heeft en voor zijn bedrijfsvoering uitsluitend is aangewezen op het doen van APK-keuringen, zodat hij zijn enige broodwinning verliest als zijn erkenning voor de duur van 12 weken wordt ingetrokken en faillissement in dat geval dreigt. De rechtbank oordeelt dat toepassing van het beleid waarbij de erkenning voor de duur van 12 weken wordt ingetrokken bij afweging van de belangen in dit geval onevenredig is in verhouding met de met het toezichtbeleid te dienen doelen. Eisers beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom.
Conclusie
13. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en het primaire besluit herroepen.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de RDW aan eiser het betaalde griffierecht vergoedt.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,˗ (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512, - en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit
  • herroept het primaire besluit;
  • veroordeelt de RDW in de proceskosten van eiser, tot een bedrag van €1.024,˗
  • gelast de RDW om eiser de door hen betaalde griffierechten ter hoogte van € 174,˗ te vergoeden
Deze uitspraak is gedaan op 14 april 2020 door mr. H.M.H. de Koning, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van der Wijngaart, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is de rechter verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

BIJLAGE

Artikel 87, tweede lid, sub b, Wegenverkeerswet 1994
De Dienst Wegverkeer kan een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend in strijd met de eisen, bedoeld in artikel 75, eerste lid of de regels, bedoeld in artikel 76, derde lid, een keuringsbewijs afgeeft voor een motorrijtuig of een aanhangwagen.
Artikel 76, derde lid, Wegenverkeerswet 1994
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld omtrent de wijze waarop wordt onderzocht of een voertuig voldoet aan de in artikel 75 bedoelde eisen, alsmede omtrent hetgeen verder met betrekking tot de behandeling van de aanvraag van een keuringsrapport noodzakelijk is.
Artikel 37, eerste lid, Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK
De Dienst Wegverkeer kan in het kader van het toezicht op de erkenninghouder of de keurmeester een systeem van bonus- en strafpunten vaststellen, dat wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
Artikel 37, tweede lid, Regeling Erkenning en keuringsbevoegdheid APK
Indien een systeem als bedoeld in het eerste lid is vastgesteld, wordt aan de hand daarvan, afhankelijk van de resultaten van het uitgeoefende toezicht, beoordeeld of het toezicht wordt verminderd of verscherpt dan wel of een erkenning of een keuringsbevoegdheid wordt gewijzigd of ingetrokken.
Cusumsysteem Erkenninghouder APK 2017, Staatscourant 2017, nr. 12309
Het Cusumsysteem Erkenninghouder APK 2017 is het hiervoor bedoelde systeem van bonus- en strafpunten.
In paragraaf 4.5 van de Bijlage Erkenninghouder APK 2018 bij het Algemeen Deel Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW 2018, is als voorbeeld van een categorie III- overtreding vermeld: cusumstand 12 wordt bereikt of overschreden.
Bij het Algemeen Deel Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW 2018 is een stroomschema sancties overtreding erkenning/bevoegdheid gevoegd. Daaruit volgt dat als er in de afgelopen 30 maanden eerder een overtreding categorie III heeft plaatsgevonden en de huidige overtreding ook categorie III is, er wordt overgegaan tot intrekking van de erkenning voor de duur van 12 maanden.
Artikel 5.3.27, zevende lid, van de Regeling voertuigen
De op de band van een bedrijfsauto, in gebruik genomen na 31 december 1997, vermelde loadindex, mag niet kleiner zijn dan de loadindex behorende bij de maximumlast per band van de in het kentekenregister vermelde aslast. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 50, van toepassing.
Artikel 50, eerste lid, van Bijlage VIII van de Regeling
Uit dit artikel volgt welke procedure moet worden gevolgd voor het bepalen van de maximumlast per as van een bedrijfsauto, een bus, of een aanhangwagen die na 31 december 1997 in gebruik is genomen.