ECLI:NL:RBOBR:2020:218

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 januari 2020
Publicatiedatum
17 januari 2020
Zaaknummer
01/880081-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraken, gewoontewitwassen en deelname aan criminele organisatie

De rechtbank Oost-Brabant heeft op 20 januari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een reeks woninginbraken, gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan 25 woninginbraken en 3 pogingen daartoe, waarbij hij vaak geweld gebruikte of dreigde met geweld. De inbraken werden op een brutale en professionele wijze uitgevoerd, waarbij de verdachte en zijn medeplichtige gebruik maakten van een auto om naar de locaties te rijden. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke misdrijven, wat zijn recidivegedrag bevestigde. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan verschillende slachtoffers, met bedragen die varieerden van enkele duizenden euro's tot tienduizenden euro's, afhankelijk van de geleden schade. De rechtbank legde ook verbeurdverklaring op van in beslag genomen goederen die met de misdrijven in verband stonden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880081-16
Datum uitspraak: 20 januari 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [adres verdachte] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 19 december 2017, 12 maart 2018, 5 juni 2018, 15 augustus 2018, 5 oktober 2018, 20 december 2018, 11 november 2019, 12 november 2019, 14 november 2019 en de sluiting van het onderzoek op 6 januari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 november 2017.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 11 november 2019 is gewijzigd en de officier van justitie op de zitting op 12 november 2019 omstandigheden die uit het onderzoek ter terechtzitting bekend zijn geworden die niet in de dagvaarding zijn vermeld maar die volgens de wet tot verzwaring van straf grond opleveren alsnog mondeling heeft ten laste gelegd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
A.
hij op of omstreeks 09 februari 2017 te Duiven en/of Bennekom, gemeente Ede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening - in/uit de woning [adres] te Duiven weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op een dak van die woning is geklommen en/of meermalen tegen een raam van die woning heeft geslagen teneinde deze in te slaan, en/of - in/uit de woning [adres 2] te Bennekom, gemeente Ede weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een raam van die woning heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan,
en/of
B.
hij op of omstreeks 09 februari 2017 te Bennekom, gemeente Ede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres 3] weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, naar de tweede verdieping van die woning is geklommen en/of een raam van die woning heeft vernield en/of via dat raam die woning is binnengeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] (een van de bewoners van die woning), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging hierin bestond, dat hij, verdachte, met die [slachtoffer 4] heeft geworsteld en/of die [slachtoffer 4] heeft geslagen terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[zaak 14]
2.
hij op of omstreeks 17 februari 2017 te Duiven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres 4] heeft weggenomen scheermesjes en/of sieraden en/of (een) fiets(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen scheermesjes en/of sieraden en/of (een) fiets(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (van een raam van die woning) en/of inklimming terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[zaak 10]
3.
hij op of omstreeks 18 februari 2017 te Empel, gemeente 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, - in/uit de woning [adres 5] heeft weggenomen horloges en/of sieraden en/of een fiets en/of geld (825 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of - in/uit de woning [adres 6] heeft weggenomen waardebonnen en/of sieraden en/of geld (30 euro) en/of een tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of
- in/uit de woning [adres 7] heeft weggenomen horloges en/of sieraden en/of een fiets en/of kleding en/of parfum en/of een tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele

toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen als hiervoor genoemd (telkens) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[zaak 9]

4.
hij op of omstreeks 24 februari 2017 te Uden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
- in/uit de woning [adres 8] heeft weggenomen horloges en/of sieraden en/of een fotocamera en/of een spelcomputer en/of computerspellen en/of geld (1500 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of - in/uit de woning [adres 9] heeft weggenomen sieraden en/of horloges, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of
- in/uit de woning [adres 10] heeft weggenomen een horloge en/of sieraden en/of een GSM en/of Turkse munten en/of geld (150 euro en/of 450 Turkse lira), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of
- in/uit de woning [adres 11] heeft weggenomen horloges en/of sieraden en/of parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 13] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of - in/uit de woning [adres 12] heeft weggenomen een horloge en/of sieraden en/of geld (3500 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 14] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of - in/uit de woning [adres 13] heeft weggenomen sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 15] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of - in/uit de woning [adres 14] heeft weggenomen sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 16] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen als hiervoor genoemd (telkens) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming

terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[zaak 7]

5. hij op of omstreeks 25 februari 2017 te Helmond tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, - in/uit de woning [adres 15] heeft weggenomen sigaretten en/of brillen en/of horloges en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 17] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of - in/uit de woning [adres 16] heeft weggenomen geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 18] en/of [slachtoffer 19] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of
- in/uit de woning [adres 17] heeft weggenomen horlogebandjes en/of sieraden (waaronder pasringen) en/of een horloge en/of een jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 20] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of
- in/uit de woning [adres 18] en/of de bijbehorende berging heeft weggenomen een horloge en/of sieraden en/of een paspoort en/of een DVD-speler en/of Delfts blauwe borden en/of een fotocamera met toebehoren en/of een notebook en/of een ipad en/of een boormachine en/of sterke drank en/of tassen en/of een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 21] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of - in/uit de woning [adres 19] heeft weggenomen horloges en/of horlogebandjes en/of sieraden en/of geld (250 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 22] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen als hiervoor genoemd (telkens) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[zaak 6]
6. hij op of omstreeks 22 september 2017 te Deurne tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit de woning [adres 20] heeft weggenomen horloges en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 23] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen horloges en/of sieraden onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[zaak 4]
7. hij op of omstreeks 29 september 2017 te Oirschot tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening - in/uit de woning [adres 21] heeft weggenomen horloges en/of sieraden en/of geld (50 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 24] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of - in/uit de woning [adres 22] heeft weggenomen een horloge en/of sieraden en/of geld (150 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 25] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen als hiervoor genoemd (telkens) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[zaak 2]
8.
hij op of omstreeks 30 september 2017 te Zeeland, gemeente Landerd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
- in/uit de woning [adres 23] heeft weggenomen kleding en/of sieraden en/of een spaarpotten en/of een portemonnee met inhoud en/of geld (920 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 26] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of - in/uit de woning [adres 24] heeft weggenomen sleutels en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 27] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen als hiervoor genoemd (telkens) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming

terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[zaak 1]

9.
hij op of omstreeks 08 januari 2016 te Helmond tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres 25] heeft weggenomen horloges en/of sieraden en/of een tas en/of geld (46.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 28] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen horloges en/of sieraden en/of een tas en/of geld onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 oktober 2017 te Poppel (België), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) goed(eren), te weten sieraden (afkomstig van een woninginbraak [adres 25] te Helmond op 8 januari 2016) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen) terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[zaak 17]
10. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 december 2016 tot en met 31 december 2016 te Veenendaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
- (op of omstreeks 30 december 2016) in/uit de woning [adres 26] heeft weggenomen horloges en/of sieraden en/of geld (3800 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 29] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of - (op of omstreeks 31 december 2016) in/uit de woning [adres 27] heeft weggenomen een fiets en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 30] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen als hiervoor genoemd (telkens) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van

braak en/of verbreking en/of inklimming terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[zaak 23]

11.
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2015 tot en met 24 oktober 2015 te Asten tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres 28] heeft weggenomen een horloge en/of sieraden en/of geld (40 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 31] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen horloge en/of sieraden en/of geld onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;[zaak 19]
12.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2012 tot en met 04 oktober 2017, te Waalwijk, althans in Nederland, en/of te Poppel (België), tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, in elk geval zich een of meermalen heeft schuldig gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten:
- een personenauto (merk Volkswagen Polo, [kenteken 1] ), en/of
- een personenauto (merk Audi R8, Belgisch [kenteken 2] ), en/of
- een personenauto (merk Audi A3, Belgisch [kenteken 2] ), en/of
- een personenauto (merk BMW 116d, Belgisch [kenteken 3] ), en/of
- een personenauto (merk Mercedes-Benz C220, Belgisch [kenteken 3] ), en/of
- een personenauto (merk Mercedes-Benz, Belgisch [kenteken 4] ), en/of
- een personenauto (merk Mini Cooper, Belgisch [kenteken 5] , en/of
- de woning [adres verdachte] te [plaats] , en/of
- verbouwingen aan de woning [adres verdachte] te [plaats] , en/of
- de woning [adres 29] te [plaats] , en/of
- verbouwingen aan de woning [adres 29] te [plaats] , en/of
- (delen van) de inboedel van die woning(en), en/of
- twee elektrische fietsen, en/of
- (een) hoeveelheid/-heden contant geld,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had,
en/of
(telkens) dat/die voorwerp(en), en/of woning(en) en/of dat/die hoeveelheid/-heden (contant) geld verworven en/of voorhanden gehad en/of omgezet en/of van die/dat voorwerp(en) gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
13.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 04 oktober 2017 te Waalwijk en/of elders in Nederland, en/of in Poppel (België), heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere)
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het in vereniging plegen van gekwalificeerde diefstallen
- het in vereniging plegen van (gewoonte)witwassen,

terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De Nederlandse strafwet is toepasselijk, aangezien verdachte de Nederlandse nationaliteit bezit en ook ten tijde van het ten laste gelegde plegen van de feiten die nationaliteit bezat, terwijl de volgens de tenlastelegging mede in België gepleegde feiten door de Nederlandse strafwet als misdrijf worden beschouwd en op die feiten door de Belgische strafwet ook straf is gesteld. De officier van justitie kan derhalve in zijn vervolging worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
In deze zaak staat het politieonderzoek ‘Brakel’ centraal. Dit betreft een onderzoek naar een serie woninginbraken en pogingen daartoe, die zijn gepleegd op verschillende plaatsen in Noord-Brabant en Oost-Nederland in (voor zover ten laste gelegd) de periode van 22 oktober 2015 tot en met 30 september 2017. De verdenking bestaat eruit dat verdachte, al dan niet samen met een ander, zich heeft schuldig gemaakt aan een groot aantal inbraken en pogingen daartoe, dan wel (in een enkel geval) dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan heling van bij een van die inbraken weggenomen goederen. Verder wordt verdachte verdacht van al dan niet samen met (een) ander(en) gewoontewitwassen dan wel witwassen althans schuldwitwassen. Tot slot wordt verdachte ervan verdacht dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit een samenwerkingsverband van personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (gekwalificeerde) diefstallen en witwassen.
De rechtbank zal hierna eerst de samengevatte standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging met betrekking tot de ten laste gelegde feiten weergeven. Daarna volgt een algemene bewijsoverweging, waarna de feiten in chronologische volgorde worden besproken. Zo nodig zullen feiten gezamenlijk worden besproken, bijvoorbeeld wanneer meerdere (pogingen tot) inbraken kort na elkaar zijn gepleegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het op schrift gestelde requisitoir vermelde gronden is de officier van justitie van oordeel dat de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 primair, 10 en 11 ten laste gelegde woninginbraken en pogingen daartoe wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Naar het oordeel van de officier van justitie heeft verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, en 10 samen gepleegd met medeverdachte [medeverdachte 2] . Dit omdat er volgens de officier van justitie bij deze feiten sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op de totstandkoming van de delicten tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . De onder 9 primair en 11 ten laste gelegde woninginbraken heeft verdachte volgens de officier van justitie alleen gepleegd.
De officier van justitie is verder van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid uitgesloten kan worden dat de goederen genoemd op de tenlastelegging onder 12, met uitzondering van de personenauto merk Volkswagen, type Polo, voorzien van het [kenteken 1] , een legale herkomst hebben. Wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zich schuldig hebben gemaakt aan het onder 12 ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen.
Tot slot kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte, zoals onder 13 is ten laste gelegd, samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , deel uitmaakte van een georganiseerd verband dat tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (gekwalificeerde) inbraken en (gewoonte)witwassen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de ten laste gelegde feiten in de volgorde van de tenlastelegging besproken.
Bij feit 1 (zaak 14) zijn 3 pogingen woninginbraak gepleegd op 9 februari 2017 te Duiven/Bennekom ten laste gelegd.
De poging woningbraak op het adres [adres] te Duiven heeft verdachte bekend.
Bij de poging woninginbraak in het pand [adres 2] te Bennekom is geobserveerd dat verdachte in de buurt was en er is een schoenspoor aangetroffen. Verder is er geen enkel extra bewijsmiddel. Verdachte ontkent deze poging tot inbraak te hebben gepleegd. Bij de inbraken die verdachte ontkent speelt volgens de officier van justitie schakelbewijs een rol. De pogingen tot inbraak bij feit 1 zijn gepleegd in wat het openbaar ministerie clusters noemt: in een bepaalde omgeving zijn binnen een korte periode een aantal inbraken volgens dezelfde modus operandi gepleegd. De gedachte van het openbaar ministerie is dan dat wanneer van een van die (pogingen tot) inbra(a)k(en) uit dat cluster bewezen kan worden dat verdachte die heeft gepleegd, hij de andere (pogingen tot) inbra(a)k(en) dan ook wel gepleegd zal hebben. De raadsman plaatst kanttekeningen bij die redenering. De raadsman bestrijdt met klem dat verdachte de enige is die deze modus operandi hanteert. Uit het dossier blijkt dat ook een andere persoon of personen een vergelijkbare modus operandi hanteert of hanteren. Het standpunt van de verdediging is dat er meer dient te zijn dan enkel dezelfde modus operandi, de aanwezigheid van verdachte in de omgeving en de aangetroffen schoensporen. Er is bij geen van de onder 1 ten laste gelegde zaken sprake van bruikbaar schakelbewijs. Nu verdachte ontkent de poging woninginbraak in het pand [adres 2] te Bennekom te hebben gepleegd en er niets extra’s is naast het door de officier van justitie genoemde schakelbewijs, stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs van deze poging tot woninginbraak dient te worden vrijgesproken.
Bij de ten laste gelegde poging tot inbraak in het pand [adres 3] te Bennekom is sprake geweest van geweld of bedreiging met geweld jegens [slachtoffer 4] , één van de bewoners. Verdachte heeft deze poging woninginbraak ontkend. Hij heeft verklaard dat hij daar niet is geweest. Het signalement dat [slachtoffer 4] van de dader heeft gegeven, stemt niet overeen met het signalement van verdachte. Opmerkelijk is ook dat dit de enige zaak is waar geweld aan de orde zou zijn geweest. In geen van alle andere ten laste gelegde feiten is geweld aan de orde. Dat past volgens de raadsman ook niet bij de persoon van verdachte. Hij heeft nooit enige vorm van geweld gebruikt. Gelet daarop en op de grote verschillen in het door [slachtoffer 4] opgegeven signalement met het signalement van verdachte, is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring van deze poging tot diefstal met geweldpleging te komen. Verdachte dient daarom van deze poging tot diefstal met geweld te worden vrijgesproken.
Bij feit 2 (zaak 10) is de woningbraak in het pand [adres 4] te Duiven op 17 februari 2017 ten laste gelegd. Verdachte heeft bekend deze woninginbraak te hebben gepleegd. Hij heeft verklaard bij deze inbraak een fiets en scheermesjes te hebben weggenomen. Hij ontkent de diefstal van sieraden uit deze woning. Wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze woninginbraak heeft gepleegd en dat hij daarbij een fiets en scheermesjes heeft weggenomen. Enkel in de aangifte wordt gesproken over sieraden. Een enkel bewijsmiddel is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de diefstal van de sieraden te komen. Derhalve pleit de verdediging voor vrijspraak voor de diefstal van sieraden.
Bij feit 3 (zaak 9) zijn woninginbraken in de panden [adres 5] , [adres 6] en [adres 7] , telkens te Empel op 18 februari 2017 ten laste gelegd. Verdachte heeft deze drie woninginbraken bij de politie en nadien ter terechtzitting bekend.
Bij feit 4 (zaak 7) zijn zeven woninginbraken op 24 februari 2017 te Uden ten laste gelegd. Verdachte heeft de woninginbraak in het pand aan de [adres 8] te Uden bekend. Hij was uit op geld en sieraden. Hij ontkent dat hij daar een fotocamera, een computer en computerspellen heeft meegenomen. Voor deze goederen dient vrijspraak te volgens wegens gebrek aan bewijs. Verdachte heeft de woninginbraken in de panden aan de [adres 9] en [adres 10] ontkend. Er zijn behalve de aangiften geen extra bewijsmiddelen. Voor deze feiten dient vrijspraak te volgen. Verdachte heeft de woninginbraken in de panden aan de [adres 11] , [adres 13] en [adres 14] te Uden bekend. De woninginbraak in het pand [adres 12] te Uden heeft verdachte ontkend. Bij deze woninginbraak zijn handschoenafdrukken en een schoenzoolafdruk gevonden, maar deze zijn niet te herleiden naar verdachte. Nu er verder geen extra bewijsmiddelen zijn dient vrijspraak voor deze woninginbraak te volgen wegens gebrek aan bewijs.
Bij feit 5 (zaak 6) zijn vijf woninginbraken op 25 februari 2017 te Helmond ten laste gelegd. Verdachte heeft de woninginbraken in de panden aan de [adres 15] , aan de [adres 16] en aan de [adres 17] telkens te Helmond bekend. De woninginbraak in het pand aan de [adres 18] heeft verdachte ontkend. Uit het sporenonderzoek blijkt dat de dader is binnengekomen door de bovenzijde van een tuimelraam open te doen. Dat is niet de modus operandi “gat in ruit” van verdachte. Verder is er een schoenzoolafdruk aangetroffen, maar die kan niet worden herleid naar verdachte. Nu er verder geen extra bewijsmiddelen zijn, dient voor dit feit vrijspraak te volgen.
Bij feit 6 (zaak 4) is de woninginbraak op 22 september 2017 in het pand aan de [adres 20] te Deurne ten laste gelegd. Verdachte heeft deze woninginbraak bij de politie en nadien ter terechtzitting bekend.
Bij feit 7 (zaak 2) zijn twee woninginbraken op 29 september 2017 in Oirschot ten laste gelegd. Verdachte heeft deze woninginbraken in de panden gelegen aan de [adres 21] te Oirschot en aan het [adres 22] te Oirschot bij de politie en nadien ter terechtzitting bekend.
Bij feit 8 (zaak 1) zijn twee woninginbraken op 30 september 2017 in Zeeland ten laste gelegd. Verdachte heeft deze woninginbraken in de panden gelegen aan de [adres 23] te Zeeland en aan de [adres 24] te Zeeland bij de politie en nadien ter terechtzitting bekend.
Bij feit 9 (zaak 17) is primair de woninginbraak op 8 januari 2016 in de woning aan de [adres 25] te Helmond ten laste gelegd. Subsidiair is de heling van bij deze woninginbraak weggenomen sieraden ten laste gelegd. Verdachte heeft ontkend de woninginbraak te hebben gepleegd. De verdediging is het niet eens met het standpunt van de officier van justitie dat ondanks de ontkenning van verdachte wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze woninginbraak heeft gepleegd gelet op de modus operandi, het aangetroffen schoenspoor, te weten een schoenspoor met een blokjes profiel, en gelet op het aantreffen bij verdachte van sieraden die bij deze woninginbraak zijn weggenomen. De verdediging stelt zich op het standpunt dat enkel de modus operandi en een niet aan verdachte te linken schoenspoor onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring van de woninginbraak te kunnen komen. Verdachte heeft een verklaring voor de bij hem aangetroffen sieraden. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij deze sieraden heeft gekocht van een vriend van hem genaamd [naam vriend] , die hij eerder in de gevangenis heeft leren kennen en waarvan hem, verdachte, bekend was dat deze zich bezig hield met woninginbraken waarbij hij uit was op sieraden. Gelet op deze verklaring van verdachte kan ten hoogste de subsidiair ten laste gelegde heling van de sieraden worden bewezen.
Bij feit 10 (zaak 23) zijn twee woninginbraken die op 30/31 december 2016 in Veenendaal in een woning aan de [adres 26] en in een woning aan het [adres 27] zijn gepleegd ten laste gelegd. Verdachte heeft ontkend deze woninginbraken te hebben gepleegd.
De verdediging is het niet eens met het standpunt van de officier van justitie dat ondanks de ontkenning van verdachte wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze woninginbraken heeft gepleegd gelet op de modus operandi, de aangetroffen schoensporen, en gelet op het aantreffen bij verdachte van sieraden die bij deze woninginbraken zijn weggenomen. De verdediging stelt zich op het standpunt dat enkel de modus operandi en een niet aan verdachte te linken schoenspoor onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring van de woninginbraken te kunnen komen. Verdachte heeft een verklaring voor de bij hem aangetroffen sieraden. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ook deze sieraden heeft gekocht van zijn vriend [naam vriend] , die hij eerder in de gevangenis heeft leren kennen en waarvan hem, verdachte, bekend was dat deze zich bezig hield met woninginbraken waarbij hij uit was op sieraden. Gelet op deze verklaring van verdachte kunnen de onder 10 ten laste gelegde woninginbraken niet worden bewezen.
Bij feit 11 (zaak 19) is de woninginbraak in de woning [adres 28] in de periode van 22 oktober 2015 tot en met 24 oktober 2015 in Asten ten laste gelegd. Verdachte heeft deze woninginbraak bij de politie en nadien ter terechtzitting bekend.
Onder feit 12 is witwassen ten laste gelegd. Vanwege het nauwe verband met de ontnemingsvordering heeft de verdediging beide feiten gezamenlijk besproken. De ontnemingsvordering bedraagt thans nog € 303.288,36. Hierop dienen in mindering te worden gebracht alle bedragen die de rechtbank in het kader van de ingediende vorderingen van de benadeelde partijen zal toewijzen. Voor de onderbouwing van zowel het witwassen als de ontnemingsvordering is het openbaar ministerie uitgegaan van de eenvoudige kasopstelling, waarbij kort gezegd er gekeken is naar wat er was aan het begin van de ten laste gelegde periode, welke legale inkomsten er in de periode zijn geweest en wat de uitgaven in die periode zijn geweest. Volgens het openbaar ministerie zou het verschil onverklaarbaar zijn en, aldus het openbaar ministerie, wederrechtelijk verkregen voordeel, maar volgens de verdediging is het beginvermogen onjuist berekend. De stelling van de verdediging is dat dit beginvermogen veel hoger is dan het bedrag van
€ 900,- dat in de eenvoudige kasopstelling is aangehouden. Verdachte en [medeverdachte 1] waren immers bij aanvang van de periode in het bezit van contanten die zij hadden verkregen uit erfenissen van [naam opa van verdachte] , schenkingen van [naam opa van verdachte] , de verkoop van horecapanden in Spanje, de opbrengst van de onderneming [naam onderneming] en een lening van [betrokkene] . Hierdoor is het beginvermogen, dat het uitgangspunt is voor zowel het witwassen als de ontnemingsvordering, in de visie van de verdediging onvoldoende en onjuist vastgesteld. Daarmee komt de hele onderbouwing van zowel het witwassen als de ontnemingsvordering te vervallen. Gelet hierop bepleit de verdediging vrijspraak voor het witwassen en afwijzing van de ontnemingsvordering.
Onder feit 13 is deelname aan een criminele organisatie tenlastegelegd. De organisatie zou volgens het openbaar ministerie de misdrijven diefstallen en witwassen tot oogmerk hebben gehad. De deelnemers aan de criminele organisatie zouden verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn. Vast staat dat [medeverdachte 1] niet bij de diefstallen betrokken is geweest en [medeverdachte 2] niet bij het witwassen. Bij de beide bij dit feit omschreven misdrijven zijn dus telkens slechts twee personen betrokken geweest. Dat kan naar de mening van de verdediging hooguit leiden tot veroordelingen voor het medeplegen van beide feiten, te weten voor de diefstallen en het witwassen, maar niet ook nog tot een veroordeling voor deelname aan een criminele organisatie. Artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is niet bedoeld voor misdrijven gepleegd door slechts 2 personen.
Gelet hierop behoort verdachte van het onder 13 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Medeplegen of medeplichtigheid van de medeverdachte
Naar het oordeel van de officier van justitie heeft verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, en 10 ten laste gelegde feiten samen gepleegd met medeverdachte [medeverdachte 2] . Dit omdat er volgens de officier van justitie bij deze feiten sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op de totstandkoming van de delicten tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] .
De verdediging van verdachte heeft zich niet uitgelaten over de vraag of er sprake was van medeplegen of van medeplichtigheid.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
De rechtbank spreekt verdachte in alle gevallen waarin dat is ten laste gelegd vrij van de strafverzwarende omstandigheid dat hij de woninginbraken tezamen en in vereniging met een ander of anderen zou hebben gepleegd, anders gezegd: dat sprake is van medeplegen. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat van medeplegen (c.q. het in vereniging plegen) kan worden gesproken in het geval sprake is van een wezenlijke betrokkenheid van een (mede)verdachte bij een gepleegd strafbaar feit. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de (mede)verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Met name wanneer een medeverdachte niet betrokken is geweest bij de feitelijke uitvoeringshandelingen van het delict, maar eerder een flankerende rol speelde, zoals het op de uitkijk staan of het besturen van een vluchtauto, acht de Hoge Raad de betrokkenheid niet zodanig dat in die gevallen zonder meer van medeplegen kan worden gesproken. Een dergelijke betrokkenheid levert dan onder omstandigheden wel medeplichtigheid op.
De rechtbank komt in de onderhavige strafzaak tot het oordeel dat de rol die medeverdachte [medeverdachte 2] heeft vervuld bij de diverse woninginbraken, niet zo wezenlijk van aard was dat zij als medepleger moet worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank was er sprake van medeplichtigheid. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat [medeverdachte 2] verdachte met haar auto ophaalde, hem vervoerde naar de plek waar ingebroken ging worden, in de auto wachtte op verdachte en hem nadien weer naar huis bracht. Niet is gebleken is dat zij tijdens de woninginbraken zelf enige wezenlijke uitvoeringshandelingen, zoals braakhandelingen, heeft verricht of dat zij zelf ook in de woningen is geweest en wegnemingshandelingen heeft verricht. Zij was evenmin betrokken bij de planvorming, zij bepaalde niet wanneer, waar en in hoeveel woningen op een avond werd ingebroken. Zij deelde ook niet (althans, niet gelijkelijk) in de buit. Ze kreeg een vast bedrag per avond/rit (€ 100,- of € 150,-) en af en toe een sieraad of jas. Zij waste verder de kleding van verdachte en sporadisch bewaarde zij delen van de buit in haar woning. Naar het oordeel van de rechtbank was er geen sprake van een gelijkwaardige of uitwisselbare rol. Dat het gaat om een lange periode en er sprake was van een bestendige samenwerking waarbij verdachte profiteerde van het gegeven dat zij als oudere, vrouwelijke chauffeur voor hem een uitstekende dekmantel was, maakt dit niet anders. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van een zodanige betrokkenheid van de medeverdachte [medeverdachte 2] bij de voorbereiding dan wel de afhandeling van de woninginbraken dat zij om die reden als medepleger zou moeten worden aangemerkt. De rechtbank is er daarom telkens, in geval van een bewezenverklaring, van uitgegaan dat verdachte de (pogingen tot) woninginbraken alleen heeft gepleegd en zal verdachte dan ook vrijspreken van het in vereniging plegen van deze delicten.
Voor wat betreft de ten laste gelegde feiten
De rechtbank acht op grond van de in de bewijsbijlage opgesomde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
- de bij feit 1 ten laste gelegde poging woninginbraak op 9 februari 2017 in het pand [adres] te Duiven;
- de bij feit 3 ten laste gelegde woninginbraken op 18 februari 2017 in Empel, gemeente
’s-Hertogenbosch in de panden [adres 5] , [adres 6] , en [adres 7] ;
- de bij feit 4 ten laste gelegde woninginbraken op 24 februari 2017 in Uden in de panden [adres 11] , [adres 13] , en [adres 14] ;
- de bij feit 5 ten laste gelegde woninginbraken op 25 februari 2017 in Helmond in de panden [adres 15] , [adres 16] , en [adres 17] ;
- de bij feit 6 ten laste gelegde woninginbraak op 22 september 2017 in Deurne in het pand [adres 20] ;
- de bij feit 7 ten laste gelegde woninginbraken op 29 september 2017 in Oirschot in de panden [adres 21] en [adres 22] ;
- de bij feit 8 ten laste gelegde woninginbraken op 30 september 2017 in Zeeland in de panden [adres 23] en [adres 24] ;
- en de bij 11 ten laste gelegde woninginbraak in de periode van 22 tot en met 24 oktober 2015 in Asten,
heeft gepleegd.
Aangezien verdachte deze feiten heeft bekend en voor deze feiten geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering bij de bewijsbijlage met een opgave van de bewijsmiddelen voor deze feiten.
Verdachte heeft de bij feit 2 ten laste gelegde woninginbraak op 17 februari 2017 in het pand [adres 4] te Duiven en de bij feit 4 ten laste gelegde woninginbraak op 24 februari 2017 in Uden in het pand [adres 8] telkens slechts ten aanzien van een aantal in de tenlastelegging genoemde goederen bekend.
Voor wat betreft de bij feit 2 ten laste gelegde woninginbraak op 17 februari 2017 in het pand [adres 4] te Duiven heeft verdachte bekend dat hij uit dat pand scheermesjes en een fiets heeft weggenomen. Hij ontkent de diefstal van sieraden. De raadsman heeft bij dit feit enkel vrijspraak bepleit voor de diefstal van sieraden.
Voor wat betreft de bij feit 4 ten laste gelegde woninginbraak op 24 februari 2017 in Uden in het pand [adres 8] heeft verdachte bekend dat hij horloges, sieraden en een geldbedrag uit dat pand heeft weggenomen. Hij ontkent de diefstal van een fotocamera, een spelcomputer en computerspellen. De raadsman heeft bij dit feit enkel vrijspraak bepleit voor de diefstal van een fotocamera, een spelcomputer en computerspellen.
Nu volgens bestendige jurisprudentie een bekennende verklaring als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering alle onderdelen van de tenlastelegging dient te betreffen, en dit bij voormelde feiten niet het geval is, zal de rechtbank voormelde verklaringen van verdachte niet als een bekennende verklaring als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering beschouwen.
Met betrekking tot deze twee woninginbraken overweegt de rechtbank dat het bewijs dat een verdachte een feit heeft begaan volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De hier bedoelde bewijsminimumregel geldt volgens bestendige jurisprudentie echter slechts voor de gehele tenlastelegging/bewezenverklaring. Onderdelen mogen wel slechts op een enkele getuigenverklaring berusten.
Bij de woninginbraak in het pand [adres 4] te Duiven heeft aangever [slachtoffer 5] bij zijn aangifte (opgenomen op p. 1422-1423 in het strafdossier) uitdrukkelijk verklaard dat bij de woninginbraak sieraden zijn weggenomen. Aangever heeft deze sieraden nader omschreven. Volgens aangever betrof het twee witgouden ringen met briljanten en zijn de doosjes waarin deze sieraden zich bevonden na de inbraak achtergebleven op het bed.
Nu blijkt dat verdachte bij de door hem bekende woninginbraken regelmatig sieraden heeft weggenomen en aangever [naam aangever] de sieraden gedetailleerd heeft omschreven, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij bij deze woninginbraak geen sieraden heeft weggenomen volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij deze woninginbraak ook de in de tenlastelegging genoemde sieraden heeft weggenomen.
Bij de woninginbraak in het pand [adres 8] te Uden heeft aangeefster [slachtoffer 32] bij haar aangifte (opgenomen op p. 1015-1016 in het strafdossier) verklaard dat de goederen vermeld op de bijlage goederen bij de woninginbraak zijn weggenomen. Op de bijlage goederen (opgenomen in het strafdossier op p. 1018 – 1019) staan onder andere vermeld een fotocamera, een spelcomputer en computerspellen. Deze goederen zijn op de goederenbijlage gedetailleerd omschreven. De rechtbank heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid of juistheid van de verklaring van aangeefster, dat ook deze goederen bij de woninginbraak zijn weggenomen, te twijfelen en acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij deze woninginbraak ook deze goederen heeft weggenomen.
De bewijsmiddelen voor deze feiten zijn uitgewerkt in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de bij feit 1 ten laste gelegde pogingen tot woninginbraak in de panden [adres 2] te Bennekom en [adres 3] te Bennekom. Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend deze feiten te hebben gepleegd.
De rechtbank overweegt met betrekking tot deze twee pogingen woninginbraak het volgende.
Verdachte heeft bekend diverse woninginbraken te hebben gepleegd. Deze woninginbraken zijn vanaf februari 2015 gepleegd binnen de regio’s van de politie-eenheden Oost-Brabant, Zeeland-West-Brabant en Oost-Nederland. Specifieke kenmerken bij deze woningbraken betroffen:
- de inbraken werden gepleegd op een bepaalde dag, namelijk een donderdag, vrijdag of zaterdag;
- de inbraken werden gepleegd op een tijdstip na zonsondergang;
- de woning waar werd ingebroken was een bungalow, twee onder een kap woning, vrijstaande woning of een herenhuis;
-toegang tot de woning werd telkens verschaft door een gat in de ruit te maken en of wrikken in het kozijn;
-een eerste toegang tot de woning vond over het algemeen via de eerste etage plaats;
-verdachte werd door [medeverdachte 2] in haar personenauto, een Kia Picanto, naar de plaats gebracht waar de inbraken werden gepleegd, waarna verdachte de auto verliet en een tijdje later weer bij de auto terugkeerde.
Op 9 februari 2017 werd door een observatieteam waargenomen dat verdachte zich als passagier in de Kia Picanto bevond. De Kia Picanto werd bestuurd door medeverdachte [medeverdachte 2] . Waargenomen is dat de Kia Picanto op 9 februari 2017 in een woonwijk in de plaats Duiven werd geparkeerd en dat verdachte in deze plaats het voertuig omstreeks 17.58 uur verliet. In Duiven is deze avond omstreeks 18.10 uur een poging woninginbraak gepleegd in de woning gelegen aan de [adres] . Verdachte heeft bekend deze inbraak te hebben gepleegd.
Omstreeks 18.14 uur is die dag waargenomen dat verdachte weer in de Kia Picanto stapte en dat de auto vervolgens naar Bennekom reed. Omstreeks 19.06 uur is waargenomen dat de Kia Picanto werd geparkeerd op de [straatnaam] te Bennekom en dat verdachte uitstapte en wegliep. Hij droeg op dat moment een donkere jas. [medeverdachte 2] bleef in de auto zitten.
Op 9 februari 2017 werden er in Bennekom twee pogingen woninginbraak gepleegd.
Dit betreffen de pogingen woninginbraak in de panden gelegen aan het [adres 2] te Bennekom en de [adres 3] te Bennekom.
De poging woninginbraak aan de [adres 2] te Bennekom werd gepleegd op donderdag 9 februari 2017 tussen 15.00 uur en 19.30 uur. Er bleek een gat te zijn gemaakt door de dader in het slaapkamerraam aan de achterzijde van de woning. Het raam was ingeslagen. De dader is niet binnen geweest.
Op vrijdag 10 februari 2017 is er door een medewerker van de afdeling Forensisch-Technische Opsporing van de politie-eenheid Oost-Nederland een sporenonderzoek verricht in en bij perceel [adres 2] te Bennekom.
Er werden tijdens het sporenonderzoek fragmenten aangetroffen van een schoenzoolindruk op het tuinbankje in de achtertuin en op de grond voor het tuimelraam van de slaapkamer. Deze schoenzoolindruk had een vierkant spiraalprofiel. Op de ruit aan de buitenzijde van het tuimelraam van de slaapkamer werden handschoensporen aangetroffen. In het aangrenzende perceel werd in de tuin eveneens een fragment van een schoenzoolindruk in de sneeuw aangetroffen. Dit schoenzoolindruk had tevens een vierkant spiraalprofiel. De aangetroffen sporen zijn veiliggesteld.
Door een medewerker van de afdeling Team Forensische- Technische Opsporing van de politie-eenheid Oost-Brabant, deskundige Schoen- en Bandsporen, is onderzoek verricht aan onder andere de drie aangetroffen schoensporen bij de woninginbraak in perceel [adres 2] te Bennekom. Uit dat onderzoek komt naar voren dat het profiel van deze schoensporen onder andere wordt gevoerd door een schoen van het merk [schoenmerk]
De poging tot diefstal met verbreking met geweld in de woning [adres 3] te Bennekom werd gepleegd op donderdag 9 februari 2017 tussen 20.10 uur en 20.15 uur.
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 9 februari 2017 omstreeks 20.10 uur in de woning [adres 3] te Bennekom was. Toen hij geluid van boven vanuit een slaapkamer hoorde is hij naar boven gerend. Hij zag dat het raam van zijn slaapkamer openstond en dat de ruit kapot was. Hij zag een vreemde man bij de ladekast staan naast de deur. Hij probeerde de man, die na het zien van aangever wilde vluchten, tegen te houden. Na een worsteling lukte het de man toch om via het raam te ontkomen. De onbekende man was volgens aangever een manspersoon, ongeveer 1.95 meter groot, droeg een zwarte jas, en zwarte broek. Hij droeg dunne grijze handschoenen met zwarte antislip met bolletjes aan de binnenzijde. Er was een duidelijke voetprint van sneeuw zichtbaar. De afdruk had een herkenbaar ruitpatroon.
Op vrijdag 10 februari 2017 werd er door een medewerker van de afdeling Forensisch-Technische Opsporing van de politie-eenheid Oost-Nederland een sporenonderzoek verricht in en bij perceel [adres 3] te Bennekom. Via het platte dak van de garage aan de achterzijde van de woning werd door de dader het draaikiepraam bereikt van de kinderslaapkamer. Met een onbekend breekvoorwerp werd een klein gat gemaakt in de ruit van dit draaikiepraam waarna men in de kinderslaapkamer kon komen. Tijdens het sporenonderzoek werden er schoensporen in de woning aangetroffen op het platte dak van de garage. Deze schoensporen hadden een vierkant spiraal profiel.
Een medewerker van de afdeling Team Forensische- Technische Opsporing van de politie-eenheid Oost-Brabant, deskundige Schoen- en Bandsporen, heeft onderzoek verricht aan onder andere de aangetroffen schoensporen bij de woninginbraak in het perceel [adres 3] te Bennekom. Uit dat onderzoek komt naar voren dat het profiel van
deze schoensporen onder andere wordt gevoerd door een schoen van het merk [schoenmerk]
Op 9 februari 2017 hebben verbalisanten verdachte geobserveerd en daarbij de volgende waarnemingen en bevindingen gedaan en handelingen verricht.
Omstreeks 19.06 uur werd waargenomen dat de Kia Picanto werd geparkeerd op de [straatnaam] te Bennekom. Die dag omstreeks 19.07 uur werd waargenomen dat verdachte uit de auto stapte en wegliep. Hij droeg op dat moment een donkere jas. Een vrouw bleef als bestuurster in de auto zitten. Die dag omstreeks 20.26 uur werd waargenomen dat verdachte terugkwam bij de Kia. Hij droeg op dat moment een fel oranje jack. Verdachte stapte in als passagier en de Kia vertrok.
Verdachte heeft ter terechtzitting op 11 november 2019 onder andere verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] op 9 februari 2017 naar Bennekom is gereden, dat hij daar op een gegeven moment uit de auto is gestapt met de bedoeling om daar ergens in te breken, dat hij na ongeveer anderhalf uur bij de auto terug kwam en toen een andere jas droeg, en dat hij vervolgens door [medeverdachte 2] naar huis is gebracht.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij onder andere op 9 februari 2017 met verdachte op pad is geweest en dat zij wist dat hij van plan was om in te breken. Op 9 februari is zij met verdachte in de Kia Picanto naar Duiven en Bennekom gereden.
De rechtbank stelt op grond hiervan het volgende vast. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] waren op 9 februari 2017 in Bennekom ten tijde van de pogingen tot woninginbraak in de panden [adres 2] en [adres 3] . Verdachte heeft ter plaatse ongeveer anderhalf uur rondgelopen, naar eigen zeggen met de bedoeling om in te breken. De modus operandi bij de woninginbraken in de panden [adres 2] te Bennekom en [adres 3] te Bennekom, die plaatsvonden in de periode dat verdachte daar in de wijk aan het rondlopen was met – zoals hij zelf heeft verklaard – de bedoeling om in te breken, komt overeen met andere door verdachte gepleegde woninginbraken. Uit de aangetroffen sporen blijkt dat beide pogingen woninginbraak door dezelfde dader zijn gepleegd. Het signalement van de dader van de inbraak in het pand aan de [adres 3] komt voor wat betreft lengte van de dader en de gedragen kleding overeen met het signalement van verdachte. Uit deze vastgestelde feiten en omstandigheden heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte de pogingen tot woningbraken in de panden [adres 2] en [adres 3] te Bennekom heeft gepleegd.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij ongeveer anderhalf uur in Bennekom heeft rondgelopen met de bedoeling om in te breken, maar niet daadwerkelijk heeft geprobeerd in te breken, en deze twee pogingen tot inbraak dus door een onbekend gebleven derde moeten zijn gepleegd, volstrekt ongeloofwaardig. Verdachte heeft verder verklaard dat hij bij woninginbraken nooit gewelddadig is geweest. Voor zover dat al het geval zou zijn, betekent dat nog niet dat hij de poging tot woninginbraak in het pand [adres 3] , waarbij verdachte werd overlopen en werd vastgepakt tijdens zijn poging om te vluchten en waarbij sprake is geweest van geweld tegen [slachtoffer 4] , niet heeft gepleegd. De bewijsmiddelen voor deze feiten zijn uitgewerkt in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de bij feit 4 ten laste gelegde woninginbraken in Uden op 24 februari 2017 in de panden [adres 9] , [adres 10] en [adres 12] .
Verdachte heeft ten aanzien van de woninginbraak in het pand [adres 8] te Uden aangegeven dat hij deze heeft gepleegd, maar hij heeft ontkend dat hij uit die woning ook een spelcomputer, computerspelletjes en een fotocamera heeft weggenomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat hij op 24 februari 2017 in Uden in een aantal woningen heeft ingebroken, maar de inbraken in de panden [adres 9] , [adres 10] en [adres 12] heeft hij ontkend.
De rechtbank overweegt met betrekking tot deze laatstgenoemde drie woninginbraken het volgende.
De drie woninginbraken zijn volgens de door verdachte gehanteerde modus operandi gepleegd op een avond waarop verdachte volgens zijn eigen verklaring in Uden was, alwaar hij die avond in vier woningen heeft ingebroken.
Door leden van een observatieteam is waargenomen dat verdachte die avond met de Kia Picanto van [medeverdachte 2] in Uden was, dat de Kia Picanto om 18.49 uur geparkeerd stond op het [straatnaam 2] te Uden en dat medeverdachte [medeverdachte 2] in de auto zat. Tevens werd door leden van het observatieteam waargenomen dat verdachte in de richting van [straatnaam 3] liep. Die dag omstreeks 19.56 uur werd waargenomen dat verdachte over [straatnaam 3] liep en een gele damestas bij zich droeg. Ook werd waargenomen dat verdachte in de op het [straatnaam 2] geparkeerde Kia stapte waarna de auto vertrok. Enkele minuten later werd waargenomen dat de Kia geparkeerd stond op de parkeerplaats van de [bedrijfsnaam] supermarkt aan de [adres 30] te Uden, dat verdachte uit het voertuig stapte en een woonwijk in liep. Die dag omstreeks 21.36 uur werd waargenomen dat verdachte met een zwarte tas met hengsels als passagier in de Kia Picanto stapte waarna dit voertuig vertrok.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij op 24 februari 2017 ’s avonds met verdachte in Uden is geweest en dat het de bedoeling was dat verdachte daar zou inbreken.
Uit voornoemde bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte ook de woningbraken in de panden [adres 9] , [adres 10] en [adres 12] te Uden heeft gepleegd op 24 februari 2017. Bij dit alles heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat wanneer op dezelfde avond, in één plaats, in meerdere woningen die redelijk dicht bij elkaar in de buurt staan, is ingebroken, een bewezenverklaring kan volgen voor alle woningen indien het bewijs voor de inbraak voor één of meer van die woningen als toereikend kan worden beschouwd. De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk en onaannemelijk dat op dezelfde avond in de ene woning volgens een bepaalde modus operandi is ingebroken door verdachte, terwijl in een andere woning dicht in de buurt in diezelfde periode volgens dezelfde modus operandi zou zijn ingebroken door een onbekend gebleven andere inbreker. In die zin heeft de rechtbank een methode van schakelbewijs toegepast. De bewijsmiddelen voor deze feiten zijn uitgewerkt in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage.
Verdachte heeft de woninginbraak in het pand [adres 8] te Uden bekend, maar hij heeft ontkend dat hij uit die woning naast horloges, cosmetica en een geldbedrag ook spelcomputers, computerspelletjes en een fotocamera heeft wegenomen. Nu aangever [slachtoffer 9] in zijn aangifte uitdrukkelijk heeft verklaard dat er bij de woninginbraak ook een fotocamera, een spelcomputer en vijf Nintendo computer spellen zijn weggenomen, en hij deze goederen gedetailleerd heeft beschreven (dossier p. 1018-1019), heeft de rechtbank geen enkele reden om te twijfelen aan deze aangifte. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij de inbraak in het pand [adres 8] te Uden ook een fotocamera, een spelcomputer en computerspellen heeft weggenomen. Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank hierbij nog op dat volgens bestendige jurisprudentie niet voor elke onderdeel van de tenlastelegging twee bewijsmiddelen voorhanden moeten zijn.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de bij feit 5 ten laste gelegde woninginbraken in Helmond op 25 februari 2017 in de panden [adres 18] en [adres 19] . Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 25 februari 2017 ’s avonds in Helmond in een aantal woningen heeft ingebroken, maar niet in de woningen aan de [adres 18] en de [adres 19] .
De rechtbank overweegt met betrekking tot deze twee woninginbraken het volgende.
De twee woninginbraken zijn volgens de door verdachte gehanteerde modus operandi gepleegd op een avond waarop verdachte volgens zijn eigen verklaring in Helmond was.
Bij de inbraak in het pand [adres 18] is de toegang tot de woning verkregen door met een breekvoorwerp een dakraam op de eerste verdieping aan de achterzijde van de woning open te breken. Weggenomen zijn onder meer sieraden en een fiets.
Bij de inbraak in het pand [adres 19] zijn bij een slaapkamer op de eerste verdieping twee ruitjes ingeslagen. Omdat het raam ook met een sleutel was afgesloten, is vervolgens een kiepraam naast het raam van de slaapkamer opengebroken waarna men in de woning kon komen. Weggenomen zijn horloges, sieraden en geld. Bij het uitlezen van het peilbaken dat was geplaatst onder de Kia Picanto van [medeverdachte 2] bleek dat de Kia Picanto die avond in Helmond was. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij op 25 februari 2017 ’s avonds met verdachte met de Kia Picanto in Helmond is geweest en dat het de bedoeling was dat verdachte daar die avond zou gaan inbreken. Horloges, sieraden en geld zijn spullen die verdachte ook bij andere woninginbraken heeft weggenomen. Verder past het bij de modus operandi van verdachte om, wanneer hij in een plaats bij meerdere woningen inbreekt, bij een van die delicten een fiets weg te nemen waarmee hij zich binnen de betreffende plaats snel kan verplaatsen. Verdachte heeft daarover, zo blijkt uit de OVC-gesprekken, zelf verklaard dat het noodzakelijk is om een fiets weg te nemen, om op die manier zo snel mogelijk uit de buurt te komen van de inbraak.
Ook is uit de opname vertrouwelijke communicatie in de Kia Picanto gebleken dat verdachte na de inbraken in Helmond tegen medeverdachte [medeverdachte 2] zegt dat hij ook een dvd heeft meegenomen omdat het toch wel vervelend was dat hij die niet had. Het gesprek gaat dan over dvd spelers. Bij de woninginbraak in de woning aan de [adres 18] is blijkens de aangifte een dvd speler weggenomen.
Uit voornoemde bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte op 25 februari 2017 ook de woningbraken in de panden [adres 31] en [adres 19] te Helmond heeft gepleegd. Bij dit alles heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat wanneer op dezelfde avond, in éénn plaats, in meerdere woningen die redelijk dicht bij elkaar in de buurt staan, is ingebroken, een bewezenverklaring kan volgen voor alle woningen indien het bewijs voor de inbraak voor één of meer van die woningen als toereikend kan worden beschouwd. De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk en onaannemelijk dat op dezelfde avond in de ene woning volgens een bepaalde modus operandi is ingebroken door verdachte, terwijl in een andere woning dicht in de buurt in diezelfde periode volgens dezelfde modus operandi zou zijn ingebroken door een onbekend gebleven andere inbreker. In die zin heeft de rechtbank een methode van schakelbewijs toegepast. De bewijsmiddelen voor deze feiten zijn uitgewerkt in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage.
Ten aanzien van de bij feit 9 primair ten laste gelegde woninginbraak in Helmond op 8 januari 2016 in het pand aan de [adres 25] , heeft de raadsman vrijspraak bepleit.Verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat er bij hem een aantal sieraden zijn aangetroffen die afkomstig zijn van deze woninginbraak, maar de inbraak in dit pand heeft hij ontkend. Verdachte heeft verklaard deze sieraden te hebben gekocht van ene [naam vriend] waarvan hem bekend was dat die zich bezig hield met woninginbraken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot deze woninginbraak het volgende.
De woninginbraak is volgens de door verdachte gehanteerde modus operandi gepleegd
Uit forensisch onderzoek is gebleken dat de dader(s) bij deze woninginbraak via het plat dak van de aanbouw het pannendak is/zijn opgeklommen. Men heeft de bovenkap van het dakraam omhoog gewrikt en vervolgens de sluiting geopend waarna men binnen is gegaan. Op de plaats delict is een schoenspoor veilig gesteld. Dit schoenspoor met blokjesprofiel komt voor in het schoenspooroverzicht van [deskundige] in het onderzoek Brakel.
Het na geruime tijd aantreffen van een deel van de buit bij een verdachte is zonder overige bewijsmiddelen onvoldoende om te kunnen bewijzen dat deze persoon die inbraak heeft gepleegd. In deze zaak echter komt daar bij dat de woninginbraak volgens de door verdachte gehanteerde modus operandi is gepleegd. Die combinatie, een deel van de buit is bij verdachte aangetroffen en de inbraak is volgens de door verdachte gehanteerde modus operandi begaan, is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel redengevend voor het bewijs van het plegen van de inbraak. Dat kan anders zijn als de verdachte met een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring komt. De verklaring van verdachte dat hij deze sieraden ooit heeft gekocht van een zekere [naam vriend] acht de rechtbank echter volstrekt ongeloofwaardig. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat verdachte zich, voor zover de rechtbank bekend, nooit heeft bezig gehouden met het opkopen van door anderen weggenomen sieraden. Integendeel, het doel van verdachte bij woningbraken die hij heeft bekend was telkens het wegnemen van geld, sieraden en eventueel andere waardevolle goederen, dit alles kennelijk gericht op het verkrijgen van een zo groot mogelijk voordeel. Het tegen een relatief groot bedrag opkopen van sieraden teneinde die vervolgens door te verkopen past daar niet bij, al helemaal niet als die sieraden na geruime tijd dan helemaal niet doorverkocht blijken te zijn.
De rechtbank heeft daarom uit de bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte de woningbraak in het pand [adres 25] te Helmond heeft gepleegd. Ook bij deze zaak heeft de rechtbank een methode van schakelbewijs toegepast. De bewijsmiddelen voor dit feit zijn uitgewerkt in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de bij feit 10 ten laste gelegde woninginbraken in Veenendaal op 30/31 december 2016 in de panden [adres 26] en [adres 27] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de bij medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen sieraden, die afkomstig zijn van deze woninginbraken, aan [medeverdachte 2] heeft verkocht/gegeven. Hij heeft de inbraken in deze panden ontkend. Volgens medeverdachte [medeverdachte 2] heeft zij deze sieraden van verdachte ontvangen. Volgens verdachte heeft hij ook deze sieraden ooit gekocht van de hiervoor genoemde [naam vriend] .
De rechtbank overweegt met betrekking tot deze woninginbraken het volgende.
De woninginbraken zijn volgens de door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] gehanteerde modus operandi gepleegd. Uit bevindingen met betrekking tot ARS-gegevens is gebleken dat op 30 december 2016 tussen 15:20 uur en 15:44 uur de auto (Kia) die verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] gebruikten bij de door hen gepleegde woninginbraken geregistreerd werd op een ARS-camera terwijl die tussen Tilburg en Oss over de N65 en A59 reed en tussen 21:07 uur en 21:16 uur in tegenovergestelde richting. Verder is gebleken dat de Kia op 31 december 2016 tussen 16:17 uur en 16:34 uur geregistreerd werd op een ARS-camera terwijl die tussen Tilburg en Den Bosch over de N65 reed en tussen 21:41 uur en 21:48 uur in tegenovergestelde richting reed.
Het na geruime tijd aantreffen van een deel van de buit bij een verdachte is zonder overige bewijsmiddelen onvoldoende om te kunnen bewijzen dat deze persoon die inbraak heeft gepleegd. In deze zaak echter komt daar bij dat de woninginbraken in Veenendaal volgens de door verdachte gehanteerde modus operandi zijn gepleegd. Die combinatie, een deel van de buit is bij verdachte aangetroffen en de inbraak is volgens de door verdachte gehanteerde modus operandi begaan, is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel redengevend voor het bewijs van het plegen van de inbraak. Dat kan anders zijn als de verdachte met een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring komt. De verklaring van verdachte dat hij deze sieraden ooit heeft gekocht van een zekere [naam vriend] acht de rechtbank echter volstrekt ongeloofwaardig op dezelfde grond als hiervoor overwogen bij feit 9. Daarnaast neemt de rechtbank mede in aanmerking als feit van algemene bekendheid dat voormelde ARS-gegevens afkomstig zijn van weggedeelten gelegen tussen Poppel en Veenendaal en dat zij qua rijrichting en tijdstippen passen bij de ten laste gelegde inbraken. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bovendien ter zitting verklaard dat zij de enige was die in haar auto reed. Zij leende haar auto aan niemand uit.
De rechtbank heeft daarom uit de bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte de woningbraken in de panden [adres 26] en [adres 27] te Veenendaal heeft gepleegd. Ook bij deze zaak heeft de rechtbank een methode van schakelbewijs toegepast.
De bewijsmiddelen voor dit feit zijn uitgewerkt in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage.
Met betrekking tot het onder 12 ten laste gelegde (gewoonte)witwassen overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is met het openbaar ministerie en de verdediging van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de personenauto merk Volkswagen, type Polo, voorzien van het [kenteken 1] , met middelen is aangeschaft die afkomstig waren uit enig misdrijf. Nu niet kan worden bewezen dat de middelen waarmee deze VW Polo is aangeschaft een illegale herkomst hadden, zal de rechtbank verdachte van het (gewoonte)witwassen van deze VW Polo vrijspreken.
De verdediging heeft haar stelling dat het beginvermogen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] voor aanvang van de ten laste gelegde periode veel hoger was dan het bedrag waarvan het openbaar ministerie bij het maken van een kasopstelling is uitgegaan omdat zij bij aanvang van de ten laste gelegde periode zouden beschikken over veel contanten verkregen uit erfenissen en schenkingen van [naam opa van verdachte] , de opbrengst van verkoop van horecapanden in Spanje, en een lening van [betrokkene] , op geen enkele wijze onderbouwd en ook niet aannemelijk gemaakt. Er is door de verdediging bijvoorbeeld geen testament van [naam opa van verdachte] en geen aangifte successierechten of erfbelasting van voor de ten laste gelegde periode ingebracht, waaruit zou blijken van grotere geschonken of geërfde bedragen dan waarmee in de kasopstelling reeds rekening is gehouden. Ook zijn er door de verdediging geen bescheiden ingebracht die het aannemelijk maken dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] in Spanje in de jaren negentig van de vorige eeuw eigenaar zijn geweest van horecapanden genaamd [naam pand 1] en [naam pand 2] , deze panden voor aanvang van de ten laste gelegde periode hebben verkocht en dat zij bij aanvang van de ten laste gelegde periode nog beschikten over deze opbrengsten. Zeker van de verkoop van horecapanden en van het ontvangen van erfenissen en/of schenkingen van aanzienlijke geldbedragen zouden akten moeten zijn opgemaakt of had aangifte moeten worden gedaan en het had op de weg van de verdediging gelegen om deze bescheiden tijdens het onderzoek in te brengen.
Evenmin gaat de rechterbank ervan uit dat er daadwerkelijk sprake is geweest van een lening van [betrokkene] . Weliswaar is op 26 oktober 2016 op de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 1] een bedrag van € 25.000,- bijgeschreven afkomstig van een bankrekening op naam van [betrokkene] , maar nu er enkel een anderhalf jaar later opgemaakte overeenkomst van geldlening is overgelegd, het een vage kennis betreft, er uit de OVC’s aanwijzingen naar voren komen dat dit geld eerst contant aan [betrokkene] is verstrekt, waarna hij het bedrag naar de rekening van [medeverdachte 1] heeft overgemaakt, correspondentie met de geldverstrekker ontbreekt en niet aannemelijk is geworden dat de jaarlijks verschuldigde rente en de aflossingsbedragen daadwerkelijk zijn betaald, heeft de rechtbank het geldbedrag van € 25.000,- buiten beschouwing gelaten bij het bepalen van de kasopstelling.
De rechtbank verwerpt gelet op het vorenstaande de stelling van de verdediging dat het beginvermogen hoger is dan het bedrag van € 900,- dat in de eenvoudige kasopstelling is aangehouden. Uitgaande van de juistheid van de kasopstelling en de daaraan ten grondslag liggende onderbouwing en berekeningen, kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zich schuldig hebben gemaakt aan het onder 12 ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen.
De bewijsmiddelen voor dit feit staan vermeld in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage.
Met betrekking tot de onder 13 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die – kort gezegd – tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten (gekwalificeerde) diefstallen en (gewoonte)witwassen. Van deelname aan een criminele organisatie is sprake indien een verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor deelneming aan een criminele organisatie is voldoende dat een verdachte in zijn algemeenheid – in de zin van onvoorwaardelijk opzet – weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Daarbij is niet vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven. Precieze wetenschap over de daadwerkelijk gepleegde strafbare feiten is dus geen vereiste.
Om te kunnen vaststellen of verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, heeft de rechtbank bezien of sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband waaraan de deelnemers in een zekere duurzame onderlinge samenwerking hebben deelgenomen. Vervolgens heeft de rechtbank bezien of verdachte tot dit samenwerkingsverband behoorde, daar een aandeel in heeft gehad, dan wel dat verdachte de criminele organisatie heeft ondersteund met gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een dergelijke organisatie. Uit de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat in de periode van 1 januari 2015 tot en met 4 oktober 2017 sprake is geweest van een samenwerkingsverband zoals hiervoor bedoeld en dat dit samenwerkingsverband zich heeft beziggehouden met het plegen van gekwalificeerde diefstallen en gewoontewitwassen. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met verdachte deel hebben uitgemaakt van deze criminele organisatie. De onderlinge taakverdeling was kort gezegd als volgt: verdachte pleegde de woninginbraken en had daarbij een bepalende rol, [medeverdachte 2] was medeplichtig aan de woninginbraken en hielp soms mee bij het verhullen van weggenomen goederen, en [medeverdachte 1] verhulde samen met verdachte de criminele inkomsten van haar partner en hun gezamenlijke criminele vermogen en profiteerde van de criminele inkomsten.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, dat sprake is geweest van een duurzame en gestructureerde samenwerking gericht op het plegen van misdrijven. Dit blijkt onder meer uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden en onderlinge afstemming van activiteiten van de deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijk doel van de organisatie en uit de planmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van de deelnemers binnen de organisatie. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er een duidelijke rolverdeling heeft bestaan. Het bewijs van het opzet van verdachte, zowel op de deelname aan de organisatie als op het oogmerk van de organisatie, volgt uit de bewijsmiddelen en wat hiervoor over de rol van verdachte is overwogen.
De stelling van de verdediging dat de beide omschreven misdrijven slechts telkens door twee personen zouden zijn gepleegd en dat dit hooguit kan leiden tot een veroordeling voor medeplegen van beide feiten, maar niet ook nog tot een veroordeling voor deelname aan een criminele organisatie, vindt geen steun in het recht of de jurisprudentie. In de rechtspraak wordt onder organisatie verstaan een samenwerkingsverband van twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur.
Derhalve kan het onder 13 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend worden bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
A.
op 09 februari 2017 te Duiven en Bennekom, gemeente Ede, ter uitvoering van de door verdachte voorgenomen misdrijven om, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening - in/uit de woning [adres] te Duiven weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak en inklimming, op een dak van die woning is geklommen en meermalen tegen een raam van die woning heeft geslagen teneinde deze in te slaan, en - in/uit de woning [adres 2] te Bennekom, gemeente Ede, weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak en inklimming, een raam van die woning heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid, terwijl tijdens het plegen van deze misdrijven nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan,
en
B.
op 09 februari 2017 te Bennekom, gemeente Ede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres 3] weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak en inklimming, naar de tweede verdieping van die woning is geklommen en een raam van die woning heeft vernield en via dat raam die woning is binnengeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 4] (een van de bewoners van die woning), gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat hij, verdachte, met die [slachtoffer 4] heeft geworsteld en die [slachtoffer 4] heeft geslagen, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
op 17 februari 2017 te Duiven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres 4] heeft weggenomen scheermesjes en sieraden en een fiets, toebehorende aan [slachtoffer 5] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak (van een raam van die woning) en inklimming, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
op 18 februari 2017 te Empel, gemeente ’s-Hertogenbosch telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, - in/uit de woning [adres 5] heeft weggenomen horloges en sieraden en een fiets en geld (825 euro), toebehorende aan [slachtoffer 6] , en - in/uit de woning [adres 6] heeft weggenomen waardebonnen en sieraden en geld (30 euro) en een tas, toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en
- in/uit de woning [adres 7] heeft weggenomen horloges en sieraden en een fiets en kleding en parfum en een tas, toebehorende aan [slachtoffer 8] , in waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, terwijl tijdens het plegen van deze misdrijven nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
4.
op 24 februari 2017 te Uden telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
- in/uit de woning [adres 8] heeft weggenomen horloges en sieraden en een fotocamera en een spelcomputer en computerspellen en geld (1500 euro), toebehorende aan [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] , en - in/uit de woning [adres 9] heeft weggenomen sieraden en horloges, toebehorende aan [slachtoffer 11] , en
- in/uit de woning [adres 10] heeft weggenomen een horloge en sieraden en een GSM en Turkse munten en geld (ongeveer 150 euro en ongeveer 450 Turkse lira), toebehorende aan [slachtoffer 12] , en
- in/uit de woning [adres 11] heeft weggenomen horloges en sieraden en parfum, toebehorende aan [slachtoffer 13] , en - in/uit de woning [adres 12] heeft weggenomen een horloge en sieraden en geld (3500 euro), toebehorende aan [slachtoffer 14] , en - in/uit de woning [adres 13] heeft weggenomen sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 15] , en
- in/uit de woning [adres 14] heeft weggenomen sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 16] , waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming,

terwijl tijdens het plegen van deze misdrijven nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

5.
op 25 februari 2017 te Helmond telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, - in/uit de woning [adres 15] heeft weggenomen sigaretten en brillen en horloges en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 17] , en - in/uit de woning [adres 16] heeft weggenomen geld, toebehorende aan [slachtoffer 18] en/of [slachtoffer 19] , en
- in/uit de woning [adres 17] heeft weggenomen horlogebandjes en sieraden (waaronder pasringen) en een horloge en een jas, toebehorende aan [slachtoffer 20] , en
- in/uit de woning [adres 18] en de bijbehorende berging heeft weggenomen een horloge en sieraden en een paspoort en een DVD-speler en Delfts blauwe borden en een fotocamera met toebehoren en een notebook en een iPad en een boormachine en sterke drank en tassen en een fiets, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 21] , en - in/uit de woning [adres 19] heeft weggenomen horloges en horlogebandjes en sieraden en geld (ongeveer 250 euro), toebehorende aan [slachtoffer 22] , waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming,

terwijl tijdens het plegen van deze misdrijven nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

6.
op 22 september 2017 te Deurne met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit de woning [adres 20] heeft weggenomen horloges en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 23] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
7.
op 29 september 2017 te Oirschot telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening - in/uit de woning [adres 21] heeft weggenomen horloges en sieraden en geld (waarde ongeveer 50 euro), toebehorende aan [slachtoffer 24] , en
- in/uit de woning [adres 22] heeft weggenomen een horloge en sieraden en geld (150), toebehorende aan [slachtoffer 25] , waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming,

terwijl tijdens het plegen van deze misdrijven nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

8. op 30 september 2017 te Zeeland, gemeente Landerd, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
- in/uit de woning [adres 23] heeft weggenomen kleding en sieraden en spaarpotten en een portemonnee met inhoud en geld (920 euro), toebehorende aan [slachtoffer 26] , en - in/uit de woning [adres 24] heeft weggenomen sleutels en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 27] , waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming,

terwijl tijdens het plegen van deze misdrijven nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

9.
(primair)
op 08 januari 2016 te Helmond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres 25] heeft weggenomen horloges, en sieraden, en een tas, en geld (46.000 euro), toebehorende aan [slachtoffer 28] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
10.
op tijdstippen in de periode van 30 december 2016 tot en met 31 december 2016 te Veenendaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
- (op 30 december 2016) in/uit de woning [adres 26] heeft weggenomen horloges en sieraden en geld (3800 euro), toebehorende aan [slachtoffer 29] , en - (op 31 december 2016) in/uit de woning [adres 27] heeft weggenomen een fiets en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 30] , waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming,

terwijl tijdens het plegen van deze misdrijven nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

11. in de periode van 22 oktober 2015 tot en met 24 oktober 2015 te Asten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres 32] heeft weggenomen een horloge en sieraden en geld (ongeveer 40 euro), toebehorende aan [slachtoffer 31] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
12. in de periode van 01 januari 2012 tot en met 04 oktober 2017 in Nederland, en/of te Poppel (België), tezamen en in vereniging met een ander van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededader (telkens) van een voorwerp, te weten:
- een personenauto (merk Audi R8, Belgisch [kenteken 2] ), en
- een personenauto (merk Audi A3, Belgisch [kenteken 2] ), en
- een personenauto (merk BMW 116d, Belgisch [kenteken 3] ), en
- een personenauto (merk Mercedes-Benz C220, Belgisch [kenteken 3] of Belgisch [kenteken 4] ), en
- een personenauto (merk Mini Cooper, Belgisch [kenteken 5] , en
- de woning [adres verdachte] te Poppel (België), en
- verbouwingen aan de woning [adres verdachte] te Poppel (België), en
- de woning [adres 29] te Poppel (België), en
- verbouwingen aan de woning [adres 29] te Poppel (België), en
- (delen van) de inboedel van die woning(en), en
- twee elektrische fietsen, en
- contant geld,

de herkomst verhuld en/of verhuld wie de rechthebbende op die voorwerpen was of wie bovenomschreven voorwerpen voorhanden had, en/of (telkens) die voorwerp(en), en woning(en) en dat (contant) geld verworven en/of voorhanden gehad en/of omgezet en/of van die voorwerpen gebruik gemaakt, terwijl hij en zijn mededader wisten dat die voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

13. hij in de periode van 01 januari 2015 tot en met 04 oktober 2017 te Waalwijk en elders in Nederland, en in Poppel (België), heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het in vereniging plegen van gekwalificeerde diefstallen
- het in vereniging plegen van (gewoonte)witwassen,

terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest.
(Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging bepleit het opleggen van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel aanmerkelijk korter is dan de 10 jaren die door het openbaar ministerie zijn geëist.
De verdediging is het niet eens met de hoogte van de geëiste straf omdat volgens de verdediging tien van de ten laste gelegde woninginbraken (waaronder 2 pogingen) niet bewezen kunnen worden verklaard. Verder vindt de verdediging het onbegrijpelijk dat het openbaar ministerie niet eerder heeft ingegrepen. Al kort na het plegen van de feiten op 9 februari 2017 had verdachte kunnen worden aangehouden. In plaats daarvan heeft men er voor gekozen om verdachte nog geruime tijd zijn gang te laten gaan. Dat was niet nodig geweest. Het openbaar ministerie had verdachte tegen zichzelf in bescherming moeten nemen en hem al in februari 2017 moeten aanhouden. Het openbaar ministerie heeft haar taak ernstig verzaakt. Verdachte wordt nu verdacht van 28 woninginbraken. Dat hadden er door toedoen van het openbaar ministerie 22 minder moeten zijn. Dat het openbaar ministerie zo lang met de aanhouding van verdachte heeft gewacht levert geen juridisch verweer op, maar het beginsel van equality of arms is ernstig geschonden en dit dient in de strafhoogte tot uitdrukking te worden gebracht, aldus de verdediging.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder zijn draagkracht. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan 25 woninginbraken en 3 pogingen daartoe. Bij één van de pogingen heeft hij geweld gebruikt tegen degene die hem bij die woninginbraak overliep. Deze feiten zijn op uiterst brutale en professionele wijze uitgevoerd. De toegang tot de woningen werd veelal verkregen door braak en inklimming, veelal op de eerste of tweede verdieping van een huis. De buit bestond veelal uit contant geld, horloges en sieraden. De rechtbank houdt ook rekening met de georganiseerde wijze waarop verdachte en zijn medeplichtige de woninginbraken en pogingen daartoe hebben gepleegd. Met de auto van de medeplichtige is verdachte vele avonden op pad geweest en zijn in uiteenlopende regio’s verschillende plaatsen aangedaan. Verdachte was in staat om in zeer korte tijd een woning te betreden, deze te doorzoeken en er met de buit vandoor te gaan. De verdachte en zijn partner beschikten in de periode van de bewezen verklaarde inbraken en pogingen over slechts een beperkte legale bron van inkomsten. Aannemelijk is dat de opbrengst van de buit hun voornaamste bron van inkomsten was. Dit rechtvaardigt de kwalificatie van verdachte, mede gelet op zijn uitgebreid strafblad, als beroepsinbreker. Dit blijkt ook uit de door de politie heimelijk opgenomen gesprekken die verdachte en de medeverdachte voeren tijdens hun autoritten naar de diverse woninginbraken. Verdachte vertelt dan ronduit over de vele woninginbraken die hij in zijn leven heeft gepleegd, wat de beste dagen en tijdstippen zijn om in te breken, hoe hij daarbij gekleed gaat, waar meestal de waardevolle spullen liggen en hoe je kunt voorkomen dat je herkend wordt. Verdachte benoemt tijdens die gesprekken dat hij inbreekt omdat ‘er centjes verdiend moeten worden’ en raakt regelmatig geïrriteerd als de buit naar zijn inschatting te gering is.
De door verdachte gepleegde woninginbraken en pogingen daartoe zijn ernstige feiten. Verdachte heeft met de bewezen verklaarde feiten getoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van een ander en hij heeft veel schade en overlast veroorzaakt. Met de diefstal van persoonlijke spullen (sieraden) zijn aangevers bovendien eigendommen kwijtgeraakt die vaak emotionele waarde voor hen hadden en die onvervangbaar zijn. Door zijn handelswijze heeft verdachte bovendien ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van aangevers. De rechtbank neemt in het bijzonder in aanmerking dat verdachte de woningen van aangevers, veelal de slaapkamers, vaak uitgebreid heeft doorzocht. De impact die de inbraken op aangevers hebben gehad, blijkt ook duidelijk uit de verklaringen van verschillende aangevers die in het dossier zitten
.Woninginbraken zorgen zo voor gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft nauwelijks verantwoordelijkheid genomen voor de door hem gepleegde woninginbraken, dan wel pogingen daartoe.
Verdachte heeft de door hem gepleegde woninginbraken en pogingen daartoe gepleegd in georganiseerd verband, waarbinnen hij bepaalde waar en wanneer ergens werd ingebroken. Hij heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers.
Verdachte heeft zich verder samen met zijn partner gedurende een zeer lange periode schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van personenauto's, woningen, verbouwingen, inboedels, elektrische fietsen en geldbedragen, hetgeen gericht is geweest op het veiligstellen van de uit misdrijven afkomstige opbrengsten. Daarbij heeft de verdachte louter oog gehad voor eigen financieel gewin en het faciliteren van een luxueuze levensstijl. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij gedurende een langere periode deel uitgemaakt heeft van een criminele organisatie, waarbinnen hij een grote rol vervulde, die het plegen van woninginbraken en gewoontewitwassen tot doelstelling had.
Naar het oordeel van de rechtbank geeft het geen pas om het openbaar ministerie te verwijten dat niet eerder is ingegrepen om (meer) inbraken te voorkomen. Er is geen sprake van schending van het beginsel van equality of arms. Voor zover de autoriteiten al eerder hadden kunnen of wellicht moeten ingrijpen is het niet verdachte die daardoor in enig rechtens de respecteren belang is geschaad.
Verdachte is blijkens het uittreksel van de justitiële documentatie van 1 oktober 2019 eerder in 2009 en 2013 nog voor diefstallen/inbraken veroordeeld tot forse gevangenisstraffen. Gelet op de onderhavige zaak is verdachte kennelijk niet bereid zijn crimineel gedrag te veranderen. Verdachte heeft ter zitting zelfs zijn twijfel uitgesproken of het hem wel zal lukken om ook in de toekomst geen inbraken te plegen. Dit geeft, hoewel de eerlijkheid van verdachte op dit punt te prijzen is, zeer te denken waar het gaat om het recidiverisico dat uitgaat van verdachte. De rechtbank weegt dat in strafverzwarende zin mee. Als reactie op de hoeveelheid en aard van deze bewezen verklaarde feiten dient een gevangenisstraf van aanzienlijke duur het uitgangspunt te zijn. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank voor wat betreft de woninginbraken acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en voor de overige feiten op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd hebben als uitgangspunt gediend bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf. Voor een voorwaardelijk strafdeel is, gelet op de ernst en hoeveelheid van de feiten, geen ruimte. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank overweegt ambtshalve nog het volgende. Het heeft na de aanhouding van verdachte geruime tijd geduurd voordat dit vonnis wordt gewezen. In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt geldt dat een strafzaak bij de rechtbank dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaar nadat die redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem strafvervolging zal worden ingesteld. In dit geval geldt als aanvangsdatum 4 oktober 2017, de dag waarop verdachte is aangehouden. Dit vonnis wordt gewezen op 20 januari 2020. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er echter bijzondere omstandigheden die deze termijn van ruim 27 maanden rechtvaardigen. Het onderzoek Brakel betrof een zeer omvangrijke, complexe zaak met internationale aspecten, waarbij onder andere in België veel onderzoek moest worden gedaan mede naar aanleiding van verklaringen van verdachten. Gelet hierop is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] (feit 4).
Het standpunt van de officier van justitie.
De benadeelde partij heeft een schaderapportage ten behoeve van zijn verzekering bijgevoegd. Het niet vergoede deel van de schade bedraagt € 10.874,40 minus € 5.269,50 = € 5.604,90. De officier van justitie vordert toewijzing van een bedrag van € 5.604,90 , met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft voor dit feit vrijspraak bepleit. Bij vrijspraak dient de vordering te worden afgewezen. Inhoudelijk heeft de verdediging over dit verzoek tot schadevergoeding geen opmerkingen.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar en zal verdachte veroordelen tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 11] van een bedrag van EUR 5.874,- (zegge: vijfduizendachthonderdvierenzeventig euro).
Het bedrag is als volgt samengesteld. De inboedelschade bedraagt in totaal EUR 11.192,03 (EUR 10.375,- aan sieraden, EUR 29,50 voor de hor, EUR 240,- aan zelfwerkzaamheid, EUR 229,90 opstal herstelkosten en EUR 317,63 expertisekosten incl. btw.). De verzekeringsmaatschappij heeft EUR 5.269,50 uitgekeerd aan de benadeelde partij. Het bedrag van de niet-vergoede schade bedraagt derhalve EUR 5.922,53. Nu de benadeelde partij haar vordering heeft beperkt tot een bedrag van EUR 5.874,- heeft de rechtbank besloten om het door verdachte of zijn medeplichtige aan het slachtoffer te betalen bedrag vast te stellen op dit bedrag van EUR 5.874,-
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (24 februari 2017) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal bepalen dat verdachte niet gehouden is tot betaling van dit bedrag voor zover dit bedrag door zijn mededader is voldaan.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] (feit 4).
Het standpunt van de officier van justitie.
De benadeelde partij heeft op het voegingsformulier geen schadebedrag ingevuld. De benadeelde partij geeft aan dat ze graag een immateriële schadevergoeding wil, aangezien ze veel angst heeft ervaren door de inbraak en ze onder meer een dierbaar horloge mist. Ze geeft aan dat de schade niet in euro’s is uit te drukken.
Nu er geen schadebedrag is ingevuld kan de rechtbank geen gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. Derhalve behoort de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Het standpunt van de verdediging.
Er is wel een schadevergoedingsformulier ingevuld maar er wordt geen schadebedrag gevorderd omdat de schade al door de verzekering is vergoed. De benadeelde partij wil hetgeen op het schadevergoedingsformulier is ingevuld slechts gemeld hebben. Voor zover er al sprake is van een vordering is deze niet ontvankelijk.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu er op het voegingsformulier geen schadebedrag is vermeld.
De rechtbank zal de proceskosten van partijen aldus compenseren dat elke partij de eigen kosten draagt.
Motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14] (feit 4).
Het standpunt van de officier van justitie.
De benadeelde partij heeft een schaderapportage ten behoeve van haar verzekering bijgevoegd. De officier van justitie meent dat in deze vordering ten onrechte 2 x het schadebedrag ten aanzien van de gestolen sieraden wordt gevorderd. In de visie van het openbaar ministerie is slechts een bedrag van € 3.450,- niet uitgekeerd. Dat betrof het contant geldbedrag waarvan benadeelde zegt dat het gestolen is. Daarnaast vordert de benadeelde € 500,- voor immateriële schadevergoeding. Dat is naar het oordeel van de officier van justitie een redelijk bedrag en voor toewijzing vatbaar. In totaal is derhalve een bedrag van € 3.950,- voor toewijzing vatbaar, met oplegging van de schadevergoedingsmaateregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft voor dit feit vrijspraak bepleit en stelt zich primair op het standpunt dat de vordering niet kan worden toegewezen.
Subsidiair is de verdediging van oordeel dat er een schaderapport is tot een totaal van
€ 6.115,20 en een brief dat dit bedrag door de verzekering is vergoed. Het wordt niet duidelijk hoe tot het gevorderde bedrag van € 9.055,- wordt gekomen. De schade door de diefstal van de sieraden en het herstel van de schade maakt al onderdeel uit van het in het rapport genoemde bedrag van € 6.115,20. De meerdere schade wordt niet onderbouwd. De vordering dient daarom te worden afgewezen, althans er dient een niet ontvankelijk verklaring te volgen.
Beoordeling.De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot het hierna vermelde bedrag en verdachte veroordelen tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 14] van een bedrag van EUR 3.250,- (zegge: drieduizendtweehonderdenvijftig euro).Het bedrag is als volgt samengesteld. Volgens de aangifte van [slachtoffer 14] is er bij de woninginbraak een geldbedrag van EUR 3.500,- weggenomen (zie proces-verbaal van aangifte politiedossier p. 1076 - 1087). Volgens het bij het voegingsformulier gevoegde expertiserapport van [naam verzekering] is er voor het
weggenomen geld een bedrag van EUR 250,- vergoed. Derhalve resteert een
niet-vergoed schadebedrag ter zake weggenomen geld van EUR 3.250,-. Dit bedrag
is naar het oordeel van de rechtbank het bedrag dat verdachte dient te betalen aan het slachtoffer.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (24 februari 2017) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd dat hij ter zake weggenomen sieraden/horloges/waardepapieren meer materiële schade heeft geleden dan het door [naam verzekering] ter zake deze posten vergoede bedrag en heeft de benadeelde partij het gevorderde schadebedrag ter zake immateriële schade onvoldoende onderbouwd.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal bepalen dat verdachte niet gehouden is tot betaling van dit bedrag voor zover dit bedrag door zijn mededader is voldaan.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 22] (feit 5).
Het standpunt van de officier van justitie.
De benadeelde partij heeft op het voegingsformulier geen schadebedrag ingevuld. Derhalve behoort de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft voor dit feit vrijspraak bepleit. De verdediging heeft zich niet uitgelaten over deze vordering.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu er op het voegingsformulier geen schadebedrag is vermeld.
De rechtbank zal de proceskosten van partijen aldus compenseren dat elke partij de eigen kosten draagt.
Motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 18] en/of [slachtoffer 19] (feit 5).
Het standpunt van de officier van justitie.
De benadeelde partij heeft opgegeven dat de materiële schade € 2.000,- bedraagt en dat een schadebedrag van € 310,- is vergoed. Dan zou de vordering dus € 1.690,- moeten zijn, maar ze vordert € 1.750,-. Ze geeft geen andere onderbouwing of toelichting. De aangifte hield in dat er geld is gestolen. In een aanvullend proces-verbaal van bevindingen (p. 0880) is dat nader toegelicht. Daarin wordt aangegeven dat er ook 3 AH-zegelboekjes a € 52,- per stuk weggenomen zijn. Dan zou de niet vergoede schade hoger zijn dan geclaimd, te weten
€ 1.846,-. Gelet hierop vordert de officier van justitie toewijzing van het gevorderde bedrag, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Het verzoek van de benadeelde partij van 6 november 2018 is niet te begrijpen. Het is niet onderbouwd. Niet duidelijk is hoe men tot het genoemde bedrag van € 2.060,- is gekomen, waaruit de vergoeding van € 250,- en 60,-blijkt en waarom er niet meer is vergoed.
Er is een handgeschreven aanvulling van 19 november 2018. De daarin genoemde bedragen van € 850,- en € 300,- zijn van de rekening van zoon [naam] . Dus dat is geen schade van [slachtoffer 18] en/of [slachtoffer 19] . Dan wordt er vermeld “zie ook opname 27-2 noodzakelijk tgv de diefstal”. De verdediging ziet helemaal geen opname op 27 februari. Er is wel een opname van € 850,- op 7 februari, maar niet duidelijk is waarom die opname van 7 februari noodzakelijk was in verband met de diefstal op 25 februari 2017. De vordering dient te worden afgewezen, althans niet ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling.De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 18] en/of [slachtoffer 19] van een bedrag van EUR 1.750,- (zegge: duizendzevenhonderdenvijftig euro). Het bedrag betreft het door de benadeelde partij gevorderde bedrag ter zake niet vergoede materiële schade. Naar het oordeel van de rechtbank bedraagt de materiële schade € 2.000,- + € 156,- (waarde 3 weggenomen AH-zegelboekjes a € 52,- per stuk) = € 2.156,-. Door de verzekeringsmaatschappij is een schadebedrag van € 310,- vergoed. Derhalve bedraagt de niet-vergoede schade € 1.846,- Nu de benadeelde partij haar vordering beperkt tot een bedrag van € 1.750,- en geen nadere onderbouwing of toelichting geeft, zal de rechtbank het gevorderde bedrag van € 1.750,- toewijzen.
Het totale toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (25 februari 2017) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal bepalen dat verdachte niet gehouden is tot betaling van dit bedrag voor zover dit bedrag door zijn mededader is voldaan.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 21] (feit 5).
Het standpunt van de officier van justitie.
De benadeelde partij [slachtoffer 21] vordert materiële schade welke niet is vergoed door de verzekering. Aanvankelijk leek de vordering onvoldoende onderbouwd maar op de zitting op dinsdag 12 november 2019 heeft de heer [slachtoffer 21] een taxatierapport van de weggenomen sieraden over gelegd. De weggenomen goederen zijn volgens het rapport getaxeerd op € 25.914,-. Volgens de heer [slachtoffer 21] is van deze schade een bedrag van
€ 5.000,- vergoed door de verzekeringmaatschappij. Op die zitting heeft de heer [slachtoffer 21] medegedeeld de vordering te beperken tot een bedrag van € 20.000,-. De officier van justitie vordert toewijzing van dit bedrag, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat, nu vrijspraak is bepleit, de vordering niet kan worden toegewezen. Subsidiair is de verdediging van oordeel dat er door de benadeelde partij bedragen worden genoemd die verder op geen enkele wijze worden onderbouwd. Het totaal van de schade zou € 30.832,30 zijn en daarvan zou € 8.932,25 door de verzekering zijn vergoed, zodat slechts € 21.900,05 resteert. Dit wordt verder niet onderbouwd. Waarom de verzekering slechts € 8.932,25 vergoedt, wordt ook niet duidelijk. Wellicht omdat dit de reële schade is. Er resteren te veel vragen. De vragen worden naar het oordeel van de verdediging ook niet beantwoord door het inmiddels overgelegde taxatierapport. Dat taxatierapport is van 9 maart 2017 en dus van na de inbraak, die op 25 februari 2017 plaats vond. Er is getaxeerd gebaseerd op beschrijvingen en foto’s. Dat is dus eigenlijk niet anders dan natte vingerwerk. Er blijft te veel onduidelijk. De vordering dient te worden afgewezen, althans niet ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling.De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 21] van een bedrag van EUR 20.000,- (zegge: twintigduizend euro). In het voegingsformulier benadeelde partij in het strafrecht was de gevorderde schade onvoldoende onderbouwd maar ter terechtzitting van 12 november 2019 heeft de heer [slachtoffer 21] een kopie van een taxatierapport over gelegd waaruit blijkt dat de vervangingswaarde van de weggenomen sieraden en horloge EUR 25.914,- bedraagt. De heer [slachtoffer 21] heeft ter zitting verklaard dat de verzekering hiervoor een bedrag van EUR 5.000,- heeft uitgekeerd. De heer [slachtoffer 21] heeft ter zitting verder verklaard de vordering te beperken tot het bedrag van EUR 25.914,- minus EUR 5.000,- en dit bedrag af te ronden op EUR 20.000,-.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (25 februari 2017) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal bepalen dat verdachte niet gehouden is tot betaling van dit bedrag voor zover dit bedrag door zijn mededader is voldaan.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 26] (feit 8).
Het standpunt van de officier van justitie.
Deze vordering is per gevorderd bedrag met aankoopbonnen of waarde-opgave van vergelijkbare voorwerpen onderbouwd. Tevens ligt er een vordering immateriële schadevergoeding van € 300,-. De vordering dient te worden verminderd met de gevorderde schade voor de drie ringen (€ 756,55) omdat deze zijn teruggevonden en zullen worden geretourneerd. Er kan discussie ontstaan over het weggenomen geldbedrag van € 920,-. Benadeelde kan niet onderbouwen dat hij dit bedrag in huis had. Het weggenomen geld zat mede in twee spaarpotten van de kinderen. Het is logischerwijs lastig te bewijzen hoeveel geld daar exact in zat. Gelet op het feit dat dit ook exact het bedrag is dat in de aangifte is opgenomen en het feit dat de rechtbank mag schatten, is dit bedrag voor toewijzing vatbaar. De officier vordert toewijzing van een bedrag van € 4.161,34. Tevens vordert de officier van justitie het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel voor dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging.
De schade is voor delen goed onderbouwd, maar voor delen ook niet, althans ten onrechte gevorderd. De bedragen met betrekking tot de jas, de hordeur, de oorbel en het geld kunnen worden toewezen. De kosten voor de aanleg van een alarmsysteem niet want dat is geen schade. Hetzelfde geldt voor de ringen nu deze worden teruggegeven.
De beoordeling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toe wijzen tot het hierna te vermelden bedrag en verdachte mitsdien veroordelen tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 26] van een bedrag van EUR 1.521,34 (zegge: vijftienhonderdeenentwintig euro en vierendertig eurocenten). Het bedrag is als volgt samengesteld. In het voegingsformulier benadeelde partij in het strafrecht heeft de benadeelde partij een bedrag van EUR 4.917,89 wegens niet-vergoede schade gevorderd. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat van deze vordering een deel, groot EUR 756,55 moet worden afgewezen. Dit bedrag heeft betrekking op de gevorderde schade voor 3 weggenomen ringen. Deze ringen zijn teruggevonden en zullen aan benadeelde worden geretourneerd. Verder heeft de benadeelde partij een bedrag van EUR 2.340,- gevorderd voor het aanleggen van een alarmsysteem in zijn woning. Nu
deze kosten geen rechtstreeks gevolg zijn van het delict zal de rechtbank de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Tot slot heeft de benadeelde partij een bedrag gevorderd van EUR 300,- ter zake immateriële schade. De rechtbank is van oordeel dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (30 september 2017) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal de vordering voor wat betreft het gevorderde bedrag van EUR 756,55 ter zake weggenomen ringen afwijzen.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering (het gevorderde bedrag van EUR 2.340,- ter zake kosten aanleggen alarminstallatie en EUR 300,- ter zake immateriële schade niet ontvankelijk is.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal bepalen dat verdachte niet gehouden is tot betaling van dit bedrag voor zover dit bedrag door zijn mededader is voldaan.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 28] (feit 9).
Het standpunt van de officier van justitie.
De benadeelde partij vordert het contant gestolen bedrag van € 46.000,- en het verschil tussen de (onderbouwde) waarde van de gestolen sieraden minus het bedrag dat de verzekering heeft vergoed. Het gevorderde van in totaal € 53.001,- kan in het geheel worden toegewezen. Tevens behoort voor dit bedrag de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de primair ten laste gelegde diefstal ontkend. De schade is door de diefstal ontstaan en niet door de subsidiair ten laste gelegde heling, die verdachte wel bekent. Bij
vrijspraak voor de primair ten laste gelegde diefstal dient de vordering te worden afgewezen. Subsidiair geldt het volgende.
Er wordt een inbraakschade van € 300,- gevorderd, maar die is al vergoed, zo blijkt uit de opgave. Voor sieraden wordt een bedrag van € 12.001,- gevorderd, minus een vergoeding van € 5.000,-. Het is de vraag waarom er maar € 5.000,- door de verzekering wordt vergoed. Dat is dan kennelijk toch de waarde van de sieraden. Bovendien zijn er sieraden aangetroffen die, naar de verdediging aanneemt, aan [slachtoffer 28] zullen worden teruggegeven, als dat niet al is gebeurd. Daarmee is geen rekening gehouden, althans daarvan blijkt niets.
Voor de diefstal van het bedrag van € 46.000,- is te weinig civiel bewijs. Het gaat hier om een civiele vordering, waarop in beginsel de regels van het civiele bewijsrecht van toepassing zijn. Het is erg vreemd om zo’n groot bedrag in huis te hebben. Als het al in huis is geweest dan kan het al lang besteed zijn geweest of elders weggelegd. Er is in ieder geval civielrechtelijk, waarbij de bewijslast op [slachtoffer 28] rust, te weinig bewijs voor de toekenning van deze opgevoerde schadepost.
Al met al zijn er veel te veel vragen om de schade in het kader van de strafzaak te kunnen toewijzen. De vordering dient niet ontvankelijk te worden verklaard en [slachtoffer 28] kan zijn vordering desgewenst bij de civiele rechter aanhangig maken.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 28] van een bedrag van EUR 53.001,- (zegge: drieënvijftigduizendeneen euro). Het bedrag is een vergoeding voor materiële schade. Dat er aan de benadeelde aangetroffen sierden zijn teruggegeven, zoals de raadsman aanneemt, is de rechtbank niet gebleken. Verder is de rechtbank, zoals hiervoor overwogen, anders dan de verdediging van oordeel dat de diefstal van het geldbedrag van € 46.000,- wel wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict ( 8 januari 2016) tot aan de dag der algehele voldoening
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 29] (feit 10).
Het standpunt van de officier van justitie.
Nu het openbaar ministerie heeft geconcludeerd tot teruggave van het goed vermeld onder nr. 51 op de beslaglijst van medeverdachte [medeverdachte 2] (die daar geen afstand van heeft gedaan) dient er een bedrag van € 1.700,- (de waarde van dit collier) van de vordering te worden afgetrokken. Deze ring staat niet vermeld in de aangifte, maar wel in het taxatierapport. In de verklaring op pagina 2668 in het strafdossier benoemt aangever de bijbehorende ring, maar die is niet teruggevonden. Op basis hiervan is naar het oordeel van de officier van justitie voldoende aannemelijk dat deze ring ook is gestolen. Gelet hierop bedraagt het totaal schadebedrag aan sieraden € 28.610,- minus € 1.700,- = € 26.910. Dit bedrag gevoegd bij het geldbedrag van € 3.800,- dat is weggenomen maakt € 30.710,-. Daarvan is € 24.063,30 vergoed. Toegewezen kan dus worden een schadebedrag van
€ 6.646,70.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de ontkennende verklaring van verdachte heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor dit feit. Bij vrijspraak kan de vordering sowieso niet worden toegewezen.
Subsidiair geldt het volgende. De vordering van € 34.410,- bestaat uit de volgende onderdelen: € 3.800,- geld, € 2.700,- aan sieraden, en € 27.810,- aan oude sieraden.
Volgens opgave is daarvan door de verzekering € 24.063,30 vergoed. Niet duidelijk is of dit bedrag ziet op het geld of de sieraden of dat het een vergoeding voor de oude sieraden betreft. Het is niet duidelijk waarom niet alles is vergoed. Dit is wellicht het geval omdat is uitgegaan van de werkelijke waarde van de goederen, in plaats van de vervangingswaarde uit het taxatierapport van juwelier [naam juwelier] van 28 mei 2013. Het is de vraag of al deze juwelen zijn gestolen. Bovendien is het taxatierapport van 3,5 jaar vóór de gestelde inbraak. Het is niet duidelijk of er sieraden zijn teruggegeven, of daarmee rekening is gehouden en zo ja, op welke wijze. Teveel is onduidelijk. Bovendien is het bewijs van de diefstal van de specifieke goederen steeds enkel gebaseerd op de aangifte. Dat is in civielrechtelijk opzicht onvoldoende bewijs. De vordering dient te worden afgewezen, althans niet ontvankelijk te worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot het hierna te noemen bedrag en verdachte veroordelen tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 29] van een bedrag van EUR 8.546,70 (zegge: achtduizendvijfhonderdzesenveertig euro en zeventig eurocenten). Het bedrag is als volgt samengesteld. De benadeelde partij vordert voor niet-vergoede schade EUR 10.246,70. Bij de medeplichtige is een bij de benadeelde partij weggenomen parelsnoer/collier met een waarde van EUR 1.700,- aangetroffen. Nu de rechtbank zal gelasten dat dit aangetroffen
parelsnoer/collier moet worden teruggegeven aan de benadeelde partij zal de
rechtbank het door de benadeelde partij gevorderde bedrag verminderen met EUR 1.700,-.
Derhalve resteert € 10.246,70 minus € 1.700,- = € 8.546,70.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (30 december 2016) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal de vordering voor wat betreft het gevorderde bedrag van EUR 1.700,- ter zake het weggenomen parelsnoer/collier afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal bepalen dat verdachte niet gehouden is tot betaling van dit bedrag voor zover dit bedrag door zijn mededader is voldaan.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 30] (feit 10)
Het standpunt van de officier van justitie
De benadeelde partij heeft de schade per item onderbouwd met bewijsstukken wat betreft de waarde. De benadeelde was niet verzekerd. De totale schade bedraagt € 13.315,80. Drie goederen zijn teruggevonden en inmiddels geretourneerd. De waarde daarvan is respectievelijk € 4.745,- , € 300,- en € 300,-. Dat maakt dat de officier van justitie toewijzing van de vordering voor een bedrag van € 7.970,18 vordert.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de ontkennende verklaring van verdachte heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor dit feit. Bij vrijspraak kan de vordering sowieso niet worden toegewezen.
Subsidiair geldt het volgende. Diverse sieraden zijn teruggevonden en zullen aan [slachtoffer 30] worden teruggegeven. In het voegingsformulier zijn deze goederen onder 4A aangegeven. Het betreft:
  • Mikimoto parelketting € 4.745,-
  • Armband met diamanten € 300,-
  • Swarowski armband/ketting € 300,-.
Er wordt € 99,- aan schade voor een vuil geworden hoeslaken gevorderd. Dat hoeslaken kan gewassen worden. Ook zouden er 20 ringen uit een erfenis ter waarde van samen € 1.000,- zijn gestolen. Daarvan is geen bewijs. Gelet op het voorstaande moet er op de vordering een bedrag van € 6.604,- in mindering worden gebracht.
Derhalve resteert € 13.315,18 minus € 6.604,- = € 6.711,18.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot het hierna te vermelden bedrag en verdachte veroordelen tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 30] van een bedrag van EUR 7.033,82 (zegge: zevenduizenddrieëndertig euro en tweeëntachtig eurocenten).
Het bedrag is als volgt samengesteld. De benadeelde partij heeft in totaal een bedrag van EUR 13.538,82 (bestaande uit EUR 13.315,18 materiële schade, EUR 37,43 reiskosten en EUR 186,21 voor de kosten van het opnemen van één dag verlof voor het doen van aangifte/herkenning) gevorderd. Drie weggenomen goederen, te weten de Mikimoto parel ketting (waarde EUR 4.745,-), de armband met diamant (waarde EUR 300,-) en de Swarovski armband/ketting (waarde EUR 300,-) zijn inmiddels teruggevonden en geretourneerd. De rechtbank zal dit deel van de vordering (EUR 4.745,- + EUR 300,- + EUR 300,-) daarom afwijzen. De rechtbank is
verder van oordeel dat de benadeelde partij in het gevorderde bedrag van in totaal EUR 1.160,- (20 ringen a EUR 50,- per ring en 8 kettingen en hangertjes a EUR 20,- per ketting/hangertje) niet ontvankelijk behoort te worden verklaard nu dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (31 december 2016) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal bepalen dat verdachte niet gehouden is tot betaling van dit bedrag voor zover dit bedrag door zijn mededader is voldaan.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Aanvullende overweging met betrekking tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregelen.
Standpunt van de verdediging.
Door de officier van justitie wordt gevorderd om in een aantal zaken de schademaatregel van artikel 36f Sr op te leggen. Daaronder valt ook ingevolge art. 36f lid 8 Sr vervangende hechtenis bij niet betaling. Tegen dat laatste verzet de verdediging zich. De ratio van de vervangende hechtenis is om de tot schadevergoeding veroordeelde aan te sporen tot betaling van de schade over te gaan. Vervangende hechtenis heeft geen zin en schiet zijn doel voorbij als de veroordeelde feitelijk niet in staat is om de schadevergoedingen waartoe hij is veroordeeld te voldoen. De vervangende hechtenis is dan geen drukmiddel meer om betaling door de veroordeelde aan het slachtoffer te bereiken, maar leidt er dan enkel toe dat de veroordeelde langer vast zit. Dat is niet de bedoeling. Van verdachte staat vast dat hij geen enkel inkomen of vermogen heeft. Als het aan het openbaar ministerie ligt komt hij vrij op een moment dat hij een leeftijd heeft bereikt waarop men niet meer aan het arbeidsproces pleegt deel te nemen en AOW gerechtigd is. Het is zeer onwaarschijnlijk dat verdachte ooit in staat zal zijn om de schade te vergoeden. Oplegging van vervangende hechtenis heeft alleen extra detentie tot gevolg. De verdediging verzoekt de rechtbank daarom om de vordering van het openbaar ministerie om de maatregel van artikel 36f Sr voor zover het de vervangende hechtenis betreft af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank.
Per 1 januari 2020 is (voor zover relevant) de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (
Stb.2017, 82) in werking getreden. Deze wetswijziging heeft tot gevolg dat aan een schadevergoedingsmaatregel de maximaal te vorderen gijzeling in plaats van vervangende hechtenis wordt verbonden. Nu deze bepaling direct toepasbaar is, zal de rechtbank het verweer zo verstaan dat wordt verzocht geen gijzeling aan de schadevergoedingsmaatregel te verbinden. Anders dan is bepleit, zal de rechtbank voor de toegewezen bedragen waarbij telkens tevens de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd daaraan ook de bijbehorende gijzeling verbinden. Anders dan de raadsman staat voor de rechtbank allerminst vast dat verdachte in de toekomst niet over vermogen zal beschikken of inkomen zal kunnen verwerven. Verdachte kan mogelijk in de toekomst nog gaan deelnemen aan het arbeidsproces. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij na de schorsing van de voorlopige hechtenis in de onderhavige zaak dikwijls meerdere dagen per week keukens heeft geplaatst en hiervoor “in het zwart” werd uitbetaald. De rechtbank ziet niet in waarom verdachte dit na zijn vrijheidstelling niet op legale wijze kan gaan doen en hieruit inkomen kan genereren.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met behulp waarvan de feiten zijn begaan dan wel voorwerpen die aan de veroordeelde toebehoorden of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten zijn verkregen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 33, 33a, 36f, 45, 57, 63, 140, 311, 312, 420bis, 420ter.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 primair, 10, 11, 12 en 13 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1: poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, terwijl nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan, meermalen gepleegd en poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken, terwijl nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan. t.a.v. feit 2: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, terwijl nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan. t.a.v. feit 3: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, terwijl nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan, meermalen gepleegd. t.a.v. feit 4: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, terwijl nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan, meermalen gepleegd. t.a.v. feit 5: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, terwijl nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan, meermalen gepleegd. t.a.v. feit 6: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, terwijl nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan. t.a.v. feit 7: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, terwijl nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan, meermalen gepleegd. t.a.v. feit 8: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, terwijl nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan, meermalen gepleegd. t.a.v. feit 9 primair: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, terwijl nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan. t.a.v. feit 10: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, terwijl nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan, meermalen gepleegd. t.a.v. feit 11: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, terwijl nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan. t.a.v. feit 12: medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken, terwijl nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan. t.a.v. feit 13: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, terwijl nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan. verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf, bijkomende straf en maatregelen.
(t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, feit 7, feit 8, feit 9 primair, feit 10, feit 11, feit 12, feit 13:)
Gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten van de goederen vermeld op de bijgevoegde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 3, 4, 6, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 27 en 29. (t.a.v. feit 4 tevens:)
Maatregel van schadevergoeding van EUR 5874,00 subsidiair 64 dagen gijzeling.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 11] van een bedrag van EUR 5.874,- (zegge: vijfduizendachthonderdvierenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 64 dagen gijzeling. Het bedrag is als volgt samengesteld. De inboedelschade bedraagt in totaal EUR 11.192,03 (EUR 10.375,- aan sieraden, EUR 29,50 voor de hor, EUR 240,- aan zelfwerkzaamheid, EUR 229,90 opstal herstelkosten en EUR 317,63 expertisekosten incl. btw.). De verzekeringsmaatschappij heeft EUR 5.269,50 aan de benadeelde partij uitgekeerd. Het bedrag van de niet-vergoede schade bedraagt derhalve EUR 5.922,53. Nu de benadeelde partij haar vordering heeft beperkt tot een bedrag van EUR 5.874,- heeft de rechtbank besloten om het door verdachte of zijn medeplichtige aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer te betalen bedrag vast te stellen op dit bedrag van EUR 5.874,-.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn medeplichtige is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (24 februari 2017) tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 11] van een bedrag van EUR 5.874,- (zegge: vijfduizendachthonderdvierenzeventig euro).
Het bedrag is als volgt samengesteld. De inboedelschade bedraagt in totaal EUR 11.192,03 (EUR 10.375,- aan sieraden, EUR 29,50 voor de hor, EUR 240,- aan zelfwerkzaamheid, EUR 229,90 opstal herstelkosten en EUR 317,63 expertisekosten incl. btw.). De verzekeringsmaatschappij heeft EUR 5.269,50 aan de benadeelde partij uitgekeerd. Het bedrag van de niet-vergoede schade bedraagt derhalve EUR 5.922,53. Nu de benadeelde partij haar vordering heeft beperkt tot een bedrag van EUR 5.874,- heeft de rechtbank besloten om het door verdachte of zijn medeplichtige aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer te betalen bedrag vast te stellen op dit bedrag van EUR 5.874,-.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (24 februari 2017) tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn medeplichtige is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte of zijn medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
(t.a.v. feit 4 tevens:)
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] .
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 13] in de vordering. Dit nu de benadeelde partij op het voegingsformulier geen schadebedrag heeft vermeld.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
(t.a.v. feit 4 tevens:)
Maatregel van schadevergoeding van EUR 3250,00 subsidiair 42 dagen gijzeling.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 14] van een bedrag van EUR 3.250,-
(zegge: drieduizendtweehonderdenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 dagen gijzeling. Het bedrag is als volgt samengesteld. Volgens de aangifte van [slachtoffer 14] is er bij de woninginbraak een geldbedrag van EUR 3.500,- weggenomen (zie proces-verbaal van aangifte politiedossier blz. 1076 - 1087). Volgens het bij het voegingsformulier gevoegde expertiserapport van [naam verzekering] is er voor het weggenomen geld een bedrag van EUR 250,- vergoed. Derhalve resteert een niet-vergoed schadebedrag ter zake weggenomen geld van EUR 3.250,-. Dit bedrag is naar het oordeel het bedrag dat verdachte aan de Staat dient te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn medeplichtige is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (24 februari 2017) tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna vermelde bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 14] van een bedrag van EUR 3.250,- (zegge: drieduizendtweehonderdenvijftig euro). Het bedrag is als volgt samengesteld. Volgens de aangifte van [slachtoffer 14] is er bij de woninginbraak een geldbedrag van EUR 3.500,- weggenomen (zie proces-verbaal van aangifte politiedossier blz. 1076 - 1087). Volgens het bij het voegingsformulier gevoegde expertiserapport van [naam verzekering] is er voor het weggenomen geld een bedrag van EUR 250,- vergoed. Derhalve resteert een niet-vergoed schadebedrag ter zake weggenomen geld van EUR 3.250,-. Dit bedrag is naar het oordeel van de rechtbank het bedrag dat verdachte dient te betalen aan het slachtoffer.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (24 februari 2017) tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn medeplichtige is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd dat hij ter zake weggenomen sieraden/horloges/waardepapieren meer materiële schade heeft geleden dan het door [naam verzekering] ter zake deze posten vergoede bedrag en heeft de benadeelde partij het gevorderde schade ter zake immateriële schade onvoldoende onderbouwd.
Indien de verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
(t.a.v. feit 5 tevens:)
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 22] .Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 22] in de vordering. Dit nu de benadeelde partij op het voegingsformulier geen schadebedrag heeft ingevuld.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
(t.a.v. feit 5 tevens:)
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1750,00 subsidiair 27 dagen gijzeling.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van de slachtoffers [slachtoffer 18] en/of [slachtoffer 19] , van een bedrag van EUR 1.750,- (zegge: duizendzevenhonderdenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen gijzeling. Het bedrag is het door de benadeelde partij gevorderde bedrag ter zake niet vergoede materiële schade.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (25 februari 2017) tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn medeplichtige is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 18] en/of [slachtoffer 19] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 18] en/of [slachtoffer 19] van een bedrag van EUR 1.750,- (zegge: duizendzevenhonderdenvijftig euro). Het bedrag is het door de benadeelde partij gevorderde bedrag ter zake niet vergoede materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (25 februari 2017) tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn medeplichtige is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
(t.a.v. feit 5 tevens:)
Maatregel van schadevergoeding van EUR 20.000,00 subsidiair 135 dagen gijzeling.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 21] , van een bedrag van EUR 20.000,- (zegge: twintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 135 dagen gijzeling. Het bedrag is een vergoeding ter zake materiële schade. In het voegingsformulier benadeelde partij in het strafrecht was de gevorderde schade onvoldoende onderbouwd maar ter terechtzitting van 12 november 2019 heeft de heer [slachtoffer 21] een kopie van een taxatierapport aan de rechtbank en aan de officieren van justitie over gelegd waaruit blijkt dat de vervangingswaarde van de weggenomen sieraden en horloge EUR 25.914,- bedraagt. De heer [slachtoffer 21] heeft ter terechtzitting verklaard dat de verzekering hiervoor een bedrag van EUR 5.000,- heeft uitgekeerd. De heer [slachtoffer 21] heeft ter zitting verder verklaard de vordering te beperken tot het bedrag van EUR 25.914,- te verminderen met EUR 5.000,-
en dit bedrag af te ronden op EUR. 20.000,-.
Het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (25 februari 2017) tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn medeplichtige is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 21] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 21] van een bedrag van EUR 20.000,- (zegge: twintigduizend euro). In het voegingsformulier benadeelde partij in het strafrecht was de gevorderde schade onvoldoende onderbouwd maar ter terechtzitting van 12 november 2019 heeft de heer [slachtoffer 21] een kopie van een taxatierapport aan de rechtbank en aan de officieren van justitie over gelegd waaruit blijkt dat de vervangingswaarde van de weggenomen sieraden en horloge EUR 25.914,- bedraagt. De heer [slachtoffer 21] heeft ter zitting verklaard dat de verzekering hiervoor een bedrag van EUR 5.000,- heeft uitgekeerd. De heer [slachtoffer 21] heeft ter zitting verder verklaard de vordering te beperken tot het bedrag van EUR 25.914,- te verminderen met EUR 5.000,- en dit bedrag af te ronden op EUR 20.000,-.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (25 februari 2017) tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn medeplichtige is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
(t.a.v. feit 8 tevens:)
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.521,34 subsidiair 25 dagen gijzeling.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 26] van een bedrag van EUR 1.521,34 (zegge: vijftienhonderdeenentwintig euro en vierendertig eurocenten), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen gijzeling. Het bedrag is als volgt samengesteld. In het voegingsformulier benadeelde partij in het strafrecht heeft de benadeelde partij een bedrag van EUR 4.917,89 wegens niet-vergoede schade gevorderd. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat van deze vordering een deel, groot EUR 756,55 moet worden afgewezen. Dit bedrag heeft betrekking op de gevorderde schade voor 3 weggenomen ringen. Deze ringen zijn teruggevonden en zullen aan benadeelde worden geretourneerd. Verder heeft de benadeelde partij een bedrag van EUR 2.340,- gevorderd voor het aanleggen van een alarmsysteem in zijn woning. Nu deze kosten geen rechtstreeks gevolg zijn van het delict zal de rechtbank de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Tot slot heeft de benadeelde partij een bedrag gevorderd van EUR 300,- ter zake immateriële schade. De rechtbank is van oordeel dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (30 september 2017) tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn medeplichtige is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 26] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te vermelden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 26] van een bedrag van EUR 1.521,34 (zegge: vijftienhonderdeenentwintig euro en vierendertig eurocenten). Het bedrag is als volgt samengesteld. In het voegingsformulier benadeelde partij in het strafrecht heeft de benadeelde partij een bedrag van EUR 4.917,8 9 wegens niet-vergoede schade gevorderd. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat van deze vordering een deel, groot EUR 756,55 moet worden afgewezen. Dit bedrag heeft betrekking op de gevorderde schade voor 3 weggenomen ringen. Deze ringen zijn teruggevonden en zullen aan benadeelde worden geretourneerd. Verder heeft de benadeelde partij een bedrag van EUR 2.340,- gevorderd voor het aanleggen van een alarmsysteem in zijn woning. Nu
deze kosten geen rechtstreeks gevolg zijn van het delict zal de rechtbank de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Tot slot heeft de benadeelde partij een bedrag gevorderd van EUR 300,- ter zake immateriële schade. De rechtbank is van oordeel dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (30 september 2017) tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling van het toegewezen bedrag voor zover dit bedrag door zijn medeplichtige is vergoed.
Wijst de vordering voor wat betreft het gevorderde bedrag van EUR 756,55 ter zake weggenomen ringen af.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering (het gevorderde bedrag van EUR 2.340,- ter zake kosten aanleggen alarminstallatie en EUR 300,- ter zake immateriële schade) niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
(t.a.v. feit 9 primair tevens:)
Maatregel van schadevergoeding van EUR 53.001,00 subsidiair 295 dagen gijzeling.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 28] , van een bedrag van EUR 53.001,- (zegge: drieënvijftigduizendeneen euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 295 dagen gijzeling. Het bedrag is een vergoeding voor materiële schade. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (8 januari 2016) tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 28] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 28] van een bedrag van EUR 53.001,- (zegge: drieënvijftigduizendeneen euro). Het bedrag is een vergoeding voor materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict ( 8 januari 2016) tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
(t.a.v. feit 10 tevens:)
Maatregel van schadevergoeding van EUR 8.546,70 subsidiair 78 dagen gijzeling.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 29] van een bedrag van EUR 8.546,70 (zegge: achtduizendvijfhonderdzesenveertig euro en zeventig eurocenten), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 78 dagen gijzeling. Het bedrag is als volgt samengesteld. De benadeelde partij vordert voor niet-vergoede schade EUR 10.246,70. Bij de medeplichtige is een bij de benadeelde partij weggenomen parelsnoer/collier met een waarde van EUR 1.700,- aangetroffen. Nu de rechtbank zal gelasten dat dit aangetroffen parelsnoer/collier moet worden teruggegeven aan de benadeelde partij zal de rechtbank het gevorderde bedrag verminderen met EUR 1.700,-).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn medeplichtige is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict ( 30 december 2016) tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 29] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 29] van een bedrag van EUR 8.546,70 (zegge: achtduizendvijfhonderdzesenveertig euro en zeventig eurocenten). Het bedrag is als volgt samengesteld. De benadeelde partij vordert voor niet-vergoede schade EUR 10.246,70. Bij de medeplichtige is een bij de benadeelde partij weggenomen parelsnoer/collier met een waarde van EUR 1.700,- aangetroffen. Nu de rechtbank zal gelasten dat dit aangetroffen parelsnoer/collier moet worden teruggegeven aan de benadeelde partij zal de rechtbank het gevorderde bedrag verminderen met EUR 1.700,-.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (30 december 2016) tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn medeplichtige is betaald.
Wijst de vordering voor wat betreft het gevorderde bedrag van EUR 1.700,- ter zake het weggenomen parelsnoer/collier af.
Indien de verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
(t.a.v. feit 10 tevens:)
Maatregel van schadevergoeding van EUR 7.033,82 subsidiair 70 dagen gijzeling.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 30] van een bedrag van EUR 7.033,82 (zegge: zevenduizenddrieëndertig euro en tweeëntachtig eurocenten), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 70 dagen gijzeling. Het bedrag is als volgt samengesteld. De benadeelde partij heeft in totaal een bedrag van EUR 13.538,82 (bestaande uit EUR 13.315,18 materiële schade, EUR 37,43 reiskosten en EUR 186,21 voor de kosten van het opnemen van één dag verlof voor het doen van aangifte/herkenning) gevorderd. Drie weggenomen goederen, te weten de Mikimoto parel ketting (waarde EUR 4.745,-), de armband met diamant (waarde EUR 300,-) en de Swarovski armband/ketting (waarde EUR 300,-) zijn inmiddels teruggevonden en geretourneerd. Derhalve resteert een bedrag van € 7.033,82.
Het bedrag van EUR 7.033,82 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (31 december 2016) tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn medeplichtige is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 30] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te vermelden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 30] van een bedrag van EUR 7.033,82 (zegge: zevenduizenddrieëndertig euro en tweeëntachtig eurocenten).
Het bedrag is als volgt samengesteld. De benadeelde partij heeft in totaal een bedrag van EUR 13.538,82 (bestaande uit EUR 13.315,18 materiële schade, EUR 37,43 reiskosten en EUR 186,21 kosten 1 dag verlof voor het doen van aangifte/herkenning) gevorderd. Drie weggenomen goederen, te weten de Mikimoto parel ketting (waarde EUR 4.745,-), de armband met diamant (waarde EUR 300,-) en de Swarovski armband/ketting (waarde EUR 300,-) zijn inmiddels teruggevonden en geretourneerd. De rechtbank zal dit deel van de vordering (EUR 4.745,- + EUR 300,- + EUR 300,-) daarom afwijzen. De rechtbank is
verder van oordeel dat de benadeelde partij in het gevorderde bedrag van in totaal EUR 1.160,- (20 ringen a EUR 50,- per ring en 8 kettingen en hangertjes a EUR 20,- per ketting/hangertje) niet ontvankelijk behoort te worden verklaard nu dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (31 december 2016) tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst af het gevorderde bedrag van in totaal EUR 5.345,- (bestaande uit vergoedingen voor Mikimoto parel ketting a EUR 4.745,-, de armband met diamant a EUR 300,-) en de Swarovski armband/ketting a EUR 300,-) nu deze goederen inmiddels aan de benadeelde partij zijn geretourneerd.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het gevorderde bedrag van EUR 1.160,- niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte of de medeplichtige heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. L. Soeteman en mr. T. Kraniotis, leden,
in tegenwoordigheid van B. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 20 januari 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie eenheid Oost-Brabant, districtsrecherche Eindhoven, onderzoek Brakel met nummer 2016138388, afgesloten op 1 augustus 2018, aantal pagina’s: 6967. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.