ECLI:NL:RBOBR:2020:2112

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
C-01-354363 - HA ZA 20-27
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van tussenvonnis vervroegde onteigening met correctie van abusievelijk te hoog vastgesteld voorschot

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 25 maart 2020 een herstelvonnis gewezen in het kader van een vervroegde onteigening. De provincie Noord-Brabant, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.P. Wiersema, had de rechtbank verzocht om verbetering van een eerder vonnis dat op 12 februari 2020 was gewezen. In dat vonnis waren de bedragen abusievelijk bij elkaar opgeteld, wat leidde tot een onjuist vastgesteld voorschot op de schadeloosstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een kennelijke fout die eenvoudig te herstellen was. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.M.C.H. Crooijmans, had geen bezwaar tegen het verzoek tot verbetering. De rechtbank heeft vervolgens de bedragen in het eerdere vonnis gecorrigeerd, waarbij het voorschot op de schadeloosstelling werd verlaagd van € 346.841,10 naar € 208.350,00. Ook de som van de zekerheidstelling en andere gerelateerde bedragen zijn aangepast. De rechtbank heeft bepaald dat deze verbeteringen op de minuut van het eerdere vonnis moeten worden vermeld en heeft partijen gelast om de ontvangen afschriften van het eerdere vonnis te retourneren. Dit herstelvonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.A. Bik.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/354363 / HA ZA 20-27
Herstelvonnis van 25 maart 2020
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE NOORD-BRABANT,
zetelend te ’s-Hertogenbosch,
eiseres,
advocaat mr. H.P. Wiersema te ’s-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. N.M.C.H. Crooijmans te Deurne.
Partijen zullen hierna de provincie en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verzoek tot verbetering

1.1.
Bij brief van 18 februari 2020 heeft mr. Wiersema namens de provincie de rechtbank verzocht om verbetering van het op 12 februari 2020 in deze zaak gewezen vonnis. De rechtbank heeft de drie bedragen genoemd in r.o. 2.4. van het vonnis abusievelijk bij elkaar op geteld. Dat bedrag is gebruikt als basis voor de r.o. 4.8., 4.9., 5.3., en 5.4. van het vonnis. De daarin genoemde bedragen zijn daarom niet juist.
1.2.
Bij brief van 3 maart 2020 heeft mr. Crooijmans namens [gedaagde] aan de rechtbank bericht geen bezwaar tegen inwilliging van het verzoek te hebben.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank is van oordeel dat in het vonnis van 12 februari 2020 sprake is van een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen als volgt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat r.o. 4.8. van het op 12 februari 2020 tussen de provincie en [gedaagde] gewezen vonnis, waar staat
“De rechtbank zal voorts het voorschot op de schadeloosstelling (overeenkomstig het bepaalde in artikel 54i Ow) vaststellen op 90% van de bij dagvaarding aan [gedaagde] aangeboden schadeloosstelling. Dat is een bedrag van € 346.841,10.”
wordt gewijzigd in
“De rechtbank zal voorts het voorschot op de schadeloosstelling (overeenkomstig het bepaalde in artikel 54i Ow) vaststellen op 90% van de bij dagvaarding aan [gedaagde] aangeboden schadeloosstelling. Dat is een bedrag van € 208.350,00”,
3.2.
bepaalt dat r.o. 4.9. van het op 12 februari 2020 tussen de provincie en [gedaagde] gewezen vonnis, waar staat
“De rechtbank zal (ook overeenkomstig het bepaalde in artikel 54i Ow) de som van de zekerheidstelling bepalen op het verschil tussen aanbod en voorschot. Dat is een bedrag van € 38.537,90.”
wordt gewijzigd in
“De rechtbank zal (ook overeenkomstig het bepaalde in artikel 54i Ow) de som van de zekerheidstelling bepalen op het verschil tussen aanbod en voorschot. Dat is een bedrag van € 23.150,00.”,
3.3.
bepaalt dat r.o. 5.3. van het op 12 februari 2020 tussen de provincie en [gedaagde] gewezen vonnis, waar staat
“stelt het voorschot op de schadeloosstelling voor [gedaagde] vast op een bedrag van
€ 346.841,10,”
wordt gewijzigd in
“stelt het voorschot op de schadeloosstelling voor [gedaagde] vast op een bedrag van
€ 208.350,00”,
3.4.
bepaalt dat nr. 5.4. van het op 12 februari 2020 tussen de provincie en [gedaagde] gewezen vonnis, waar staat
“bepaalt de door de provincie -in de vorm van een bankgarantie- als zekerheid voor de voldoening van de aan [gedaagde] verschuldigde schadeloosstelling op een bedrag van
€ 38.537,90”
wordt gewijzigd in
“bepaalt de door de provincie -in de vorm van een bankgarantie- als zekerheid voor de voldoening van de aan [gedaagde] verschuldigde schadeloosstelling op een bedrag van
€ 23.150,00”,
3.5.
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 25 maart 2020 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 12 februari 2020,
3.6.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 12 februari 2020 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Bik en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2020.