ECLI:NL:RBOBR:2020:1957

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
01/239056-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal, afpersing, mishandeling en diefstal in vereniging

Op 3 april 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001 en thans gedetineerd. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere misdrijven, waaronder diefstal, afpersing met geweld in vereniging, en mishandeling van zijn vader. De feiten vonden plaats in Helmond en Eindhoven tussen september 2019 en oktober 2019. De rechtbank legde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op, gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn geestelijke beperkingen, verantwoordelijk was voor zijn daden en dat de veiligheid van de samenleving een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel vereiste. De rechtbank weigerde de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, omdat de PIJ-maatregel als effectiever werd beschouwd voor de rehabilitatie van de verdachte. De uitspraak volgde na een uitgebreid onderzoek ter terechtzitting, waar getuigen en de verdachte zelf verklaringen hebben afgelegd. De rechtbank nam in haar overwegingen ook de adviezen van deskundigen en de Raad voor de Kinderbescherming mee, die de ernst van de problematiek van de verdachte onderstreepten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.239056.19 en 01.019260.20 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering: 01.855026.18
Datum uitspraak: 03 april 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: RJJI Den Hey-Acker.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 januari 2020 en 20 maart 2020.
Op de zitting van 20 maart 2020 heeft de rechtbank de tegen verdachte/veroordeelde, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak onder parketnummer 01.239056.19 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 december 2019. De zaak onder parketnummer 01.019260.19 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 februari 2020.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. 01.239056.19 feit 1:
hij op of omstreeks 5 september 2019 te Helmond
een pet (merk Gucci), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
T.a.v. 01.239056.19 feit 2:
hij op of omstreeks 29 september 2019 te Helmond
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een GSM (Iphone7) en/of een winterjas en/of hoeveelheid sleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] toebehoorde, door die [slachtoffer 2] op een bankje te duwen en/of in/tegen het gezicht te slaan en/of een mes te tonen;
T.a.v. 01.239056.19 feit 3:
hij op of omstreeks 4 oktober 2019 te Helmond
zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, genaamd [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] vast te pakken en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] (met kracht) op/tegen een tafel te drukken;
T.a.v. 01.019260.20:
hij, op of omstreeks 20 augustus 2019, te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mengpaneel ( [merk/type] ) en/of een mediaspeler ( [merk/type] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01.855026.18 is aangebracht bij vordering van 27 november 2019. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de kinderrechter te Oost-Brabant d.d. 13 november 2018. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd alle ten laste gelegde feiten bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft een bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder parketnummer 01.239056.19 feit 1. Verdachte heeft bekend dat hij dit feit heeft gepleegd.
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde onder parketnummer 01.239056.19 feit 2 en 3 en het ten laste gelegde onder parketnummer 01.019260.20.
De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 01.239056.19 feit 2 aangevoerd dat geen sprake is van een stellige herkenning van verdachte door aangever [slachtoffer 2] , dat de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] onbetrouwbaar zijn dan wel de verklaring van aangever voor wat betreft het geweldsaspect onvoldoende ondersteunen, dat op de door [verbalisant 1] uitgekeken camerabeelden slechts een persoon is te zien die overeenkomsten vertoont met verdachte maar dat geen herkenning heeft plaatsgevonden en dat verdachte weliswaar de sleutelbos van aangever [slachtoffer 2] in zijn bezit had, maar dat verdachte daarover een aannemelijke verklaring heeft afgelegd, te weten dat hij deze sleutelbos heeft gevonden. Verdachte heeft dit feit ontkend.
De raadsman heeft primair ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 01.239056.19 feit 3 aangevoerd dat verdachte niet het voorwaardelijk opzet had om zijn vader te mishandelen. De raadsman heeft zich subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn vader enkel aan de kant heeft gezet.
De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 01.019260.20 aangevoerd dat op grond van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte het mengpaneel en de mediaspeler heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze goederen wederrechtelijk toe te eigenen. Verdachte heeft verklaard dat hij de goederen in de kofferbak van de auto heeft gezet, maar dat hij niet wist dat de medeverdachte de aangever niet zou betalen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Parketnummer 01.239056.19 feit 1
De rechtbank volstaat, gelet op artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met een opgave van bewijsmiddelen, aangezien verdachte het ten laste gelegde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
  • aangifte door [slachtoffer 1] (dossier 1 pagina 50-51);
  • de verklaring van verdachte (dossier 1 pagina 75).
Parketnummer 01.239056.19 feit 2
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 29 september 2019 om 20.05 uur in het [naam park] bij de [naam bioscoop] in Helmond liep. Aangever heeft verklaard dat hij [getuige 1] en [getuige 2] in het parkje zag zitten en dat hij hen een boks wilde geven. Aangever heeft verder verklaard dat er na 30 seconden opeens twee gasten kwamen, dat zij hem op een bankje duwden, dat degene met de [merk jas] jas (overvaller 2) een mes had, dat hij weet dat het een mes was omdat hij het zag schitteren in het donker en dat het handvat zwart was en het lemmet ongeveer de grootte van zijn hand. Aangever heeft verklaard dat hij onder dreiging zijn spullen moest afgeven, te weten een sleutelbos, met de poortsleutel en de huissleutel van het [adres 2] , een winterjas en een Iphone 7, en dat de overvallers daarna wegliepen via de [naam bioscoop] /Museum. Aangever heeft verklaard dat hij denkt dat overvaller 1 [alias verdachte] was en dat hij hem herkent vanwege zijn stem, zijn petje en zijn [merk jas2] jas. [2]
Aangever [slachtoffer 2] heeft in een aanvullende verklaring verklaard dat hij van [verdachte] een klap met platte [de rechtbank leest in: hand] in zijn gezicht kreeg en dat hij daarna door de andere jongen bedreigd was met het mes. Aangever heeft verklaard dat hij dit door de shock vergeten was te vertellen. [3]
Aangever [slachtoffer 2] is later nog door de rechter-commissaris gehoord. Aangever heeft toen verklaard dat hij een klap in zijn gezicht heeft gekregen, dat die klap met de platte hand was en dat hij op de rechterzijde van zijn gezicht is geslagen. [4]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij op 29 september 2019 om 20.05 uur samen met [slachtoffer 2] en [getuige 2] in het parkje bij de [naam bioscoop] was. [getuige 1] heeft verklaard dat hij twee personen zag en dat [slachtoffer 2] een klap kreeg tegen zijn hoofd/muts met een vlakke hand. [5]
[verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij op 30 september 2019, naar aanleiding van de aangifte van [slachtoffer 2] , sprak met de ouders van [getuige 1] . [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij hoorde dat de moeder van [getuige 1] zei dat [getuige 1] op 29 september 2019 tegen haar had gezegd dat ene [verdachte] dit gedaan zou hebben. [6]
[getuige 2] heeft verklaard dat hij op 29 september 2019 samen met [getuige 1] en twee jongens was en dat zij het erover hadden om iemand te beroven. [getuige 2] heeft verklaard dat de twee jongens zijn gegaan, dat [getuige 1] toen [slachtoffer 2] buiten heeft gevraagd, dat [getuige 1] die jongen heeft laten komen, dat de twee jongens terug kwamen en dat zij de telefoon en jas van [slachtoffer 2] hebben afgepakt. [getuige 2] heeft verder verklaard dat één van die twee jongens [verdachte] was. [getuige 2] heeft verklaard dat de rol van [getuige 1] was dat hij [slachtoffer 2] heeft gelokt. [7]
[getuige 3] heeft verklaard dat zij op 29 september 2019 werd gebeld door [slachtoffer 2] dat zij naar hem moest komen omdat hij beroofd was. [getuige 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] haar vertelde dat zijn jas, huissleutels en zijn telefoon waren afgepakt door twee jongens. [getuige 3] heeft verder verklaard dat [verdachte] of [alias verdachte] haar op 1 oktober meerdere malen had gebeld en dat hij de code wilde van de telefoon van [slachtoffer 2] . [8]
[verbalisant 3] heeft gerelateerd dat de vader van [verdachte] op 4 oktober 2019 twee grote vuilniszakken met kleding en goederen van zijn zoon heeft afgegeven op het politiebureau. [verbalisant 3] heeft gerelateerd dat door hem een onderzoek is ingesteld in genoemde vuilniszakken, dat door hem een sleutelbos in één van de vuilniszakken werd aangetroffen en dat hieraan twee sleutels en een oranje lint zaten. [verbalisant 3] heeft verder gerelateerd dat er telefonisch contact is geweest met de oma van aangever, dat hij aan haar vroeg of zij de sleutels kon beschrijven, dat hij van haar vernam dat zij dit makkelijk kon omdat zij een identieke bos sleutels had en dat er twee huissleutels aan zaten en een lintje, oranje van kleur. [verbalisant 3] heeft gerelateerd dat hij naar de woning aan de [adres 2] is gereden, dat hij de sleutel op de voordeur heeft gepast, dat hij zag dat de sleutel in het slot van de voordeur paste, dat hij bij het omdraaien van de sleutel zag dat het dagschot naar binnen viel en dat hij hoorde van de bewoonster dat zij de sleutelbos herkende als de sleutelbos die zij aan haar kleinzoon en aangever [slachtoffer 2] had gegeven. [9]
[verbalisant 4] heeft gerelateerd dat verdachte [verdachte] door hem in de
woning [adres 1] te Helmond werd aangehouden. [verbalisant2] heeft gerelateerd dat hij zag dat verdachte [verdachte] een zwarte jas van het merk [merk jas 2] aantrok. [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij zag dat er op deze jas in grijze reflecterende letters het merk [merk jas 2] stond en dat hij zag dat dit merk twee keer op de jas zichtbaar was, op de linkerborst en op de rechter achterzijde. [10]
[verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij op 5 oktober 2019 de camerabeelden heeft bekeken van de camera’s van de gemeente Helmond welke toezicht houden op het centrumgebied op 29 september 2019 van 20.00 uur tot 20.30 uur. [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat de aangever aangaf dat de verdachten na de beroving wegliepen in de richting van de aldaar gelegen bioscoop, dat het hem ambtshalve bekend is dat je vanuit de bioscoop op de openbare weg [straatnaam 2] uitkomt en dat het vanuit die locatie ongeveer 100 meter lopen is naar de [straatnaam] . [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij op de beelden van de camera welke zicht heeft op de [straatnaam] zag dat op 29 september 2019 om 20.12 uur een persoon in beeld komt die een zwarte jas droeg en dat het postuur en de lengte van die persoon overeenkwamen met [verdachte] . [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij vaker te doen heeft gehad met verdachte [verdachte] en dat het signalement en het postuur van verdachte [verdachte] bij hem bekend zijn. [verbalisant 1] heeft verder gerelateerd dat hij de persoon kon volgen omdat in de binnenstad van Helmond meerdere camera’s hangen, dat hij op de camerabeelden zag dat de persoon wegliep in de richting van de [straatnaam 3] te Helmond, dat de persoon om 20.15.40 uur wederom in beeld komt, dat de persoon vanuit de richting [straatnaam 4] in de richting van de [straatnaam] komt gelopen en dat hij zag dat er op de linkerzijde van de zwarte jas een witte reflecterende afbeelding zichtbaar was. [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat dezelfde persoon kort daarop, om 20.15.47, weer teruggelopen komt, dat op die beelden zichtbaar is dat er op de linkerborst ook een witte reflecterende afbeelding zichtbaar is, dat hij op die beelden duidelijker de haardracht van de persoon kon zien en dat hij zag dat ook de haardracht van de persoon overeenkwam met de haardracht van verdachte [verdachte] . [11]
De rechtbank acht op de grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, komen vast te staan dat verdachte degene is geweest die samen met een ander aangever [slachtoffer 2] heeft afgeperst. De aangifte van [slachtoffer 2] wordt naar het oordeel van de rechtbank ruim voldoende en op verschillende onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen. Dit betreffen zowel objectieve bewijsmiddelen (camerabeelden, jas [merk jas 2] en sleutels) als getuigenverklaringen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze getuigenverklaringen te twijfelen. Ten aanzien van de verklaring van aangever [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank dat zij de uitleg die hij bij de rechter-commissaris heeft gegeven ten aanzien van het tot stand komen van zijn verklaring omtrent de klap aannemelijk acht.
Voor wat betreft het geweldsaspect overweegt de rechtbank het volgende.
Het slaan in/tegen het gezicht wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 1] . Het tonen van een mes wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Het bewijsminimumvoorschrift van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering brengt met zich mee dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen in het geval de verklaring van de aangever op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Deze bepaling betreft echter de tenlastelegging in haar geheel. Niet is vereist dat elk onderdeel daarvan ook in ander bewijsmateriaal steun dient te vinden. Voor zover de raadsman heeft betoogd dat, om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, voor de in de tenlastelegging verfeitelijkte geweldshandelingen telkens meer bewijs voorhanden moet zijn dan de verklaring van aangever, berust het verweer op een standpunt dat geen steun vindt in het recht. Nu de aangever een gedetailleerde omschrijving van het mes heeft gegeven en zijn verklaring voor het overige wel steun vindt in andere bewijsmiddelen, acht de rechtbank ook komen vast te staan dat een mes is getoond.
Bij de weging en waardering van het bewijs weegt de rechtbank tot slot mee dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat een andere persoon dan verdachte en zijn mededader bij het strafbare feit is betrokken. De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij aan het chillen was met vrienden in het centrum van Helmond en dat hij de sleutels (van aangever [slachtoffer 2] ) heeft gevonden. Verdachte heeft de namen van deze vrienden niet willen noemen en aldus de politie en de rechtbank geen handvatten gegeven om zijn verklaring te verifiëren door bijvoorbeeld deze personen als getuigen te horen. Zulks had evenwel gelet op de ernst van de beschuldiging en het voor verdachte belastende bewijsmateriaal voor de hand gelegen. De rechtbank stelt de verklaring van verdachte dan ook terzijde.
De rechtbank verwerpt de verweren.
Parketnummer 01.239056.19 feit 3
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij samen met [naam moeder verdachte] een zoon heeft, verdachte. Aangever heeft verklaard dat hij op 4 oktober 2019 in de woning van [naam moeder verdachte] aan de [adres 1] te Helmond was, dat hij hoorde dat verdachte verwijten maakte richting zijn moeder en haar voor alles en nog wat uitschold en dat hij zag dat verdachte kwader werd en richting zijn moeder liep. Aangever heeft verder verklaard dat hij tussen verdachte en moeder in ging staan en dat hij zag en voelde dat verdachte hem opzettelijk en met kracht bij zijn linkerarm pakte en hem over de tafel drukte. Aangever heeft verklaard dat hij pijn voelde, dat de punt van de tafel in zijn buik drukte en dat hij op het moment van de aangifte last heeft van zijn buik. [12]
Getuige [naam moeder verdachte] heeft verklaard dat zij de moeder is van verdachte. [naam moeder verdachte] heeft verklaard dat zij op 4 oktober 2019 samen met verdachte en de vader van verdachte, [slachtoffer 3] , in haar woning was aan de [adres 1] te Helmond. [naam moeder verdachte] heeft verder verklaard dat verdachte schreeuwde en hen allemaal verwijten maakte, dat verdachte op haar af kwam afgestormd met zijn borst naar voren, dat hij erg agressief keek en dat [slachtoffer 3] tussen haar en verdachte in ging staan. [naam moeder verdachte] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte [slachtoffer 3] twee maal een harde duw gaf waardoor [slachtoffer 3] op de tafel viel, dat [slachtoffer 3] op zijn buik schuin over de tafel heen lag en dat verdachte met zijn elleboog op [slachtoffer 3] zijn rug duwde. [13]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn vader voor hem ging staan en dat hij zijn vader toen aan de kant heeft gezet. De raadsman heeft primair aangevoerd dat verdachte gelet op die verklaring niet het opzet had om zijn vader te mishandelen. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de verklaring van aangever te twijfelen. Deze verklaring wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [naam moeder verdachte] . De rechtbank acht op grond van die verklaringen komen vast te staan dat verdachte zijn vader opzettelijk heeft vastgepakt en met kracht op/tegen een tafel heeft gedrukt. Aangever heeft verklaard dat hij hiervan pijn heeft ondervonden. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van mishandeling van zijn vader en verwerpt het verweer.
Parketnummer 01.019260.20
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 18 augustus 2019 een advertentie op Marktplaats plaatste om zijn mediaspeler, [merk/type] , en zijn mengpaneel [merk/type] , te verkopen. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat de goederen samen in een zwarte kist zitten, dat hij de goederen voor een bedrag van 1.200 euro op Marktplaats zette en dat hij bij de advertentie zijn telefoonnummer plaatste. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 19 augustus 2019 werd gebeld door [telefoonnummer] , dat aan de lijn een man was die zeer geïnteresseerd was om de [naam set] set te kopen en dat hij de set zo snel mogelijk wilde ophalen. [slachtoffer 4] heeft verder verklaard dat er over en weer berichten zijn gestuurd, dat de man [naam] zou heten en dat een afspraak werd gemaakt voor 20 augustus 2019. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 20 augustus 2019 omstreeks 16.30 uur thuis kwam, dat hij op de openbare parkeerplaats voor zijn flatwoning in Eindhoven is blijven wachten, dat een auto aan kwam rijden, dat een vrouw achter het stuur van de auto zat, dat er daarnaast nog twee mannen in zaten, dat één van de mannen uitstapte, dat hij zich voorstelde als [naam] , dat de tweede man ook uitstapte, dat het opviel dat ze de set niet werkend hoefden te zien, dat [naam] zei dat hij het geld wel over zou maken, dat de app die hij gebruikte om het geld over te boeken er een beetje raar uitzag en dat hij de situatie niet vertrouwde. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat de twee mannen zich erg opdringerig begonnen te gedragen, dat ze probeerden de kist van de [naam set] set dicht te doen, dat ze redelijk agressief werden en zeiden dat ze geen tijd meer hadden. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat de tweede man zei dat hij maar foto’s van hun moest maken als hij het niet vertrouwde, dat hij hierop foto’s heeft gemaakt van hun telefoon, de app waarmee [naam] het geld had overgemaakt en van beide mannen, dat de bestuurster begon te flippen toen hij een foto wilde maken van het kenteken van hun auto en dat dit voor hem de bevestiging was dat het echt niet klopte. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat [naam] de [naam set] set probeerde te pakken, dat de tweede man hem een duw gaf en zijn telefoon uit zijn handen pakte, dat [naam] ondertussen de [naam set] set in de kofferbak plaatste en instapte, dat de vrouw hard achteruit reed en klaar ging staan om weg te rijden, dat de tweede man zijn telefoon met veel kracht op de grond gooide, dat hij daarna instapte en dat de drie zo hard mogelijk wegreden. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij [naam] (onder meer) als volgt kan omschrijven: zwart haar, donkergroen vest en de tweede man: pet dragend, tatoeage op de rechterzijde van zijn gezicht tussen zijn oog en oor, paars t-shirt. [14]
Bij de aangifte van [slachtoffer 4] zijn foto’s gevoegd van beide mannen. De rechtbank neemt op de foto op dossierpagina 9 een jongen waar met zwart haar en een donkergroen vest. De rechtbank herkent deze persoon als verdachte. De rechtbank neemt op de foto op dossierpagina 10 een jongen waar met een pet en een t-shirt en aan de rechterzijde van zijn gezicht iets donkerkleurigs, mogelijk een tatoeage. [15]
Verdachte heeft verklaard dat hij de [naam set] set in de kofferbak heeft gezet. [16]
De rechtbank acht op de grond van vorenstaande bewijsmiddelen komen vast te staan dat verdachte degene is geweest die de aangever in zijn verklaring ‘ [naam] ’ noemt en dat hij samen met zijn mededader de betreffende [naam set] set heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
De rechtbank verwerpt het verweer.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. 01.239056.19 feit 1:
op 5 september 2019 te Helmond een pet (merk Gucci), die aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
T.a.v. 01.239056.19 feit 2:
op 29 september 2019 te Helmond, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een GSM (Iphone7) en een winterjas en sleutels, die aan die [slachtoffer 2] toebehoorden, door die [slachtoffer 2] op een bankje te duwen en in/tegen het gezicht te slaan en een mes te tonen;
T.a.v. 01.239056.19 feit 3:
op 4 oktober 2019 te Helmond zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, genaamd [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] vast te pakken en het lichaam van die [slachtoffer 3] met kracht op/tegen een tafel te drukken;
T.a.v. 01.019260.20:
op 20 augustus 2019 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, een mengpaneel ( [merk/type] ) en een mediaspeler ( [merk/type] ), die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die goederen wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte ten aanzien van feit 1 en feit 2 onder parketnummer 01.239056.19 en het feit onder parketnummer 01.019260.20 de PIJ-maatregel op te leggen. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van feit 3 onder parketnummer 01.239056.19 schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel ex artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie van drie maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte graag een tweede kans wil krijgen om bij zijn moeder te verblijven waarbij gebruik kan worden gemaakt van elektronisch toezicht. De raadsman heeft verder een beroep gedaan op artikel 77s, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht; de raadsman heeft aangevoerd dat de feiten relatief gering zijn voor een PIJ-maatregel.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf of maatregel die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal, een afpersing met geweld en bedreiging met geweld, een mishandeling van zijn vader en een diefstal in vereniging.
Diefstallen veroorzaken overlast en schade. Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom. Verdachte doet zich voor als een bonafide koper van een tweedehands mengpaneel en mediaspeler en neemt dit zonder te betalen samen met een ander mee. Een afpersing, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor slachtoffers vaak een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Door zijn handelen jaagt verdachte anderen vrees aan. Hij richt zijn agressie zowel tegen een toevallige voorbijganger, een bekende alsook tegen zijn vader. Dergelijke feiten leiden tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van zijn vader geschonden door hem te mishandelen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging in strafverzwarende zin rekening met de omstandigheden dat verdachte blijkens zijn strafblad eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, te weten een poging tot afpersing en een poging tot inbraak, beide in vereniging gepleegd, en dat hij onderhavige feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met de omstandigheid dat uit de omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapporten, te weten een psychiatrisch rapport opgemaakt door [kinder- en jeugdpsychiater] d.d. 14 maart 2020 en een psychologisch rapport opgemaakt door [GZ - en kinder- en jeugdpsycholoog] d.d. 16 maart 2020, blijkt, dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de inhoud van genoemd psychiatrisch rapport opgemaakt door [kinder- en jeugdpsychiater] d.d. 14 maart 2020. Dit rapport houdt – onder meer – het volgende in:
Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling. Diagnostisch kan dit worden omschreven
als een chromosomale afwijking (trisomie 25), een verstandelijke beperking met een
disharmonisch profiel, ADHD van het gecombineerde type, een sociale communicatie
stoornis en een normoverschrijdende gedragsstoornis.
Gezien de aard van de aandoeningen kan worden gesteld dat deze chronisch aanwezig zijn, dus ook ten tijde van het tenlastegelegde indien bewezen verklaard.
De morele ontwikkeling en zijn regulerende functies worden negatief beïnvloed door de verstandelijke beperkingen en de ADHD: betrokkene weet wat wel en niet mag maar kan er niet naar handelen. Het geweten knaagt niet omdat hij zwart-wit redeneert en vindt dat hij in zijn recht staat als hij zijn mannetje staat. Gebrek aan zelfreflectie en een zwak sociaal oordeelsvermogen maken dat hij egocentrisch redeneert en handelt. Vanuit de ADHD is er een verhoogde mate van impulsiviteit waardoor [verdachte] in situaties terecht komt die hij moet herstellen maar dat lukt hem onvoldoende door de sociale communicatie stoornis. De verstandelijke ontwikkelingsstoornis heeft invloed op het sociale oordeelsvermogen, het vooruit kunnen denken en het inschatten van risico’s. Daarbij komt dat [verdachte] door het moeilijk vooruit kunnen denken, keuzes maakt die hem in moeilijker situaties terecht laat komen. Onderzoeker adviseert om hem de ten laste gelegde feiten, indien bewezen verklaard, in verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op recidive is verhoogd.
Het lijkt onderzoeker vooral van belang dat hij niet chronisch wordt overvraagd. Het
creëren van een voorspelbare, gestructureerde en veilige omgeving die hem ook voldoende
kan begrenzen, lijkt het meest aangewezen. Van daaruit kan gewerkt worden
aan de persoonlijkheidsontwikkeling en het aanleren van gedragsalternatieven en het
minder impulsief handelen. Hierbij zou mogelijk ook ondersteuning door medicatie
overwogen kunnen worden. Binnen het behandeltraject kan een bezoek aan een klinisch
geneticus overwogen worden teneinde (hopelijk) meer zicht te krijgen op de specifieke
beperkingen die samenhangen met de chromosomale afwijking en hoe die zijn te compenseren. Gezien de lengte van het hulpverleningstraject tot nu toe en de vele mislukkingen die hierin zijn geweest, in combinatie met een verhoogd recidiverisico en de noodzaak om forensisch relevante regulerende functies te verbeteren, adviseert onderzoeker om een onvoorwaardelijke PIJ maatregel op te leggen. Onderzoeker is zich bewust van het gegeven dat de tenlasteleggingen relatief gering zijn voor een dergelijke maatregel. Ondanks
de vele inspanningen die er zijn geweest, blijft het van belang om de (forensisch
relevante) regulerende functies te versterken en zijn coping te verbeteren. Met name het
gegeven dat er al zo veel is geprobeerd en mislukt binnen een lichter kader, én de vrees
dat er anders in de toekomst een TBS-maatregel nodig zal zijn, maakt dat onderzoeker
tot dit advies komt. Hierbij heeft onderzoeker gebruik gemaakt van de PIJ-wegingslijst.
Verder houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de inhoud van genoemd psychologisch rapport opgemaakt door [GZ - en kinder- en jeugdpsycholoog] d.d. 16 maart 2020. Dit rapport houdt – onder meer – het volgende in:
Er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van ADHD en een stoornis in het gebruik van cannabis. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een cognitieve beperking met een beperking op het gebied van zelfverzorging, sociaal en conceptueel functioneren, een sociale (pragmatische) communicatiestoornis en een norm-overschrijdend gedragsstoornis. Ook is er sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met beperkte hechtingsmogelijkheden.
Genoemde problematiek was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
Betrokkene is vanuit zijn cognitieve beperking erg beïnvloedbaar. Het lukt hem onvoldoende om situaties en gevolgen te overzien. Hij neemt gemakkelijk dingen van anderen over en beschouwt mensen snel als zijn vrienden. Ook maakt hij beslissingen zonder dat hij de gevolgen hiervan kan overzien. De sociale (pragmatische) communicatiestoornis versterkt dit vanwege functionele beperkingen in de communicatie en in sociale situaties. Vanuit de ADHD is hij impulsief en heeft hij minder controle over zijn gedragingen. Dit wordt versterkt door de norm-overschrijdende gedragsstoornis, waarbij hij onvoldoende geremd wordt door gewetensfuncties, hij egocentrisch handelt, agressie inzet om zaken op te lossen en er gebrek aan empathie is. Onderzoeker adviseert om hem de ten laste gelegde feiten, indien bewezen verklaard, in verminderde mate toe te rekenen. Er is bij betrokkene een veelheid aan problematiek, waardoor er ernstige beperkingen bestaan in zijn functioneren. Hij heeft grote moeite om structuur aan te brengen in zijn leven en is daarbij aangewezen op begeleiding en ondersteuning. Hij heeft slechts in beperkte mate controle over zijn gedragingen, zeker bij spanning of als hij onder druk staat. Er is sprake van een gebrek aan copingvaardigheden om situaties op een adequate wijze op te lossen. Zaken escaleren makkelijk en hij is onvoldoende in staat om dit op eigen kracht op te lossen.
Er is sprake van een hoge kans op recidive van gewelddadig gedrag als ook op niet-gewelddadig gedrag.
Alle ingezette interventies hebben geen effect gesorteerd, waardoor er onvoldoende beïnvloeding op factoren en condities mogelijk is gebleken. Derhalve is een langdurig klinisch traject nodig.
Er is bij betrokkene sprake van een veelheid aan ernstige problematiek, waardoor hij ernstig beperkt is in zijn functioneren en er is sprake van een hoog risico op recidive. Er zijn al veel behandel- en begeleidingstrajecten ingezet, welke geen effect hebben gesorteerd. Ondergetekende acht het van belang dat betrokkene langdurig behandeld wordt en in eerste aanleg klinisch, zodat hij zich niet (opnieuw) aan de behandeling of (opnieuw) aan voorwaarden kan onttrekken. Betrokkene heeft onvoldoende probleembesef en –inzicht en is onvoldoende gemotiveerd voor behandeling. Daarbij is het gezien de hechtingsproblematiek van belang dat hij langdurige behandelrelaties kan leren aangaan.
De behandeling zou kunnen bestaan uit (onder meer) psycho-educatie, (cognitieve) gedragstherapie en agressieregulatietraining en (her)opvoeding, naast specifieke behandelinterventies op bijvoorbeeld ADHD, waarbij zonodig aan medicatie gedacht kan worden. Daarna is het van belang dat er gefaseerd gewerkt kan worden aan een resocialisatietraject, waarbij gedacht kan worden aan toewerken naar plaatsing in een 3-milieuvoorziening. Het is van belang dat er rekening gehouden wordt met de cognitieve beperking van betrokkene.
Bovengenoemd behandeltraject kan niet worden geboden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke detentie. Gezien de ernst van de problematiek, is behandeling in het kader van een PIJ-maatregel aangewezen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 18 maart 2020. In genoemd advies is vermeld dat op 20 februari 2020 een telefonisch gesprek heeft plaatsgevonden met [jeugdreclasseringswerker William Schrikker Stichting] , dat [jeugdreclasseringswerker William Schrikker Stichting] niet weet wat de [naam stichting] verdachte nog kan bieden, dat er in de afgelopen jaren verschillende kaders zijn geweest, zowel binnen een reguliere JR-maatregel als strakkere kaders, dat dit alles niet heeft geleid tot het gewenste resultaat en dat ook in de afgelopen schorsingsperiode verdachte vaak de regels heeft overtreden in een korte periode. De Raad adviseert aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen. De deskundige [naam deskundige van de Raad] van de Raad voor de Kinderbescherming heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. De deskundige [jeugdreclasseringswerker William Schrikker Stichting] heeft ter terechtzitting verklaard dat de Jeugdreclassering sinds augustus 2018 betrokken is bij verdachte, dat de problematiek zwaar is, dat het verdachte niet lukt om zich te houden aan de afspraken en de voorwaarden, dat veel instanties zijn benaderd maar hebben aangegeven geen mogelijkheden te zien en dat verdachte daar ook niet voor gemotiveerd was.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen over.
De rechtbank stelt vast dat aan alle formele vereisten voor oplegging van de PIJ-maatregel is voldaan. Bij verdachte bestond ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De misdrijven waarvoor verdachte wordt veroordeeld, betreffen misdrijven als bedoeld in artikel 77s, eerste lid onder a, van het Wetboek van Strafrecht. Dit geldt gelet op de strafbedreiging neergelegd in artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht ook voor het feit onder parketnummer 01.239056.19 feit 3. Gelet op voornoemde rapporten is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de PIJ-maatregel eist en in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank heeft bij haar beslissing oog gehad voor de wens van verdachte en zijn ouders om verdachte nog een laatste kans te geven onder voorwaarden bij zijn moeder te verblijven met behulp van elektronisch toezicht. De rechtbank is van oordeel dat dit gelet op de ernst van de problematiek van verdachte, de eenduidige adviezen van de gedragsdeskundigen en de Raad voor de Kinderbescherming en de omstandigheid dat verdachte zich zelfs tijdens de korte periode van schorsing van de voorlopige hechtenis in februari 2020 niet heeft kunnen houden aan de voorwaarden, niet aan de orde is.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01.855026.18.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
De rechtbank zal de vordering afwijzen in verband met de op te leggen PIJ-maatregel. De rechtbank acht de tenuitvoerlegging van deze straf nu niet opportuun.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77h, 77s, 77gg, 300, 304, 310, 311, 312, 317 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde onder parketnummer 01.239056.19 feit 1, feit 2 en feit 3 en het ten laste gelegde onder parketnummer 01.019260.20 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. parketnummer 01.239056.19 feit 1:
diefstal
T.a.v. parketnummer 01.239056.19 feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
T.a.v. parketnummer 01.239056.19 feit 3:
mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat
T.a.v. parketnummer 01.019260.20:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende maatregel.
T.a.v. 01.239056.19 feit 1, feit 2, feit 3 en 01.019260.20:
Een
plaatsingin een
inrichting voor jeugdigen.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Wijst af de vordering met parketnummer 01.855026.18 van de officier van justitie
d.d. 27 november 2019.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.L.M. Snijders, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 03 april 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, Team Recherche Peelland, genummerd [merk jas 2] (hierna: dossier 1) of het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, District Eindhoven, Basisteam Eindhoven-Noord, genummerd [PLnummer] (hierna: dossier 2).
2.Aangifte [slachtoffer 2] , dossier 1 pagina 90-91
3.Verklaring [slachtoffer 2] , dossier 1 pagina 93a
4.Verklaring [slachtoffer 2] bij rechter-commissaris d.d. 11 februari 2020
5.Verklaring [getuige 1] , dossier 1 pagina 101
6.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 2] , dossier 1 pagina 103
7.Verklaring [getuige 2] , dossier 1 pagina 120 en 122
8.Verklaring [getuige 3] , dossier 1 pagina 94
9.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , dossier 1 pagina 105
10.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 4] , dossier 1 pagina 107
11.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 4] , dossier 1 pagina 107-108
12.Aangifte [slachtoffer 3] , dossier 1 pagina 84-85
13.Verklaring getuige [naam moeder verdachte] , dossier 1 pagina 87-88
14.Aangifte [slachtoffer 4] , dossier 2 pagina 1-3 en 5
15.Aangifte [slachtoffer 4] , dossier 2 pagina 4 en 9-10 en waarneming van de rechtbank
16.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting