ECLI:NL:RBOBR:2020:1908

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
C/01/335196 / HA ZA 18-397
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke inbreuk op elektrisch scheerapparaat tussen Koninklijke Philips N.V. en Lidl Nederland GmbH

In deze zaak vorderde Koninklijke Philips N.V. en Philips Consumer Lifestyle B.V. (hierna: Philips) een verbod op de verkoop van een elektrisch scheerapparaat door Lidl Nederland GmbH en Lidl Stiftung & Co KG (hierna: Lidl), omdat zij meenden dat Lidl inbreuk maakte op hun auteursrecht. Philips stelde dat hun scheerapparaat, de Shaver, auteursrechtelijk beschermd was en dat de Lidl-Shaver een inbreuk daarop vormde. De rechtbank Oost-Brabant oordeelde dat Philips inderdaad auteursrechthebbende was, maar dat de totaalindrukken van de Philips-Shaver en de Lidl-Shaver in voldoende mate van elkaar verschilden. Hierdoor was er geen sprake van inbreuk op het auteursrecht van Philips. De rechtbank concludeerde dat Lidl niet aansprakelijk was voor de gestelde inbreuk en wees de vorderingen van Philips af. Tevens werd Philips veroordeeld in de proceskosten van Lidl, die op € 20.000,- werden begroot. De uitspraak werd gedaan op 25 maart 2020.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/335196 / HA ZA 18-397
Vonnis van 25 maart 2020
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE PHILIPS N.V.,
gevestigd te Eindhoven,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PHILIPS CONSUMER LIFESTYLE B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseressen,
proces-advocaat mr. J.A. Dullaart te Naaldwijk,
behandelend advocaat mr. L.E. Fresco te Amsterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
LIDL NEDERLAND GMBH,
kantoorhoudende te Huizen, Nederland,
gevestigd te Neckarsulm, Duitsland,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
LIDL STIFTUNG & CO KG,
kantoorhoudende te Breda,
gevestigd te Neckarsulm, Duitsland,
3. de rechtspersoon naar vreemd recht
HOYER HANDEL GMBH,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
gedaagden,
advocaat mr. M.F.J. Haak te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Philips en Lidl genoemd worden. Waar nodig zullen eisers afzonderlijk Koninklijke Philips en Philips Consumer Lifestyle worden genoemd. Gedaagden zullen waar nodig afzonderlijk Lidl Nederland, Lidl Stiftung en Hoyer worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 maart 2019, waarin een verschijning van partijen is bevolen;
  • het proces-verbaal van comparitie van 29 oktober 2019 en de daarin vermelde nagekomen gedingstukken;
  • het op 29 oktober 2019 door mr. Fresco verrichte depot (depotnummer 57/2019).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tot het assortiment van Philips-producten behoort onder meer een elektrisch scheerapparaat met modelnummer RQ 320 (hierna: de Shaver, die hieronder is afgebeeld). De Shaver is in 2011 ontworpen.
2.2.
In een ongedateerd document met als koptekst “DEED OF ASSIGNMENT” (hierna: de Deed of Assignment) is onder meer vermeld:
“DEED OF ASSIGNMENT made between
PHILIPS INTERNATIONAL B.V. of Eindhoven, The Netherlands (hereinafter referred to as "PI“
and
[naam 1] , […]
and
[naam 2] , […]”
(hereinafter referred to as the “Designers”)
of the one part
and
KONINKLIJKE PHILIPS ELECTRONICS N.V. of Eindhoven, The Netherlands
(hereinafter referred to as “Philips”)
of the other part
WHEREAS PI and in particular the Designers have conceived and modelled a newly shapedTWO HEAD DRY SHAVER(hereinafter referred to as the “Design(s)”) as shown in the representations attached hereto;
WHEREAS Philips intends to obtain in a certain country or in certain countries possible design protections as well as any other possible legal protection for the Design(s);
WHEREAS Philips wishes to acquire from PI and the Designers, each party in as far as it possesses relevant rights, all rights and titles to the Design(s);
NOW THEREFORE IT IS HEREBY AGREED AS FOLLOWS
1.
PI and the Designers, each party in as far as it possesses relevant rights in any country whatsoever -however with the exception of those countries where, according to the law, applications for design registration must be filed in the name of PI or, as the case might be, in the name of the Designers- herewith assign to Philips which accept such assignment, all rights and titles to the Design(s), including copyright and the right to apply for registration of the Design(s) as well as, as the case may be, design right(s) and the right to claim the relevant priority under article 4 of the Paris Convention relating to the Design(s).
[…]”
2.3.
Dit document is door alle daarin genoemde partijen ondertekend. Als bijlage bij het document is - op een door die partijen ondertekende pagina - de volgende afbeelding gevoegd:
2.4.
In haar folder voor week 29 van 2017 heeft Lidl een advertentie opgenomen voor een elektrisch scheerapparaat van het merk Silvercrest (hierna: de Lidl-Shaver, die hieronder is afgebeeld).
In deze advertentie kondigt Lidl aan dat de Lidl-Shaver vanaf 24 juli 2017 te koop is in de winkels van Lidl en in haar webshop.
2.5.
Op verzoek van Philips heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden Nederland (locatie Lelystad) op 21 juli 2017, zonder dat Lidl is gehoord (ex parte), op de voet van artikel 1019e Rv met betrekking tot de Lidl-Shaver een aantal onmiddellijke voorzieningen bij voorraad gegeven tegen Lidl. Op grond hiervan heeft Lidl vrijwillig monsters van de Lidl-Shavers aan Philips afgegeven.
2.6.
Als gevolg van de ex parte-beslissing van de voorzieningenrechter is de Lidl-Shaver niet via de fysieke Nederlandse winkels van Lidl verkocht. Wel zijn één of meerdere Lidl-Shavers uitgeleverd via de webshop van Lidl.
2.7.
In het incidenteel vonnis van 13 maart 2019 heeft (de rolrechter van) deze rechtbank de vorderingen van Lidl-Stiftung en Hoyer om zich onbevoegd te verklaren, afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
Philips vordert (na wijziging en voorwaardelijke subsidiaire vermindering van eis), samengevat:
A. een bevel aan Lidl om de inbreuk op het auteursrecht van Philips op de Shaver te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder:
(primair) door zich te onthouden van het openbaar maken, promoten, aanbieden, verkopen of anderszins verhandelen of daartoe in voorraad houden van de inbreukmakende Shavers of andere shavers, die geen andere totaalindruk wekken dan de Philips Shaver;
(voorwaardelijk subsidiair): door zich te onhouden van het openbaar maken of verveelvoudigen van de in productie 8 en 9, pagina 1 getoonde promotiefoto’s van de Lidl-Shaver;
een bevel aan Lidl om aan de advocaten van Philips een door een onafhankelijke accountant, die geen eerdere zakelijke relatie heeft gehad met Lidl, althans een niet bij gedaagden in dienst zijnde (register)accountant, op basis van zelfstandig door hem/haar verricht onderzoek, (gecertificeerde) verklaring te verstrekken betreffende:
a. het totaal aantal inbreukmakende Shavers dat Lidl heeft geproduceerd, besteld, geïmporteerd verkocht en/of op voorraad heeft in Nederland;
b. de inkoop- en verkoopprijs van de onder a. genoemde inbreukmakende Shavers die Lidl heeft betaald en/of gerekend;
c. het totaalbedrag aan winst dat Lidl heeft behaald ten gevolge van de verkoop van de onder a. genoemde inbreukmakende Shavers;
een bevel aan Lidl om aan haar professionele afnemers in Nederland een aangetekende brief te zenden met uitsluitend een door Philips aangeleverde (en in het petitum van de dagvaarding weergegeven) tekst en zonder bijschrift, onder de verplichting om gelijktijdig kopieën van alle verzonden brieven te verschaffen aan Philips;
een bevel aan Lidl om op eigen kosten de totale hoeveelheid bij hen nog in voorraad zijnde en op grond van sub C. teruggehaalde inbreukmakende Shavers, en voorts alle brochures en andere promotiematerialen daarvoor, te (laten) vernietigen in het bijzijn van een deurwaarder en om aan de advocaten van Philips een kopie van het vernietigingsrapport te sturen;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom;
hoofdelijke veroordeling van Lidl om aan Philips te vergoeden de schade die zij heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van de auteursrechtinbreuk, op te maken bij staat, te vermeerderen met rente,
en/of, zulks ter keuze van Philips, om aan Philips af te dragen de door Lidl met de hier aan de orde zijnde handelingen genoten winsten, te vermeerderen met rente;
met veroordeling van Lidl in de volledige proceskosten (artikel 1019h Rv).
3.2.
Aan deze vorderingen legt Philips - samengevat - het volgende ten grondslag.
De Shaver is een auteursrechtelijk beschermd werk in de zin van de Auteurswet (verder: Aw). Het ontwerp draagt het persoonlijk stempel van de ontwerper en heeft een eigen oorspronkelijk karakter. De Shaver en de Lidl-Shaver stemmen in hoge mate overeen en wekken dezelfde totaalindruk. Door de inbreukmakende Lidl-Shaver openbaar te maken en te verhandelen, maakt Lidl inbreuk op de auteursrechten van Philips. Philips lijdt hierdoor schade.
3.3.
Lidl voert verweer. Zij betwist onder meer dat de Shaver van Philips een auteursrechtelijk beschermd werk is. Voor zover daarvan wel sprake is, betwist Lidl dat Philips de auteursrechthebbende is. Verder voert Lidl aan dat de Lidl-Shaver geen inbreuk maakt op een eventueel auteursrecht van Philips. Ook betwist Lidl dat Philips door een eventuele inbreuk op het auteursrecht schade heeft geleden. Lidl brengt daarnaast als verweer naar voren, dat Lidl-Stiftung en Hoyer niet betrokken zijn bij of verantwoordelijk zijn voor de gewraakte handelingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Is de rechtbank internationaal bevoegd en welk recht is van toepassing?

4.1.
De rechtbank acht zich bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Nederlandse rechter in de zaak tegen Lidl Nederland internationale bevoegdheid toekomt. Dit op grond van artikel 4 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (de EEX-Vo II).
In haar tussenvonnis (in het incident) van 13 maart 2019 heeft de rechtbank bovendien al geoordeeld dat zij in dit geval op grond van artikel 7 lid 2 EEX-Vo II ook bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van Philips tegen Lidl Stiftung en Hoyer. Het door Lidl opgeworpen bevoegdheidsincident is in dat tussenvonnis afgewezen. De rechtbank heeft hiermee op het punt van haar internationale bevoegdheid een bindende eindbeslissing gegeven. De rechtbank ziet geen grond om - binnen de daarvoor geldende kaders - op deze beslissing terug te komen. Zij volgt Lidl niet in haar tijdens de zitting ingenomen standpunt, dat er nog een uiteindelijk oordeel over de bevoegdheid van de rechtbank in de zaak tegen Lidl Stiftung en Hoyer moet worden gegeven.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat Nederlands recht op deze zaak van toepassing is.
Wie is de auteursrechthebbende?
4.3.
In deze procedure stelt Philips zich op het standpunt, dat de Shaver - het apparaat zoals dat hiervoor in 2.1 is afgebeeld - het werk vormt, dat auteursrechtelijke bescherming geniet. Voor zover de Shaver voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt - waarop de rechtbank hierna nader ingaat - ligt de vraag voor of Philips dan als auteursrechthebbende dient te worden aangemerkt. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daarbij als volgt.
4.4.
Uit artikel 1 van de Auteurswet (hierna: Aw) volgt dat het auteursrecht toekomt aan de maker van een werk. In artikel 4 Aw is bepaald dat als maker van een werk wordt beschouwd degene die op of in het werk als zodanig is aangeduid, behoudens tegenbewijs, of, bij gebreke van een aanduiding, degene die bij de openbaarmaking van het werk als maker daarvan is bekend gemaakt door hem die het openbaar maakt. In artikel 7 Aw is bepaald dat indien de arbeid, in dienst van een ander verricht, bestaat in het vervaardigen van - kort gezegd - werken, degene in wiens dienst de werken zijn vervaardigd als maker van de werken wordt aangemerkt, tenzij tussen partijen anders is overeengekomen. Dit is het zogenoemde werkgeversauteursrecht. In artikel 8 Aw is bepaald dat, indien een rechtspersoon een werk als van haar afkomstig openbaar maakt zonder daarbij een natuurlijk persoon als maker ervan te vermelden, de rechtspersoon als maker van dat werk wordt aangemerkt, tenzij de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was.
4.5.
Philips stelt dat zij de auteursrechten op de Shaver houdt. Volgens Philips is de Shaver in 2011 ontworpen door senior designer [naam 1] samen met designer [naam 2] , die beiden ten tijde van het ontwerp van de shaver bij Philips International B.V. in dienst waren (hierna samen te noemen: de ontwerpers). Philips International B.V. en de ontwerpers hebben alle (nog) bij hen rustende auteursrechten op de Shaver overgedragen aan Philips. Ter onderbouwing hiervan heeft Philips verwezen naar de Deed of Assignment, die hiervoor onder 2.2 is geciteerd. Philips stelt daarnaast ook rechthebbende te zijn op grond van artikel 8 Aw, omdat zij de Shaver als van haar afkomstig onder eigen Philips-merken openbaar heeft gemaakt.
4.6.
Lidl betwist dat Philips rechthebbende is van het werk (de Shaver) waar het in deze procedure om gaat. Lidl wijst er daarbij op dat Philips International B.V. en de ontwerpers in de Deed of Assignment enkel het auteursrecht op de daarin opgenomen zwart-witte lijntekening aan Philips hebben overgedragen. Die tekening is niet gelijk te stellen aan de Shaver. De Deed of Assignment ziet volgens Lidl enkel op het lijnontwerp en niet op de kleurstelling en de gebruikte materialen. Volgens Lidl is onduidelijk wie aan de concrete uitdrukkingsvorm van de Shaver heeft gewerkt. Philips heeft niet gesteld wie rechthebbende is op het werk dat wordt gevormd door de Shaver, die onderwerp is van dit geschil.
Volgens Lidl kan Philips zich daarnaast niet met succes op artikel 8 Aw beroepen. Dat artikel geldt namelijk alleen voor werken die voor het eerst in Nederland openbaar zijn gemaakt en dat is volgens Lidl hier niet het geval.
4.7.
De rechtbank volgt Lidl niet in haar stelling dat Philips in de Deed of Assignment enkel het in de zwart-witte lijntekening weergegeven model van de Shaver overgedragen heeft gekregen, zonder de uiteindelijke kleurstelling en de gebruikte materialen. De ontwerpers hebben hun ontwerpwerkzaamheden uitgevoerd in dienst van Philips International B.V., zodat laatstgenoemde op grond van artikel 7 Aw auteursrechthebbende is geworden van het resultaat van die ontwerpwerkzaamheden. Met de Deed of Assignment zijn de bij Philips International B.V. rustende auteursrechten overgegaan op Koninklijke Philips N.V. De Deed of Assignment ziet op “
a newly shaped two headed dry shaver […]as shown inthe representation attached hereto”. Het gaat in de Deed of Assignment om de Shaver zoals afgebeeld op de aangehechte tekening, dus niet om de tekening zelf, maar om de op die tekening afgebeelde shaver; het apparaat. Een redelijke uitleg van de Deed of Assignment brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat Philips daarmee rechthebbende is geworden op het uiteindelijke apparaat; de Shaver die onderwerp is van deze procedure. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de Deed of Assignment niet is bedoeld om naar derden toe mogelijke verwarring over de auteursrechthebbende te voorkomen.
De conclusie is dat voor zover de Shaver als auteursrechtelijk beschermd werk kan worden aangemerkt, Philips daarvan de rechthebbende is.
Is sprake van een auteursrechtelijk beschermd werk?
4.8.
Philips stelt dat sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk omdat de Shaver het persoonlijk stempel van de ontwerper draagt en het een eigen oorspronkelijk karakter heeft. Philips wijst daarbij op de vormgeving van het handvat (iets taps toelopend en aan de onderkant afgerond), de elegante smalle verbinding met - een futuristisch aandoende vormgeving van - de scheerkophouder, de “Philips-blauwe” belijning die de contouren van de Shaver omlijst en accentueert, de zwart-blauwe kleurstelling met een chromen accent bij de scheerkop, de keuze van het glanzende materiaal en de positie van de aan/uitschakelaar aan de voorzijde. Hiermee heeft Philips eigen creatieve keuzes gemaakt, die de Shaver zijn geheel eigen luxueuze uitstraling geven. Het ontwerp van de Shaver geeft daarmee blijk van (weer) andere creatieve keuzes voor de vormgeving, de kleurstelling en de materiaalkeuze, aldus Philips.
4.9.
Lidl stelt dat de door Philips genoemde elementen afzonderlijk en als geheel niet voldoen aan de vereisten voor auteursrechtelijke bescherming. Ze zijn te vaag of te ruim geformuleerd. Voor alle door Philips genoemde kenmerken van de Shaver geldt dat Philips onvoldoende heeft toegelicht waar de vrije en creatieve keuzes door haar zijn gemaakt en waarom het ontwerp de persoonlijkheid van de ontwerper zou weerspiegelen. Bovendien geldt volgens Lidl dat de genoemde kenmerken niet oorspronkelijk zijn en dus niet als eigen creatieve schepping kunnen gelden. De Shaver moet volgens Lidl mede worden beschouwd in het licht van het “Umfeld” ten tijde van het ontwerp. Verder moet volgens Lidl op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (verder: HvJEU) van 12 september 2019, ECLI:EU:C:2019:721 (
Cofemel) anders gekeken worden naar wat auteursrechtelijk wordt beschermd. De drempel voor het krijgen van auteursrechtelijke bescherming is volgens Lidl in dat arrest verhoogd.
4.10.
De rechtbank overweegt als volgt. Om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen, is volgens vaste rechtspraak vereist dat het desbetreffende werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.
Het werk moet oorspronkelijk zijn, in die zin dat het een eigen intellectuele schepping van de maker is die de persoonlijkheid van de maker weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzes van de maker bij de totstandkoming van het werk. Deze maatstaf geldt ook voor gebruiksvoorwerpen.
Dit werkbegrip vindt haar begrenzing waar het eigen, oorspronkelijk karakter enkel datgene betreft wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect. Elementen van het werk die louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze, zijn van bescherming uitgesloten. Daarbij verdient opmerking dat deze uitsluiting van auteursrechtelijke bescherming zich niet uitstrekt tot alle elementen die een technische functie bezitten: daarmee zou de industriële vormgeving ten onrechte buiten het bereik van het auteursrecht geplaatst worden. Het feit dat het werk voldoet aan technische en functionele eisen laat onverlet dat de ontwerpmarges of keuzemogelijkheden zodanig kunnen zijn dat voldoende ruimte bestaat voor creatieve keuzes van de maker die een werk in auteursrechtelijke zin kunnen opleveren. Ook een verzameling of bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen, kan een (oorspronkelijk) werk zijn in de zin van de Auteurswet, mits die selectie het persoonlijk stempel van de maker draagt. Bij de vergelijking van de totaalindrukken dienen dus ook onbeschermde elementen in aanmerking te worden genomen, voor zover de combinatie van al deze elementen in het beweerdelijk nagebootste werk aan de werktoets beantwoordt. Voorts geldt dat de enkele omstandigheid dat het werk of bepaalde elementen daarvan, passen binnen een bepaalde mode, stijl of trend niet betekent dat het werk of deze elementen zonder meer onbeschermd zijn. Onderzocht moet worden of de vormgeving van de (combinatie van de) verschillende elementen zodanig is dat aangenomen kan worden dat met het ontwerp door de maker op een voldoende eigen wijze uiting is gegeven aan de vigerende stijl, trend of mode (vgl. onder meer Hoge Raad 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1533 (
Hauck/Stokke) en de daarin opgenomen verwijzingen naar eerdere - ook Europese - rechtspraak).
4.11.
De rechtbank volgt Lidl niet in haar betoog, dat sinds het Cofemel-arrest een wezenlijk strengere toets geldt dan hiervoor vermeld. Voor de invulling van het werkbegrip in het auteursrecht, verwijst het HvJEU ook in het Cofemel-arrest immers naar de maatstaf zoals die volgt uit zijn eigen eerdere rechtspraak, waarin die maatstaf aldus is geformuleerd dat het moet gaan om een eigen intellectuele schepping van de auteur van het werk (vgl. onder meer HvJEU 16 juli 2009, nr. C-5/08, LJN BJ3749, NJ 2011/288 (
Infopaq I)). Die maatstaf wordt door het HvJEU dus gehandhaafd en uit vaste rechtspraak volgt dat de door de Hoge Raad ontwikkelde criteria - zoals hiervoor in 4.10 weergegeven - inhoudelijk niet afwijken van die van het HvJEU.
In het Cofemel-arrest beslist het HvJEU verder, dat de enkele omstandigheid dat een werk een bepaalde esthetische of artistieke waarde heeft onvoldoende is om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen. Dit houdt echter geen wijziging in van de te hanteren werktoets.
4.12.
Aan de orde is de vraag of het model van de Shaver - zoals dat in het uiteindelijke apparaat vorm heeft gekregen en hiervoor onder 2.1 is afgebeeld - aan de werktoets voldoet. Anders dan Lidl betoogt, gaat het hier dus niet alleen om het model van de Shaver zoals dat is uitgedrukt in de zwart-witte lijntekening uit de Deed of Assignment. De rechtbank volgt Lidl ook niet in haar stelling dat Philips de elementen die de Shaver auteursrechtelijke bescherming geven, te vaag of ruim geformuleerd heeft. Ter zitting heeft Philips terecht opgemerkt, dat de door Philips gegeven omschrijvingen niet los kunnen worden gezien van de concrete vormgeving van de Shaver. Die concrete vormgeving volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam uit de kleurenfoto’s van de Shaver die Philips in het geding heeft gebracht en uit de Shaver zelf die Philips tijdens de zitting heeft getoond en ter griffie heeft gedeponeerd.
4.13.
Naar het oordeel van de rechtbank beantwoordt de combinatie van de door Philips gestelde elementen van de Shaver aan de werktoets. Lidl stelt dat de Shaver onvoldoende afwijkt van het zogenoemde vormgevingserfgoed of Umfeld. Ter onderbouwing heeft Lidl als haar producties 11, 12 en 13 een overzicht gegeven van scheerapparaten die volgens haar tot het Umfeld behoren, waaronder ook enkele scheerapparaten van Philips zelf. De afbeeldingen uit die producties neemt de rechtbank op in een bijlage, die aan dit vonnis wordt gehecht en daarvan deel uitmaakt (met paginanummers 13, 14 en 15).
De rechtbank is van oordeel dat dit Umfeld niet in de weg staat aan de nieuwheid en het eigen karakter van de Shaver van Philips. Aan Lidl kan worden toegegeven dat sommige door Philips genoemde elementen van de Shaver al op andere apparaten werden toegepast. Naar het oordeel van de rechtbank is bij de Shaver waar het in deze procedure om gaat echter sprake van een creatieve combinatie van elementen die tezamen niet in één enkel scheerapparaat uit het door Lidl gestelde vormgevingserfgoed is terug te vinden. Daarbij gaat het om het taps toelopende handvat dat aan de onderkant is afgerond, de smalle verbinding met de scheerkophouder, de blauwe belijning die de contouren van de Shaver omlijst, de zwart-blauwe kleurstelling met een chromen accent bij de scheerkop, de keuze van het glanzende materiaal en de positie van de aan/uitschakelaar aan de voorzijde. Philips (althans, de ontwerpers) heeft (hebben) hiermee in het ontwerp van de Shaver voldoende blijk gegeven van eigen creatieve keuzes, waarmee zij voldoende afstand heeft (hebben) genomen tot het vormgevingserfgoed.
4.14.
Bij deze stand van zaken moet worden aangenomen dat de Shaver van Philips een eigen oorspronkelijk karakter heeft en de persoonlijke stempel van de maker draagt en dus een auteursrechtelijk beschermd werk is in de zin van artikel 10 Aw.
Is sprake van een inbreuk op het auteursrecht?
4.15.
Naar het oordeel van de rechtbank pleegt Lidl met de (Silvercrest) Lidl-Shaver geen inbreuk op het auteursrecht van Philips en zij overweegt daarbij als volgt.
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van inbreuk op een auteursrecht op een gebruiksvoorwerp, dient beoordeeld te worden in welke mate de totaalindrukken van het beweerdelijk inbreuk makende werk en het beweerdelijk bewerkte of nagebootste werk overeenstemmen. De auteursrechtelijk beschermde trekken of elementen van laatstbedoeld werk zijn daarbij bepalend, met dien verstande dat - zoals hiervoor al overwogen - ook een verzameling of bepaalde selectie van ook onbeschermde elementen het persoonlijk stempel van de maker kan dragen. Bij de vergelijking van de totaalindrukken dienen dus ook onbeschermde elementen in aanmerking te worden genomen, voor zover de combinatie van al deze elementen in het beweerdelijk nagebootste werk aan de werktoets beantwoordt.
4.16.
In het voorliggende geval is de rechtbank van oordeel dat de totaalindrukken van de Philips-Shaver en van de Lidl-shaver in voldoende mate van elkaar verschillen. De Philips-Shaver is iets langer en bij het bovenste gedeelte van het handvat - onder de scheerkop - iets slanker dan de shaver van Lidl. De Philips-Shaver maakt in het algemeen een meer elegante indruk, die wordt versterkt door de kleinere, meer subtiele scheerkop met maar twee scheerbladen, door het slankere verbindingsstuk tussen het handvat en de scheerkop en door het taps toelopende handvat dat aan de onderkant is afgerond. De Philips-Shaver heeft een luxere uitstraling, door het subtiele glimmende element in dat verbindingsstuk.
De Lidl-shaver daarentegen is meer gedrongen en maakt eerder een grove, robuuste en daardoor een meer degelijke indruk. Dit wordt versterkt door het dikkere verbindingsstuk tussen het handvat en de hals, door de meer prominente scheerkop met drie scheerbladen en door het grovere en ronde (niet taps toelopende) handvat.
4.17.
Nu Lidl met haar shaver geen inbreuk maakt op het auteursrecht van Philips op de Philips-Shaver, komen de primaire vorderingen van Philips niet voor toewijzing in aanmerking.
Is de subsidiaire vordering van Philips toewijsbaar?
4.18.
Philips stelt zich subsidiair op het standpunt, dat zij in ieder geval recht heeft op een verbod op het gebruik van de gewraakte promotionele afbeeldingen van de shaver van Lidl op de website, de verpakking en in de gebruiksaanwijzing van de Lidl-shaver. Volgens Philips benadrukken die afbeeldingen de inbreuk extra en wekt Lidl de suggestie dat het de Shaver van Philips is.
Lidl wijst erop dat de promotiefoto’s een vooraanzicht van haar shaver geven, waarop duidelijk de blauwe lijn met de blauwe “halsband” worden getoond. Er is volgens Lidl geen reden waarom dat al een inbreuk zou zijn en dus geen reden om dat afzonderlijk te verbieden.
4.19.
De rechtbank begrijpt Philips aldus, dat het haar bij deze vordering gaat om de promotiefoto zoals hiervoor afgebeeld onder 2.4. De rechtbank kan Philips niet in haar subsidiaire standpunt volgen. Voor zover al met een foto van een apparaat dat op zichzelf geen inbreuk maakt op een auteursrecht van een ander, wel een inbreuk op het auteursrecht zou kunnen worden gepleegd, bijvoorbeeld omdat daarmee de suggestie gewekt wordt dat het gaat om het auteursrechtelijk beschermde werk, gaat dat hier niet op omdat daarvan in het voorliggende geval geen sprake is. De rechtbank volgt Philips niet in haar stelling dat Lidl in het promotiemateriaal de suggestie wekt dat het om de Shaver van Philips gaat. Ook de afbeelding van de shaver van Lidl in het promotiemateriaal wekt namelijk niet dezelfde totaalindruk als de Shaver van Philips. Ook voor de gebruikte afbeeldingen van de Lidl-shaver geldt dat het een meer grove, robuuste en degelijke indruk wekt tegenover de meer elegante en luxere uitstraling van de Philips-Shaver (vgl. hiervoor onder 4.16).
Lidl maakt met haar promotiemateriaal van de Silvercrest-shaver dus geen inbreuk op het auteursrecht dat Philips op haar Shaver heeft.
De proceskosten in de hoofdzaak en in het incident
4.20.
Philips zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Lidl heeft op grond van artikel 1019h Rv volledige vergoeding gevorderd van de proceskosten die zij heeft gemaakt ten aanzien van deze hoofdzaak en het daarmee samenhangende incident. Volgens Lidl bedragen deze kosten in totaal € 40.055,-.
Philips maakt bezwaar tegen de door Lidl opgevoerde proceskosten, die de redelijke indicatietarieven voor een gewone bodemzaak als deze ver overschrijden, aldus Philips.
4.21.
De rechtbank acht in deze zaak de in de Indicatietarieven voor IE-zaken (versie 1 april 2017) voor een normale bodemzaak en een normaal incident opgenomen tarieven van respectievelijk € 17.500,- en € 2.500,- als redelijke kosten toewijsbaar. De rechtbank ziet geen aanleiding om van deze indicatietarieven af te wijken. De opmerking van Lidl dat het voor haar een principiële zaak is, waardoor zij er meer aandacht aan heeft besteed dan volgens de indicatietarieven vergoed zou worden, acht de rechtbank daarvoor onvoldoende.

5.De beslissing

De rechtbank,
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Philips in de proceskosten, aan de zijde van Lidl voor de hoofdzaak en het incident tot op heden begroot op in totaal € 20.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt Philips in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Philips niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang, mr. M.E. Bartels en mr. G.M. Blanken en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2020.
Bijlage bij het vonnis van 25 maart 2020:
Einde van de bijlage.