ECLI:NL:RBOBR:2020:1744

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
c/01/356699 / FA RK 20-1151
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting inbewaringstelling van een cliënt met Alzheimer en Coronavirus

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 maart 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt die lijdt aan Alzheimer en besmet is met het Coronavirus. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 20 maart 2020. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat was om gehoord te worden, aangezien zij in isolatie verblijft en door haar psychogeriatrische aandoening niet in staat is om gerichte vragen te beantwoorden.

De burgemeester had op 19 maart 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven. De rechtbank concludeert dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, omdat het gedrag van de cliënt, veroorzaakt door haar ziekte, een aanzienlijk risico op levensgevaar met zich meebrengt. De cliënt is zich niet bewust van haar besmetting en vormt daardoor een besmettingsgevaar voor anderen. Daarnaast is er een risico op ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang.

De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het dreigende nadeel te voorkomen. De machtiging wordt verleend voor de duur van drie weken, tot en met 14 april 2020. De beschikking is gegeven door rechter E.C.M. de Klerk en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/356699 / FA RK 20-1151
Uitspraak : 24 maart 2020

Beschikking machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling

naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] , [land] ,
wonende in [woonplaats] aan de [adres] ,
verblijvende in [instelling] ,
hierna te noemen: de cliënt,
advocaat: mr. C.W.M. Verberne.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 20 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de beschikking van de burgemeester van 19 maart 2020;
  • de medische verklaring van 19 maart 2020;
  • een afschrift van het indicatiebesluit;
  • het episodejournaal;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen, de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wzd.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 maart 2020. In verband met de veiligheidsmaatregelen naar aanleiding van het coronavirus heeft dit telefonisch plaatsgevonden vanuit het gerechtsgebouw te ’s-Hertogenbosch.
Bij de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende personen telefonisch gehoord:
  • de advocaat van de cliënt, mr. C.W.M. Verberne;
  • [naam] , specialist ouderengeneeskunde;
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat was om gehoord te worden. De cliënt is besmet met het Coronavirus en verblijft daarom in isolatie. Bovendien is zij vanwege haar psychogeriatrische aandoening niet in staat om concrete, gerichte vragen te beantwoorden.

De beoordeling

Op 19 maart 2020 heeft de burgemeester van de gemeente [naam] ten behoeve van de cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
Uit de overgelegde stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is gebleken dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, in de vorm van de ziekte van Alzheimer, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is met name gelegen in het aanzienlijk risico op levensgevaar voor de cliënt en anderen. De cliënt is positief getest op het coronavirus en moet in isolatie verblijven. De cliënt heeft echter geen enkel besef van de besmetting met het Coronavirus of van de ziekte van Alzheimer. Hierdoor houdt de cliënt zich niet aan de veiligheidsmaatregelen en vormt zij een groot besmettingsgevaar voor de andere bewoners van de instelling. Daarnaast bestaat het aanzienlijk risico op ernstige verwaarlozing en acute maatschappelijke teloorgang. De cliënt laat zich niet wassen of verzorgen en eet mogelijk niet voldoende. Verder is de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De cliënt heeft 24-uurszorg nodig.
De cliënt heeft zich verzet tegen de overplaatsing naar haar huidige afdeling. Op dit moment verzet de cliënt zich niet tegen haar verblijf op deze afdeling, maar de specialist ouderengeneeskunde heeft er onvoldoende vertrouwen in dat dit zo blijft. Immers, nu is zij nog de enige bewoner van de afdeling en krijgt zij één op één aandacht en verzorging, maar dat kan veranderen op het moment dat de afdeling vol raakt. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is om de inbewaringstelling met drie weken te verlengen, zodat deze naar verwachting geldt voor de periode dat de cliënt anderen kan besmetten met het coronavirus.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de duur van drie weken en geldt dus tot en met 14 april 2020.

De beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] , [land] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 14 april 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.C.M. de Klerk, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Conc: LdK
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.