Op 20 maart 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 3 maart 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om verplichte zorg voor een minderjarige, die suïcidaal gedrag vertoonde. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege de coronamaatregelen. Tijdens deze behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de ouders van de betrokkene en een psychiater.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstig nadeel voor de betrokkene, met name door het risico op levensgevaar en psychische schade. De betrokkene vertoonde onvoorspelbaar suïcidaal gedrag en automutilatie, wat leidde tot de conclusie dat een gedwongen opname noodzakelijk was om verdere diagnostiek en behandeling mogelijk te maken. De ouders van de betrokkene konden niet langer de benodigde veiligheid bieden in de thuissituatie.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 20 september 2020, en omvat onder andere het toedienen van vocht, voeding en medicatie, het beperken van bewegingsvrijheid, en het opnemen in een accommodatie. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter W. Schoorlemmer, tevens kinderrechter.