Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 7 augustus 2019
- het proces-verbaal van comparitie van 6 februari 2020.
2.De feiten
De omstandigheid dat verdachte regelmatig (telefonisch) contact heeft gehad met (een van) de plegers van de feiten terwijl de onderwerpen van de gevoerde telefoongesprekken onduidelijk waren, is naar het oordeel van de rechtbank slechts een aanwijzing voor verdachtes betrokkenheid bij die feiten. Echter, het procesdossier bevat geen bewijsmiddelen waaruit van een gezamenlijke planvorming blijkt of dat verdachte aanwezig is geweest bij de overdracht van schilderijen en/of het geld in ontvangst heeft genomen. Het enkele feit dat op 12 en 13 september 2008 de auto waarvan een van de plegers gebruik maakte aanwezig is geweest bij het huis van verdachte is hierbij van onvoldoende gewicht. De rechtbank concludeert dan ook dat uit de bewijsmiddelen in onvoldoende mate verdachtes rechtstreekse betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten is vast komen te staan.”
Ik heb het losgeld van de eerste transactie overhandigd in [land] aan [gedaagde] . U vraagt mij waarom ik dat gedaan heb. Omdat de schilderijen van hem afkomstig waren.
“
Waar het op neer komt is dat ik op enig moment in het bezit ben geraakt van vijf schilderijen. Zowel vader als zoon [A en B] hebben deze schilderijen voor mij gekocht voor een bedrag van 350.000 euro. Dit bedrag is in twee keer betaald.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Toepasselijk recht
Voor zover [gedaagde] heeft aangevoerd dat het vierde lid van artikel 3:310 BW in dit geval niet van toepassing is omdat hij is vrijgesproken, gaat deze stelling niet op. Uit de wetgeschiedenis over dit artikel blijkt expliciet dat het ook van toepassing is als iemand in de strafrechtprocedure is vrijgesproken (Kamerstukken II 2010/11, 32 853, nr. 3 p. 5-6).
Gelet op het voorgaande waren er voor [gedaagde] dus geen omstandigheden waardoor hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de Staat geen aanspraak meer zou maken op de nu ingestelde vordering. Het beroep van [gedaagde] op rechtsverwerking slaagt daarom niet.
6.198,00(2,0 punten × tarief € 3.099,00)