ECLI:NL:RBOBR:2020:1668

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
20 maart 2020
Zaaknummer
19/2662
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de burgemeester inzake demonstratie Pegida Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordiger van Pegida Nederland, en de burgemeester van de gemeente Eindhoven. De zaak betreft een demonstratie die op 6 mei 2019 gepland was, waarvoor de burgemeester voorschriften en beperkingen had opgelegd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar door de burgemeester. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank stelt vast dat er wel degelijk procesbelang is, omdat het inhoudelijke oordeel van de burgemeester van belang kan zijn voor toekomstige besluiten over soortgelijke demonstraties. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de burgemeester een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van eiser. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en betreft de toepassing van de Wet openbare manifestaties.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/2662

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

en

de burgemeester van de gemeente Eindhoven, de burgemeester

(gemachtigden: mr. B. Timmermans en M.L.M. Lammerschop).

Procesverloop

Bij besluit van 29 april 2019 (het primaire besluit) heeft de burgemeester voorschriften verbonden en beperkingen gesteld aan een door eiser als woordvoerder van Pegida Nederland (hierna: Pegida) aangekondigde demonstatie op 6 mei 2019.
Bij besluit van 26 september 2019 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester het daartegen door eiser gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit op 6 oktober 2019 beroep ingesteld.
De burgemeester heeft op 26 november 2019 een verweerschrift ingediend. Op 12 december 2019 heeft de burgemeester een aanvullend verweerschrift ingediend.
Bij brief van 10 februari 2020 heeft eiser nadere stukken ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 28 februari 2020. Eiser is naar de zitting gekomen, vergezeld van [naam] . De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. Bij email-bericht van 21 maart 2019 heeft eiser namens Pegida aan de burgemeester het voornemen kenbaar gemaakt om op 6 mei 2019 van 19:30 tot 21:30 uur een demonstratie te houden voor de Al-Fourqaan moskee aan de Otterstraat te Eindhoven. Daarbij heeft eiser aangegeven dat zo’n vijftig demonstranten worden verwacht die zullen deelnemen aan een barbecue en luisteren naar toespraken van verschillende sprekers.
De besluitvorming door de burgemeester
2. Bij het primaire besluit heeft de burgemeester met toepassing van de artikelen 2 en 5 van de Wet openbare manifestaties (Wom) en met inachtneming van bestuurlijke rapportages van 25 en 29 april 2019 voorschriften en beperkingen verbonden aan de door eiser aangekondigde demonstratie. De burgemeester heeft onder meer bepaald dat de demonstratie wordt gehouden op 6 mei 2019 van 18:30 tot uiterlijk 20:00 uur, in plaats van tussen 19:30 en 21:30 uur, en dat de demonstratie gehouden wordt op de parkeerplaats van de Al-Fourqaan moskee. De burgemeester heeft verder bepaald dat de organisatie van de demonstratie op de locatie van de demonstratie geen open vuur of gas en geen elektrische barbecue of andere warmtebron gebruikt.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester eisers bezwaar tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van actueel procesbelang. Ten tijde van het bestreden besluit, maar ook bij de ontvangst van het bezwaar op 7 mei 2019 kon eiser met zijn bezwaar immers niet meer bereiken wat hij hiermee beoogde. De wijze waarop volgens de in het primaire besluit op 6 mei 2019 gegeven voorschriften gedemonstreerd mocht worden, kon niet meer worden gewijzigd, simpelweg omdat deze datum was verstreken. Verder heeft de burgemeester overwogen dat de wens om een principiële uitspraak te krijgen geen procesbelang oplevert. Elke nieuwe melding voor een demonstratie zal opnieuw worden beoordeeld en dan zal worden bekeken welke voorschriften en beperkingen aan de manifestatie worden verbonden. Tegen zo’n besluit kan dan opnieuw bezwaar worden gemaakt.
De beoordeling van het beroep
3. In geding is de vraag of de burgemeester terecht het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
4. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) kan het belang bij een oordeel over de rechtmatigheid van een besluit zijn gelegen in de omstandigheid dat het inhoudelijke oordeel van het bestuursorgaan (en het oordeel daarover van de bestuursrechter) kan worden betrokken bij toekomstige besluiten over soortgelijke geschillen (Afdeling 25 februari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH4009, en 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:186).
5. Tijdens de zitting heeft eiser gesteld dat Pegida ook in 2020 en komende jaren demonstraties wil houden, die vergelijkbaar zijn met de aard en opzet van de demonstratie, die was aangekondigd voor 6 mei 2019 en dat hij van soortgelijke demonstraties in 2020 en later kennisgeving zal doen aan de burgemeester.
6. De burgemeester heeft in beroep erkend dat sprake kan zijn van toekomstige besluiten, die leiden tot soortgelijke geschillen als het inhoudelijke geschil dat partijen nu verdeeld houdt over de wijze waarop de demonstratie van Pegida kan worden gehouden en dat eiser daarom in zoverre, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2019, procesbelang heeft. De burgemeester betoogt dat eiser in dit geval toch geen
relevantprocesbelang bij de beoordeling van zijn bezwaar tegen het primaire besluit heeft en betrekt bij dat standpunt het volgende. In de namiddag van 6 mei 2019 heeft eiser namens Pegida de voor die avond aangekondigde demonstratie afgebroken, onder meer omdat geblindeerde hekken als afschermingen werden gebruikt.
De burgemeester heeft opgemerkt dat die hekken bij volgende (meldingen van) demonstraties door Pegida, zoals een demonstratie op 26 mei 2019, niet meer zijn gebruikt. De reden om op 6 mei 2019 niet meer te demonstreren was bij latere demonstraties dus niet meer aan de orde. In zoverre ontbrak het procesbelang bij de beoordeling van het bezwaar. Verder was eisers bezwaar ook niet gericht tegen de beperking dat bij de demonstratie op 6 mei 2019 geen open vuur of gas en geen elektrische barbecue of andere warmtebron gebruikt mag worden. Ook voor heroverweging van die beperking ontbreekt daarom het procesbelang. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van 3 oktober 2019 over een latere demonstratie van Pegida, maar heeft dat bezwaar weer ingetrokken omdat het verdere verloop voor hem niet meer van belang was. Tegen andere, soortgelijke besluiten heeft eiser geen bezwaar gemaakt. De burgemeester concludeert dat bij eisers bezwaar tegen het primaire besluit geen sprake is van (een belang bij) een ‘herhaalde discussie’, op grond waarvan relevant procesbelang moet worden aangenomen omdat overduidelijk blijkt dat eiser in feite helemaal geen behoefte heeft aan die discussie.
7. De rechtbank leidt uit de hiervoor genoemde uitspraken van de Afdeling af dat voor het aannemen van procesbelang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het primaire besluit voldoende is indien het inhoudelijke oordeel van de burgemeester kan worden betrokken bij toekomstige besluiten over soortgelijke geschillen. Aan die voorwaarde is in dit geval voldaan. De burgemeester heeft het bezwaar daarom bij het bestreden besluit ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester bij de beoordeling van eisers belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaar dus niet heeft kunnen betrekken of en zo ja, in welke zin eiser bezwaar heeft gemaakt tegen voorschriften en beperkingen, die zijn opgenomen in latere besluiten over vergelijkbare demonstraties als die van 6 mei 2019. Door op deze wijze betekenis toe te kennen aan eisers procesgedrag naar aanleiding van latere, soortgelijke besluiten, stelt de burgemeester een voorwaarde voor het aannemen van procesbelang, die geen steun vindt in de jurisprudentie van de Afdeling en die de rechtbank ook overigens niet kan volgen.
8. De rechtbank komt tot de slotsom dat de burgemeester het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Het beroep is gegrond. Met inachtneming van deze uitspraak dient de burgemeester een nieuw besluit te nemen op eisers bezwaar tegen het primaire besluit.
9. De rechtbank bepaalt dat de burgemeester het door eiser betaalde griffierecht van € 174 aan hem moet vergoeden.
10. De rechtbank ziet tevens aanleiding de burgemeester te veroordelen in de voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. Eiser heeft verzocht om vergoeding van reiskosten en verblijfkosten. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de reiskosten van eiser vast op een bedrag van € 275,52 (Bastheim –
’s-Hertogenbosch v.v., 984 kilometer, € 0,28 per kilometer). De rechtbank wijst de door eiser verzochte vergoeding van verblijfkosten af, omdat eiser die kosten niet met verifieerbare bewijsstukken heeft onderbouwd.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de burgemeester een nieuw besluit neemt op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat de burgemeester het door eiser betaalde griffierecht van € 174 vergoedt aan eiser;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 275,52.
Deze uitspraak is gedaan op 20 maart 2020 door mr. H.M.H. de Koning, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.