ECLI:NL:RBOBR:2020:1613

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
01/860222-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenzaken met twijfel aan waarheidsgehalte van verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in een zedendelict waarbij de verdachte werd beschuldigd van verkrachting. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ruimte is voor twijfel aan het waarheidsgehalte van de verklaringen van de aangeefster. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar gedwongen heeft tot seksuele handelingen, maar de rechtbank heeft ook de verklaring van de verdachte in overweging genomen, die zijn onschuld heeft betoogd en een alternatief scenario heeft geschetst. De rechtbank heeft de aangetroffen sporen op de pyjama van de aangeefster en de tandenborstelkop onderzocht, maar deze waren niet eenduidig te herleiden tot de verdachte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent zijn en dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen. Hierdoor heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte is vrijgesproken. De kosten van de partijen zijn gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01/860222-18]
Strafrecht
Parketnummer: 01/860222-18
Datum uitspraak: 20 maart 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1991] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 maart 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 februari 2020.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij,
in of omstreeks de periode van 31 maart 2017 tot en met 01 april 2017 te
Oss,
[slachtoffer] ,
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen tot het ondergaan
van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
immers heeft hij, verdachte:
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte,
- de kamer door die [slachtoffer] af heeft laten sluiten en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) heeft vastgepakt en/of op zijn schoot heeft vastgehouden en/of
- die [slachtoffer] heeft gemaand stil te zijn en/of
- voorbij is gegaan aan de verzoeken van die [slachtoffer] om te stoppen en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze geen gekke dingen moet doen en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) op de grond heeft geduwd (onder meer) door aan haar haren te trekken en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] (met kracht) naar zijn, verdachtes, geslachtsdeel heeft getrokken en/of hierbij de haren en/of staart en/of hoofd van die [slachtoffer] (met kracht) vast heeft gehouden en/of op -en neergaande bewegingen heeft gemaakt en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij niets mocht vertellen tegen anderen en/of
- misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie waarin die [slachtoffer] zich bevond en/of
- fysiek en/of psychisch en/of feitelijk overwicht op die [slachtoffer] heeft gehad vanwege (onder meer) de verstandelijke beperking van die [slachtoffer] en/of de afhankelijkheidsrelatie bestaande uit het feit dat hij, verdachte, werkzaam is bij de zorginstelling waar die [slachtoffer] verblijft en aldaar haar begeleider was, waardoor die [slachtoffer] niet, in elk geval onvoldoende in staat is geweest weerstand te bieden aan hem, verdachte, en/of
(aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
In de laatste drie regels van de tenlastelegging staat abusievelijk vermeld ‘ [slachtoffer] ’ of ‘ [slachtoffer] ’, waar had behoren te staan ‘ [slachtoffer] ’. De rechtbank ziet dit steeds als een kennelijke verschrijving. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is de verdachte hierdoor niet in zijn rechten geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Ten aanzien van het bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. [slachtoffer] heeft tijdens het studioverhoor verklaard hoe verdachte haar kamer is binnen gekomen, de deur op slot heeft gedaan, haar op zijn schoot heeft getrokken, een vinger in haar vagina heeft gebracht en vervolgens haar heeft gedwongen om hem te pijpen. Nadat verdachte in haar mond was klaargekomen heeft [slachtoffer] het sperma uitgespuugd en meteen daarna haar tanden gepoetst. Op de betreffende tandenborstelkop zijn aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van sperma en een relatief geringe hoeveelheid van Y-chromosomaal DNA. Uit aanvullend onderzoek door het NFI is naar voren gekomen dat het ‘
zeer veel waarschijnlijker’is dat het DNA-spoor van verdachte of van een in de mannelijke lijn aan hem verwante man afkomstig is dan van een willekeurige andere man. Ook zijn er na de verkrachting door verschillende personen heftige emoties en gedragsveranderingen bij [slachtoffer] waargenomen. Ten aanzien van wat er feitelijk precies is gebeurd, kan worden uitgegaan van de verklaringen van [slachtoffer] . Er is geen reden om aan de juistheid van haar verklaringen te twijfelen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft - op gronden zoals verwoord in haar pleitnota - integrale vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij zedenzaken is de bewijsvraag vaak lastig te beantwoorden omdat de lezingen van de aangeefster/slachtoffer en de verdachte veelal lijnrecht tegenover elkaar staan. Dat is in dit geval niet anders. Enerzijds is er de verklaring van [slachtoffer] , die ondersteuning lijkt te vinden in de aangetroffen sporen op haar tandenborstel en pyjama en in de verklaringen van getuigen over haar emoties en gedrag na het incident. Anderzijds is er de stellige ontkenning van verdachte en de verklaring die hij geeft voor de aangetroffen sporen. Deze laatste verklaring vindt steun in de verklaring van zijn echtgenote. De rechtbank dient al deze zaken zorgvuldig tegen elkaar af te wegen.
Wanneer de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] nauwkeurig bekijkt valt een aantal punten op. [slachtoffer] verklaart vanaf het begin consistent over het moeten pijpen van verdachte, terwijl zij pas 6 weken later bij het studioverhoor vertelt - op vragen van de verhoorster of er nog meer is gebeurd - dat verdachte met zijn vingers in haar vagina is geweest. Een duidelijke reden waarom zij dit niet eerder heeft verteld is niet gebleken. Zij verklaart verder de ene keer dat verdachte haar deur op slot heeft gedaan en een andere keer dat zij dat zelf heeft gedaan. Verdachte zou een uur op haar kamer zijn geweest. Hetgeen [slachtoffer] vertelt over wat er toen is gebeurd, past in een aanzienlijk korter tijdsbestek. Ook in het studioverhoor geeft [slachtoffer] weinig details over de precieze manier waarop de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en geeft zij geen invulling aan een tijdsbestek van een uur. Evenmin geeft zij veel details. Het meest concrete wat zij verklaart is dat de penis van verdachte volgens haar besneden was of zo, ‘
daar leek ’t op”.
[slachtoffer] is een jonge vrouw met beperkingen. Dat zou een verklaring kunnen zijn voor het ontbreken van details in haar verklaringen en de overige geconstateerde punten. De rechtbank kan er anderzijds ook niet omheen dat getuigen die [slachtoffer] goed kennen, verklaren dat zij vaker over gebeurtenissen heeft verteld die achteraf zich niet of anders hebben voorgedaan. Hoe dan ook, tegen deze achtergrond is het niet eenvoudig om te beoordelen hoe waarheidsgetrouw haar verklaringen nou precies zijn.
Er zijn naar het oordeel van de rechtbank ook verklaringen in het dossier die afbreuk kunnen doen aan de betrouwbaarheid van [slachtoffer] .
Verdachte heeft ter zitting een verklaring van zijn huisarts overgelegd. Uit die verklaring blijkt dat verdachte
nietbesneden is.
In dit kader acht de rechtbank ook van belang dat [slachtoffer] de dag na het voorval heeft gesproken met [getuige] . Zij heeft aan deze getuige een volledig andere lezing gegeven, namelijk dat verdachte haar op haar buik zoende terwijl hij haar vasthield en dat hij steeds verder naar beneden is gegaan en haar heeft aangeraakt bij haar vagina, totdat zij verdachte een klap gaf. [getuige] is bij de rechter-commissaris erbij gebleven dat dit is wat [slachtoffer] tegen hem heeft gezegd. Deze verklaring wijkt in hoge mate af van de verklaringen die zij bij de politie heeft afgelegd.
Hierdoor ontstaat ruimte voor twijfel aan het waarheidsgehalte van de verklaringen van [slachtoffer] .
Wat vindt de rechtbank verder van belang?
Vast staat dat op de tandenborstelkop van [slachtoffer] sporen zijn aangetroffen met DNA-materiaal van de verdachte. Dit zou kunnen aansluiten bij de verklaring van [slachtoffer] dat zij na het pijpen van verdachte direct haar tanden heeft gepoetst. Verdachte heeft een alternatief scenario aangedragen. Dit scenario houdt in dat hij, nadat hij op de kamer van [slachtoffer] is geweest, heeft gedoucht, waarbij hij zijn kleren – waaronder zijn onderbroek – in een tas op de gang heeft geplaatst. Later bleek dat hij nadien zijn onderbroek miste. Op die onderbroek bevonden zich spermavlekken van verdachte omdat hij eerder op diezelfde dag seks had gehad met zijn vrouw waarbij hij klaarkwam en daarbij zijn sperma - onder meer - terechtkwam op zijn (onder)broek, alsmede dat hij in die periode vaak spontaan zaadlozingen in zijn onderbroek had. Verdachte stelt dat [slachtoffer] zijn onderbroek tijdens het douchen heeft weggenomen - hij had slaapdienst en tegen haar gezegd dat hij zou gaan douchen - en met haar tandenborstelkop over de op die onderbroek aanwezige spermavlekken heeft gewreven waardoor zijn DNA op de tandenborstelkop terecht is gekomen. De echtgenote van verdachte heeft verklaard dat hij tegen haar een dag na het voorval heeft verteld dat hij zijn onderbroek miste. Ze heeft ook verklaard dat verdachte voor aanvang van zijn dienst seks met haar heeft gehad en dat daarbij sperma op zijn kleding terecht is gekomen.
De rechtbank acht het scenario dat verdachte schetst niet zonder meer aannemelijk, maar ook niet volstrekt onmogelijk. Verder zijn de aangetroffen sporen op de pyjama van [slachtoffer] niet te herleiden tot verdachte en passen zij in beide scenario’s.
Alles tegen elkaar afwegende kan de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat verdachte het aan hem tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Er is te veel ruimte voor twijfel. De door derden bij [slachtoffer] waargenomen emoties en gedragsverandering leggen in dit verband te weinig gewicht in de schaal.
Dit betekent dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken.

De vordering van de benadeelde partij.

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan
vrij.
verklaartde benadeelde partij
[slachtoffer]niet-ontvankelijk in de vordering.
De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging, voorzitter,
mr. W.A.H.A Schnitzler-Strijbos en mr. A.W.A. Kap-Knippels, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.E.H. Eijkhout, griffier,
en is uitgesproken op 20 maart 2020.