[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op 1 juli 1998,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: PI Sittard.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 juni 2019, 16 augustus 2019, 25 oktober 2019, 16 januari 2020, 13 februari 2020 en
3 maart 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 april 2019.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 25 oktober 2019 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 november 2018 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer 200 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s)
- met bedekt(e) gezicht(en) die cafetaria is/zijn binnengegaan en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 3] heeft/hebben vastgepakt en/of
- achter de toonbank naar de kassa is/zijn gelopen en/of
- meermalen tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd: "Kassa open maken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- (daarbij) een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 3] heeft/hebben getoond, in elk geval (daarbij) dreigend zijn,
verdachtes, hand voor zijn, verdachtes, broeksband en/of buik heeft/hebben gehouden;
2.
hij op of omstreeks 09 november 2018 te Aarle-Rixtel, gemeente Laarbeek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen hoeveelheid geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
B.
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn, verdachtes, mededader(s)
- (met kracht) de deur van die cafetaria heeft/hebben opengeduwd, althans heeft/hebben getracht open te duwen en/of
- die [slachtoffer 5] heeft/hebben vastgegrepen en/of vastgepakt en/of
- een vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer 5] heeft/hebben gedrukt en/of gericht (gehouden) en/of
- (vervolgens) met een vuurwapen, althans met een hard en/of zwaar voorwerp meermalen, althans eenmaal met (aanzienlijke) kracht op/tegen het (voor)hoofd van die [slachtoffer 5] heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 19 december 2018 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer 200 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij,
verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s)
- met bedekt(e) gezicht(en) die cafetaria is/zijn binnengegaan en/of
- (vervolgens) een mes, in elk geval een schep en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer 7] heeft/hebben voorgehouden en/of getoond en/of met dit voorwerp zwaaiende bewegingen naar en/of in de richting van die [slachtoffer 7] heeft/hebben gemaakt en/of
- tegen die [slachtoffer 7] heeft/hebben geschreeuwd/geroepen: "Kassa, kassa" en/of
- (vervolgens) over de kassabalie is/zijn gesprongen en/of
- meermalen tegen die [slachtoffer 7] heeft/hebben geschreeuwd/geroepen: "Kassa" en/of "Geweer", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 08 januari 2019 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (tot op heden onbekend) geldbedrag en/of een of meer pakjes sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij bezit van het gestolene te verzekeren,
B.
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 8] heeft gedwongen tot de afgifte van een (tot op heden onbekend) geldbedrag en/of een of meer pakjes sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), als volgt heeft/hebben gehandeld,
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- met bedekt(e) gezicht(en) dat tankstation is/zijn binnengegaan en/of
- tegen die [slachtoffer 8] heeft/hebben gezegd: "Geld, geld" en/of "sigaretten, sigaretten", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- (daarbij) een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 8] heeft/hebben voorgehouden en/of getoond en/of
- een mes, in elk geval een schep en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer 8] heeft/hebben voorgehouden en/of getoond.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsbeslissing.
Een dossier van de regiopolitie Eenheid Oost-Brabant, District Recherche Helmond, met [zaaknummer] , onderzoek “Gustrow” afgesloten d.d. 22 juli 2019, aantal doorgenummerde bladzijden: 2702. Dit dossier bevat een verzameling processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden;
2. Een (aanvullend) proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 11 december 2019, inhoudende de verklaring van verdachte;
3. Een (aanvullend) proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 3 januari 2020, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] ;
4. Een proces-verbaal van verhoor [getuige] , opgemaakt d.d. 21 januari 2020 door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken.
Inleiding.
In de periode van 1 november 2018 tot en met 9 februari 2019 hebben meerdere gewapende overvallen plaatsgevonden op cafetaria’s, supermarkten en benzinestations in de regio Helmond, Beek en Donk, Aarle-Rixtel, Nuenen en Valkenswaard. Dit heeft er toe geleid dat onder leiding van de officier van justitie het opsporingsonderzoek Gustrow werd gestart.
Bij het opsporingsteam werd al vrij snel duidelijk dat bij de overvallen veelal twee negroïde personen betrokken waren die het gemunt hadden op geld en sigaretten en daarbij niet schuwden om geweld te gebruiken dan wel daarmee te dreigen. Aan de hand van een vergelijking van de signalementen van de betrokken daders, de modus operandi en de herkenning van [medeverdachte 1] bij een van de overvallen, ontstond het vermoeden dat hij samen met anderen verantwoordelijk was voor meerdere overvallen in deze regio.
Om een compleet beeld te kunnen krijgen van [medeverdachte 1] en zijn netwerk, werden diverse opsporingsmiddelen toegepast, waardoor het opsporingsteam onder meer de beschikking kreeg over veel gevoerde communicatie en ook over steeds meer feitelijke gegevens. Zo kwamen ook andere personen en telefoonnummers in beeld, waarop vervolgens een tap werd aangesloten en waarvan de historische gegevens en/of mastgegevens werden opgevraagd. Op deze wijze kwamen meerdere personen in beeld en werd het onderzoek naar deze personen uitgebreid.
Uiteindelijk heeft het onderzoek geleid tot de aanhouding van verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] , die onderworpen zijn aan meerdere verhoren.
Het Openbaar Ministerie is tot de conclusie gekomen dat verdachte binnen deze groep verantwoordelijk is voor een aantal overvallen en maakt hem thans het verwijt dat hij – al dan niet met een ander – zich schuldig heeft gemaakt aan:
- een overval op [benadeelde 1] op 2 november 2018 in Nuenen (feit 1);
- een poging tot een overval op [benadeelde 2] op 9 november 2018 in Aarle-Rixtel (feit 2);
- een overval op [benadeelde 3] op 19 december 2018 in Beek en Donk (feit 3) en;
- een overval op [benadeelde 4] op 8 januari 2019 in Helmond (feit 4).
Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte heeft bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 1 en feit 2 is ten laste gelegd. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen inleidende opmerkingen.
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of op grond van de door de officier van justitie gepresenteerde bewijsmiddelen, ontleend aan de inhoud van het procesdossier, geoordeeld kan worden dat verdachte de hem verweten strafbare feiten heeft begaan. De rechtbank kan eerst dan tot het oordeel komen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, indien zij uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen. Met andere woorden: dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan moet boven elke redelijke twijfel verheven zijn. Indien deze juridische lat niet wordt gehaald, behoort de verdachte vrijgesproken te worden van hetgeen hem wordt verweten.
Aan verdachte wordt een viertal gewapende overvallen ten laste gelegd. Dat deze overvallen hebben plaatsgevonden, staat niet ter discussie. De vraag is of verdachte aan deze feiten een strafrechtelijk relevante bijdrage heeft geleverd die gekwalificeerd kan worden als (mede)plegen van of medeplichtig zijn bij/tot deze feiten.
De officier van justitie komt tot de conclusie dat verdachte een strafrechtelijk relevante bijdrage heeft geleverd aan de ten laste gelegde gewapende overvallen onder feit 1 tot en met feit 4, waarbij de officier van justitie met name gewicht heeft toegekend aan de jegens verdachte afgelegde belastende verklaringen door [medeverdachte 1] en [getuige] .
Door de verdediging is op de terechtzitting verweer gevoerd ten aanzien van de betrouwbaarheid van de door [medeverdachte 1] en [getuige] afgelegde verklaringen.
Voordat de rechtbank de haar voorliggende vraag zal beantwoorden, zal zij hierna eerst aandacht besteden aan de bewijswaarde van de verklaringen van [medeverdachte 1] en [getuige] en wat dit betekent bij de beoordeling van de feiten in de onderhavige zaak.
De verklaring van de medeverdachte.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] ten overstaan van de politie belastend heeft verklaard over het aandeel dat verdachte heeft gehad bij de ten laste gelegde gewapende overvallen. De vraag is of deze verklaringen als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Bij de beantwoording van die vraag neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie een aantal verklaringen afgelegd. In zijn eerste verklaringen ontkent de medeverdachte. De medeverdachte wijzigt op enig moment zijn proceshouding en geeft openheid van zaken. In die verklaringen belast de medeverdachte, naast verdachte, zichzelf in grote mate. Hij bekent dan de aan hem ten laste gelegde feiten. Van het afschuiven van verantwoordelijkheid op verdachte is geen sprake. De rechtbank stelt verder vast dat de belastende verklaringen steun vinden in het dossier.
Verdachte en zijn medeverdachte (wiens zaken gelijktijdig hebben gediend) hebben op de terechtzitting over en weer elkaar beschuldigd dan wel elkaar tegengesproken. Hoewel de strafzaken tegen hen niet gevoegd zijn behandeld, kan de rechtbank haar ogen niet sluiten voor deze feiten en omstandigheden. Dat de vriendenrelatie voorbij lijkt te zijn en dat verdachte en zijn medeverdachte thans in onmin leven, is daarmee dan ook een gegeven.
De betrouwbaarheid van de door de medeverdachte afgelegde verklaringen kunnen beïnvloed worden door motieven die de medeverdachte, om welke reden dan ook, kan hebben om belastend over verdachte te verklaren. Een mogelijk motief is door verdachte echter niet gegeven.
Van andere omstandigheden die de betrouwbaarheid van de verklaringen van de medeverdachte aantasten is de rechtbank niet gebleken.
Op basis van het voorgaande merkt de rechtbank de verklaringen van de medeverdachte aan als betrouwbaar. Dat betekent dat deze verklaringen voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Dat neemt niet weg dat voor de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten voldoende ondersteunend bewijs noodzakelijk is.
Het vorenstaande betekent concreet dat de rechtbank bij de ten laste gelegde feiten waarvan de verklaring van de medeverdachte een belangrijk onderdeel uitmaakt van het bewijs slechts dan tot het wettig en overtuigend bewijs zal kunnen komen, indien de belastende verklaringen van de medeverdachte in belangrijke mate steun vinden in overige bewijsmiddelen. Als de verklaringen van de medeverdachte niet of in mindere mate worden ondersteund door enig ander bewijsmiddel dient de rechtbank verdachte – bij gebrek aan overtuigend bewijs – vrij te spreken van hetgeen hem wordt verweten.
De verklaring van de getuige.
Naast de belastende verklaringen van de [medeverdachte 1] , heeft ook de [getuige] jegens verdachte belastende verklaringen afgelegd. Van deze getuige is komen vast te staan dat zij ten tijde van de ten laste gelegde feiten psychisch problemen kende. Dit kan van invloed zijn geweest op de verklaringen die deze getuige bij de politie en later ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd over de gebeurtenissen waarvan zij heeft verklaard getuige te zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is er ook sprake van dat er op onderdelen door de getuige wisselend wordt verklaard. De rechtbank is van oordeel dat voorkomende wisselingen in de verklaringen kunnen worden begrepen in het licht van hetgeen is gebleken omtrent de persoon van de getuige en dat hoewel de verklaring van de getuige op detailpunten wellicht onjuistheden bevat, haar verklaring naar het oordeel van de rechtbank in de kern wel telkens hetzelfde gebleven. Concreet betekent dit dan ook dat de rechtbank de door de getuige afgelegde verklaringen die hierna aan de orde zullen komen geloofwaardig en betrouwbaar acht en dat zij die verklaringen voor het bewijs zal bezigen.
De beantwoording van de vraag of de ten laste gelegde feiten zijn bewezen.
De vraag of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is, zal hierna per ten laste gelegde feit worden besproken, uitmondende in een conclusie of tot een bewezenverklaring of tot een vrijspraak wordt gekomen.
ten aanzien van feit 1:
De rechtbank acht op grond van de navolgende feiten en omstandigheden, bezien in het licht van hetgeen de rechtbank hierna zal overwegen, wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd.
De redengevende feiten en omstandigheden.
een proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 2 november 2018, bron 1, dossierpagina’s 427-429, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
(p. 427) Ik doe aangifte van diefstal met geweld op 2 november 2018 in/uit [benadeelde 1] gelegen aan de [adres 2] , gemeente Nuenen Ca. Ik ben samen met mijn ouders eigenaar van deze cafetaria. Om 21.00 uur werd ik door mijn moeder gebeld. Ik hoorde dat ze mij vertelde dat er net een overval was gepleegd. Ik ben weer teruggegaan en hoorde dat mijn vader vertelde dat er twee jongens de friettent in kwamen gelopen. Ze liepen naar de achterkant van de zaak en gingen via het klapdeurtje achter de toonbank. Op dat moment riepen beide jongens dat de kassa open moest. Mijn vader liep naar de kassa met de twee mannen achter zich en heeft de kassalade geopend. Hierop is de man met capuchon en wapen naar de kassa gelopen en heeft alleen de biljetten uit de kassalade genomen. Dit waren 5, 10 en 20 euro biljetten. Totaal ongeveer 200 euro. Mijn vader zag dat de dader met capuchon de biljetten in zijn handen hield en beide wegliepen via het klapdeurtje naar de voordeur. Buiten zijn ze linksaf gegaan. (p. 428) Mijn vader kan de daders als volgt omschrijven:
Man 1 : 1.70m groot, smal postuur, heel donker getinte huidskleur, capuchon jas donkere
kleur, sprak Nederlands.
Man 2 : 1.70m groot, smal postuur, hele donkere huidskleur, donkere jas, soort petje dat
voor zijn ogen zat (geen bivakmuts), sprak Nederlands.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
een proces-verbaal van verhoor aangever, opgemaakt d.d. 6 november 2018, bron 1, dossierpagina’s 432-436, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] :
(p. 433) Er kwamen twee mensen naar binnen rennen. Een met muts, de andere met een capuchon. Ze pakten me vast en vroegen me om de kassa open te maken. (p. 434) De overvallers kwamen achter de balie staan. Een overvaller heeft een paar keer gezegd dat ik de kassa moest openmaken. Ik had geen keuze. Hij pakte het geld en ging weg. Een van de overvallers zag er erg agressief uit. Hij had een hand voor zijn buik en ik dacht dat er misschien een wapen onder zat. Ik heb geen wapen gezien. De tweede overvaller stond achter de eerste overvaller. Hij heeft niets meer gezegd.
een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 21 januari 2020 door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, bron 4, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de verklaring van [getuige] :
Mij worden dingen gevraagd over Nuenen en daarbij wordt gezegd dat dat gaat over
2 november 2018. Ik ben toen opgehaald op het station in Eindhoven door [medeverdachte 3] . [verdachte] en [medeverdachte 1] zaten al in de auto. We zijn toen naar Nuenen gereden. [medeverdachte 3] is naar het centrum van Nuenen gereden en daar zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] uitgestapt. Ik heb ze op enig moment terug zien komen rennen en zij zijn toen ingestapt. Ik heb die avond geen andere Somalische jongens gezien.
een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 20 maart 2019, bron 1, dossierpagina’s 477-480, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de verklaring van [getuige] :
(p. 493) [medeverdachte 1] droeg een donkerblauwe jas met capuchon. [verdachte] had ook een donker blauwe jas aan.
een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 3 januari 2020, bron 3, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] :
Over de overval op [benadeelde 1] kan ik verklaren dat ik dat met [verdachte] [
de rechtbank begrijpt: [verdachte]] heb gedaan. Ik moest [verdachte] die mes geven en ik moest die wapen, een nep pistool, pakken. Toen moest ik schreeuwen tegen die man. Ik riep “open die kassa, snel”. Toen deed hij die kassa open en toen zijn wij in de auto gestapt.
een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 11 december 2019, bron 2, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de verklaring van verdachte:
Het klopt dat ik op 2 november 2018 in de avond in Nuenen was. Deze avond zaten we in de auto van [medeverdachte 3] . Ik zat er samen in met [getuige] en [medeverdachte 1] [
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]]. Vanuit Eindhoven zijn we naar Nuenen gereden.
Nadere bewijsoverwegingen.
De verklaring van [medeverdachte 1] maakt ten aanzien van het onderhavige ten laste gelegde een belangrijk onderdeel uit van het bewijs tegen verdachte. Op de gronden zoals hiervoor in algemene zin is overwogen, dient die verklaring echter in belangrijke mate gesteund te worden door enig ander bewijsmiddel. Het bestaan van steunbewijs is door de verdediging betwist, maar de rechtbank is een ander oordeel toegedaan.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [medeverdachte 1] op meerdere punten wordt gesteund. In dat kader wijst de rechtbank op de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij die avond met onder meer [medeverdachte 1] en [getuige] samen in Nuenen is geweest. [getuige] beaamt deze verklaring en voegt daaraan toe dat zij ook heeft gezien dat [medeverdachte 1] en verdachte op enig moment uit de auto zijn gestapt, een poosje zijn weggeweest en later rennend naar de auto zijn gekomen, waarna zij allen zijn weggereden.
De rechtbank heeft op de gronden zoals hiervoor in algemene zin overwogen geen enkele aanleiding om aan die verklaring te twijfelen. De door deze getuige afgelegde verklaring past weer in de verklaring van de aangever dat hij is overvallen door twee donkere jeugdige jongens waarbij een signalement is opgegeven dat past bij de uiterlijke kenmerken van [medeverdachte 1] en verdachte alsook in de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij met verdachte een overval heeft gepleegd.
Het voorgaande maakt dan ook dat de verklaring van [medeverdachte 1] naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen als na te melden. Ook de voor het medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] is op grond van de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen in voldoende mate komen vast te staan. Naar het oordeel van de rechtbank is de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde van voldoende gewicht geweest.
ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht op grond van de navolgende feiten en omstandigheden, bezien in het licht van hetgeen de rechtbank hierna zal overwegen, wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd.
De redengevende feiten en omstandigheden.
een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 9 november 2018, bron 1, dossierpagina’s 550-551, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(p. 550) Op 9 november 2018 omstreeks 22.00 uur kregen wij de melding dat er gepoogd was om een overval te plegen op [benadeelde 2] , gelegen aan de [adres 3] in Aarle-Rixtel. Ter plaatse gekomen spraken wij [slachtoffer 5] (man) [
de rechtbank begrijpt. [slachtoffer 5]] en [slachtoffer 4] (vrouw), de eigenaren van de cafetaria. Wij hoorden de man tegen ons zeggen dat hij op 9 november 2018 om 21.30 uur de cafetaria had gesloten. Wij hoorden dat de man zei dat hij hoorde dat er op de ruit van de cafetaria werd geklopt. Wij hoorden dat [slachtoffer 5] zei dat de onbekende man vervolgens met kracht de deur open drukte. Ook zag hij dat er op dat moment een tweede voor hem onbekende man met een Afrikaans uiterlijk naar de deur van de cafetaria kwam lopen. Wij hoorden dat [slachtoffer 5] zei dat hij zag dat een zwart handvuurwapen en een mes werd getrokken. Wij hoorden dat [slachtoffer 5] zei dat hij vervolgens met kracht met de kolf van het vuurwapen tegen zijn voorhoofd werd geslagen door de eerste onbekende man. Wij zagen dat er een rode, licht gezwollen plek op het voorhoofd van [slachtoffer 5] te zien was. Wij hoorden dat [slachtoffer 5] zei dat hij de twee onbekende mannen met kracht de deur van de cafetaria uitgewerkt heeft en dat de mannen vanuit de cafetaria linksaf wegvluchtten.
een proces-verbaal van verhoor aangeefster, opgemaakt d.d. 11 november 2018, bron 1, dossierpagina’s 552-556, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] :
(p. 552) Ik doe aangifte van een poging overval welke gepleegd is op 9 november 2018 om 21.35 uur. (p. 553) Op 9 november 2018 om 21.35 uur deed mijn man de deur van onze zaak [benadeelde 2] in Aarle-Rixtel op slot en deed het rolgordijntje bij de ramen en bij het raam van de voordeur naar beneden. Meteen toen het rolgordijn naar beneden was, werd op het raam van de voordeur geklopt. Ik deed het rolgordijn iets open en zag toen een zwarte jongen staan. (p. 554) De jongen maakte een gebaar met zijn hand alsof hij bedoelde dat hij wat drinken wilde. Ik deed het rolgordijn omhoog en maakte de deur open. De deur was een stukje open en de jongen duwde meteen de deur open. Op hetzelfde ogenblik stapte mijn man naar voren en ging voor de jongen staan. Mijn man duwde die jongen weg, maar hij voelde dat de jongen die hij naar buiten duwde hem met zijn linkerhand vast pakte. De arm van mijn man werd omarmd door de arm van de jongen. Op het moment dat zij nog aan het duwen zijn, liep ik naar achteren. Toen ik terug kwam zag ik ineens dat er een andere jongen met zwarte huidskleur aan kwam gelopen. De tweede jongen pakte de linkerarm van mijn man, terwijl de eerste jongen nog de rechterarm van mijn man vast had. Ze hadden mijn man beiden vast en probeerden hem nog steeds naar binnen te duwen. (p. 555) Mijn man bleef hard roepen, omdat hij hoopte dat er iemand zou komen helpen. Toen de eerste jongen zag dat de andere jongen weg ging, liet hij mijn man los en liep ook weg.
een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 21 januari 2020 door de rechter-commissaris, bron 4, belast met de behandeling van strafzaken, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de verklaring van [getuige] :
[medeverdachte 3] heeft mij opgehaald op het station en toen hij mij ophaalde zaten [verdachte] en [medeverdachte 1] al in de auto. We zijn naar het huis van [medeverdachte 3] gereden en daar is hij naar binnen geweest. Voordat we daar naartoe reden heeft [medeverdachte 3] [verdachte] en [medeverdachte 1] ergens afgezet in Aarle-Rixtel. [medeverdachte 3] heeft ze later opgehaald. Ik heb die avond geen andere Somalische jongens gezien. Ik heb die avond gezien dat [verdachte] een pistool had. Hij heeft mij dat laten zien.
een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 11 april 2019, bron 1, dossierpagina’s 573-5860, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de verklaring van [getuige] :
(p. 585) Op de vraag of ze [
de rechtbank begrijpt: verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte]] nog iets gezegd hebben toen ze weer instapten, zeg ik ja, iets van dat het heel moeilijk ging en dat het niet makkelijk ging of zoiets.
een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 3 januari 2020, bron 2, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] :
Op de vraag wat ik weet van de poging overval op [benadeelde 2] in Aarle-Rixtel op 9 november 2018 zeg ik dat ik dat met [verdachte] [
de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]] heb gedaan. [verdachte] klopte op de deur, omdat hij frisdrank wilde hebben. Die man opende de deur. Die man luisterde niet. Bij deze overval hadden we geen geld, omdat die man mensen ging roepen. Alleen [verdachte] en ik waren hierbij betrokken.
een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 11 december 2019, bron 2, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de verklaring van verdachte:
Op de vraag wat ik weet van de poging overval op [benadeelde 2] in Aarle-Rixtel op 9 november 2018 kan ik zeggen dat ik met [getuige] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] [
de rechtbank begrijpt respectievelijk: [getuige] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]] in de auto heb gezeten.
Nadere bewijsoverwegingen.
De verklaring van [medeverdachte 1] maakt ten aanzien van het onderhavige ten laste gelegde een belangrijk onderdeel uit van het bewijs tegen verdachte. Op de gronden zoals hiervoor in algemene zin is overwogen, dient die verklaring echter in belangrijke mate gesteund te worden door enig ander bewijsmiddel. Het bestaan van steunbewijs is door de verdediging betwist, maar de rechtbank is ook voor wat betreft dit ten laste gelegde feit een ander oordeel toegedaan.
De rechtbank stelt immers vast dat de verklaring van [medeverdachte 1] ook hier weer op meerdere punten wordt gesteund. In dat kader wijst de rechtbank op de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij die avond met onder meer [medeverdachte 1] en [getuige] samen in Aarle-Rixtel is geweest. [getuige] beaamt deze verklaring en voegt daaraan toe dat zij ook heeft gezien dat [medeverdachte 1] en verdachte op enig moment uit de auto zijn gestapt, dat ze een poosje zijn weggeweest en toen ze weer instapten in de auto hoorde dat zij er over spraken dat het moeilijk ging. De rechtbank heeft op de gronden zoals hiervoor in algemene zin overwogen geen enkele aanleiding om aan die verklaring te twijfelen. De door deze getuige afgelegde verklaring past weer in de verklaring van de aangever dat hij is overvallen door twee donkere jeugdige jongens, dat hij heeft tegengestribbeld en dat de overvallers daardoor geen buit hebben kunnen maken alsook in de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij met verdachte een overval heeft gepleegd, maar dat zij geen buit hebben kunnen maken doordat aangever niet meewerkte.
Het voorgaande maakt dan ook dat de verklaring van [medeverdachte 1] naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank is het ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen als na te melden. Ook de voor het medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] is op grond van de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen in voldoende mate komen vast te staan. Naar het oordeel van de rechtbank is de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde van voldoende gewicht geweest.
ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten:
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder feit 3 en feit 4 op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- een proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 20 december 2018, bron 1, dossierpagina’s 961-964, inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 7] ;
- een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 11 december 2019, bron 2, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
- een proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 8 januari 2019, bron 1, dossierpagina’s 1151-1153, inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 8] ;
- een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 11 december 2019, bron 2, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte/opgesomde bewijsmiddelen – bezien in het licht van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen – komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 2 november 2018 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer 200 euro), toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte, en zijn mededader
- die cafetaria zijn binnengegaan en
- (vervolgens) die [slachtoffer 3] hebben vastgepakt en
- achter de toonbank naar de kassa zijn gelopen en
- meermalen tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd: "Kassa open maken" en
- (daarbij) dreigend zijn, verdachtes, hand voor zijn, verdachtes, broeksband en/of buik heeft/hebben gehouden.
2.
op 9 november 2018 te Aarle-Rixtel, gemeente Laarbeek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander,
A.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
B.
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn, verdachtes, mededader
- (met kracht) de deur van die cafetaria heeft opengeduwd en
- die [slachtoffer 5] hebben vastgegrepen en/of vastgepakt en
- (vervolgens) met een vuurwapen, met (aanzienlijke) kracht tegen het (voor)hoofd van die [slachtoffer 5] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
op 19 december 2018 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer 200 euro), toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [slachtoffer 6] , welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
- met bedekte gezichten die cafetaria zijn binnengegaan en
- vervolgens een mes aan die [slachtoffer 7] hebben voorgehouden en/of getoond en met dit voorwerp zwaaiende bewegingen naar en/of in de richting van die [slachtoffer 7] heeft gemaakt en
- tegen die [slachtoffer 7] heeft geroepen: "Kassa, kassa" en
- (vervolgens) over de kassabalie is gesprongen en
- meermalen tegen die [slachtoffer 7] heeft geroepen: "Kassa" en "Geweer".
4.
op 8 januari 2019 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 8] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en pakjes sigaretten, toebehorende aan [benadeelde 4] B.V., hebbende/is hij, verdachte en/of zijn mededader,
- dat tankstation binnengegaan en
- tegen die [slachtoffer 8] : "Geld, geld" en "sigaretten, sigaretten" en
- een pistool aan die [slachtoffer 8] voorgehouden en/of getoond en
- een mes aan die [slachtoffer 8] voorgehouden en/of getoond.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregelen.
De eis van de officier van justitie.
De vordering van de officier van justitie strekt tot veroordeling van verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte heeft – voor het geval de rechtbank bewezen zou verklaren hetgeen de verdachte is ten laste gelegd – bepleit dat volstaan dient te worden met oplegging van een gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met daarbij de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden én een proeftijd van twee jaar.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Feiten waarop de straf is gebaseerd.
Verdachte heeft met zijn medeverdachte in een periode van twee maanden gewapende overvallen gepleegd op drie cafetaria’s en een tankstation. In één geval is het bij een poging gebleven. Niet omdat verdachte het kwade van zijn handelen inzag, maar door het kordate optreden van de betreffende cafetariahouder. De door verdachte gepleegde feiten zijn voor de betrokken slachtoffers vaak zeer beangstigend. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke overvallen veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden en ook in de onderhavige zaak is daarvan gebleken. Verdachte en zijn medeverdachten hebben hun eigen financiële motieven telkens voorop laten staan en hebben geen enkel oog gehad voor de ellende die zij bij de slachtoffers aanrichtten. Naast het persoonlijke leed dat de directe slachtoffers is aangedaan, veroorzaken dergelijke gewelddadige feiten in de samenleving grote gevoelens van onrust en onveiligheid. De rechtbank acht het zorgwekkend dat verdachte is overgegaan tot het plegen van deze ernstige feiten. Gelet op de brutaliteit en gemak waarmee te werk is gegaan, lijkt het erop alsof het voor verdachte de normaalste zaak van de wereld is om dit soort feiten te plegen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 10 januari 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten als hetgeen thans is bewezenverklaard. Dit heeft daarom geen strafverzwarende invloed.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het advies van de reclasseringswerker van
15 juli 2019 en 30 januari 2020, waarin onder meer de problematische leefgebieden van verdachte in kaart worden gebracht en geadviseerd wordt om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij de in het rapport van 15 juli 2019 neergelegde bijzondere voorwaarden.
Omstandigheden ten voordele van de verdachte.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat zij het aannemelijk acht dat verdachte een moeilijke jeugd heeft gehad in zijn land van herkomst dat al jaren door oorlog wordt geteisterd. De rechtbank neemt ook aan dat de gebeurtenissen in zijn thuisland in belangrijke mate hebben bijgedragen aan de scheefgroei van verdachtes ontwikkeling en hem uiteindelijk gevormd hebben tot de persoon die hij nu is. Dat verdachte hier niet zelf voor heeft gekozen, staat wat de rechtbank betreft buiten kijf.
Ook de jeugdige leeftijd van verdachte (ten tijde van de ten laste gelegde feiten 20 jaar) is een omstandigheid die de rechtbank in het voordeel van verdachte zal meewegen bij de straf die aan hem zal worden opgelegd.
De aan verdachte op te leggen straf.
De ernst van de door verdachte begane feiten rechtvaardigen zonder meer de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf en geven als uitgangspunt voor één voltooide overval op een winkel (dan wel benzinestation) met licht geweld en/of bedreiging met geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar. Voor een poging tot overval dient het oriëntatiepunt indachtig het wettelijk strafmaximum met een derde verminderd te worden, zodat het uitgangspunt in zo’n geval op een gevangenisstraf van 16 maanden neerkomt.
De rechtbank zal voor één van de ten laste van verdachte bewezenverklaarde overvallen als startpunt het hiervoor bedoelde uitgangspunt van 2 jaar gevangenisstraf hanteren. Voor iedere extra bewezenverklaarde overval zal de rechtbank dit met één jaar gevangenisstraf verhogen. Het vorenstaande maakt dat de rechtbank als uitgangspunt op een gevangenisstraf komt van 5 jaar.
De rechtbank houdt verder in het voordeel van verdachte rekening met de strafmatigende omstandigheden die zij hiervoor heeft beschreven. De rechtbank houdt ook rekening met de omstandigheid dat het geweld of de bedreiging daarmee bij de door verdachte begane strafbare feiten beperkt en de buit gering is gebleven.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
De rechtbank zal de reclasseringswerker niet volgen in het advies om verdachte tot een deels voorwaardelijke straf te veroordelen. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke afdoening geen recht zou doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal hiermee een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt, maar vooral acht de rechtbank voor deze nog zeer jonge verdachte toch nog enig perspectief noodzakelijk.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
Algemeen inleidende opmerkingen.
De rechtbank zal hierna over gaan tot de bespreking van de vorderingen van de benadeelde partijen. Voordat de rechtbank daartoe overgaat, acht zij het van belang om in algemene zin enkele opmerkingen te maken over vorderingen benadeelde partij in het strafproces. Daarna zal de rechtbank per vordering van de benadeelde partij een beslissing nemen.
Uitgangspunten beoordeling vorderingen benadeelde partij in het strafprocesrecht.
Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit kan zich als benadeelde partij voegen in het strafproces met een vordering tot vergoeding van die schade. Op die vordering van de benadeelde partij is het materiële burgerlijk recht van toepassing. Voor vergoeding aan de benadeelde partij komt slechts in aanmerking de schade die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige gedragingen van de verdachte, voor zover deze schade aan de verdachte kan worden toegerekend. Deze schade kan bestaan uit vermogensschade en ander nadeel (immateriële schade). Op de benadeelde partij die een vordering instelt rust in beginsel de last de feiten en omstandigheden te stellen – en in geval van betwisting daarvan bewijs bij te brengen – die tot toewijzing van de vordering kunnen leiden.
In het geval de verdediging de vordering van de benadeelde partij betwist, zal de rechter aan de hand van de onderbouwing van de stellingen over en weer moeten beoordelen of de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering kunnen leiden in voldoende mate zijn komen vast te staan.
In het geval de verdediging de vordering van de benadeelde partij niet (gemotiveerd) betwist, zal de rechter uitgaan van de juistheid van de daaraan ten grondslag gelegde feiten en zal de vordering in de regel worden toegewezen, tenzij de vordering onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Indien de omvang van de schade zonder nader onderzoek dat een onevenredige vertraging van het strafgeding zou opleveren niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, kan die omvang in veel gevallen worden geschat. De begroting van immateriële schade geschiedt naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval.
Met de mogelijkheid tot het indienen van een vordering door benadeelde partijen heeft de wetgever beoogd binnen het strafproces te voorzien in – kort gezegd – een eenvoudige en laagdrempelige procedure die ertoe leidt dat personen die schade hebben geleden als gevolg van een strafbaar feit zoveel mogelijk schadeloos worden gesteld. Indien echter de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van de rechter een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, kan de rechter bepalen dat die vordering in het geheel of ten dele niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij haar vordering, of het deel van de vordering dat niet ontvankelijk is, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De bespreking van de vorderingen van de benadeelde partijen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 104,93 aan materiële schadevergoeding en
€ 1.250,00 aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit een bedrag van € 89,99 voor de kosten van de aanschaf van beveiligingssysteem, € 4,94 voor de gemaakte reiskosten en € 10,00 voor de gemaakte parkeerkosten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij integraal zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte heeft betoogd dat de rechtbank de benadeelde partij, behoudens hetgeen is verzocht aan reis- en parkeerkosten, niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde onder feit 2 rechtstreekse schade heeft geleden. Het door de raadsvrouwe gehouden betoog dat voor een immateriële schadevergoeding geen plaats zou zijn, slaagt niet aangezien het door de raadsvrouwe aangehaalde arrest specifiek ziet op gevallen van immateriële schadevergoedingen bij woninginbraken. Daarvan is in de onderhavige vordering geen sprake. Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, zoals een en ander is gebleken uit het procesdossier (met name het geweld dat de benadeelde partij heeft moeten incasseren) en de toelichting op de vordering van de benadeelde partij, is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding billijk is.
Hetzelfde geldt voor het gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding, met uitzondering van het bedrag van € 89,99 voor de aanschaf van een beveiligingssysteem. Deze kostenpost is naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 14,94 als materiële schadevergoeding en een bedrag van € 1.250,00 als immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij zal voor het overige gedeelte van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard en kan dit deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder zal verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 34,75 aan materiële schadevergoeding en
€ 1.000,00 aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit een bedrag van € 24,75 voor de ten behoeve van het bijwonen van de zitting gemaakte reiskosten en € 10,00 voor de gemaakte parkeerkosten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij integraal zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van de verdachte heeft betoogd dat de rechtbank de benadeelde partij, behoudens hetgeen is verzocht aan reis- en parkeerkosten, niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
Het oordeel van de rechtbank.
De behandeling van de vordering tot een immateriële schadevergoeding levert, nu deze door de verdediging gemotiveerd is betwist, een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding zijn kosten die gemaakt zijn in het kader van het bijwonen van de zitting. Daarom merkt de rechtbank deze kosten aan als proceskosten. Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zijn er geen termen aanwezig om de gevorderde proceskosten toe te wijzen.
Concreet betekent dit dat de benadeelde partij in de gehele vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal bepalen dat de kosten van partijen gecompenseerd zal worden, zodat elke partij de eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 104,75 aan materiële schadevergoeding en
€ 1.000,00 aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de kosten die gemaakt zijn voor het opvragen van medische informatie.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij integraal zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van de verdachte heeft betoogd dat de rechtbank een bedrag van € 750,00 aan immateriële schadevergoeding zal toewijzen en de benadeelde partij voor het meer of anders verzochte niet-ontvankelijk zal verklaren.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde onder feit 2 rechtstreekse schade heeft geleden. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank echter bovenmatig voor. Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, zoals gebleken uit het procesdossier en de toelichting op de vordering van de benadeelde partij, acht de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 750,00 toewijsbaar.
Hetzelfde geldt voor het gevorderde bedrag van € 104,75 aan materiële schadevergoeding. Dat is een redelijk bedrag, dat ook is onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding door de verdediging onvoldoende gemotiveerd is betwist, terwijl het gevorderde naar het oordeel van de rechtbank een redelijk bedrag is dat ook is onderbouwd. Dat deze kosten de benadeelde partij bespaard zouden zijn geweest als hij de medische informatie zelf had opgevraagd, zoals de raadsvrouw heeft aangevoerd, doet aan het oordeel van de rechtbank niet af. Feit is namelijk dat de benadeelde partij kosten heeft moeten maken vanwege de door zijn advocaat opgevraagde stukken.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 104,75 als materiële schadevergoeding en een bedrag van € 750,00 als immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij zal voor het overige gedeelte van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard en kan dit deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder zal verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening ten aanzien van de immateriële schadevergoeding en 30 januari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening ten aanzien van de materiële schadevergoeding.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] .
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 972,07 aan materiële schadevergoeding
gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit een bedrag van € 83,94 voor een kassalade, € 187,00 voor een camera, € 70,18 voor een afstortkluis,
€ 260,00 aan ontvreemd geld, € 120,95 voor een magneetslot en € 250,00 aan eigen risico
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij deels zal toewijzen, waarbij voor wat betreft de hoogte gerefereerd is aan het oordeel van de rechtbank, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van de verdachte heeft betoogd dat de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
Het oordeel van de rechtbank.
De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de opgevoerde kosten voor een kassalade, een camera, een afstortkluis en een magneetslot niet uit het dossier volgen en onvoldoende zijn onderbouwd. Hoewel de opgevoerde kosten voor het ontvreemde geld en het eigen risico de rechtbank aannemelijk zijn geworden, kan aan de benadeelde partij geen vergoeding toekomen nu uit de nadere toelichting van de benadeelde partij op de terechtzitting gebleken is dat aan hem reeds een bedrag van ruim € 400,00 door de verzekeringsmaatschappij is uitgekeerd.
De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde [benadeelde 4]
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 566,98 aan materiële schadevergoeding
gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit een bedrag van € 507,48 aan ontvreemd geld en € 59,50 aan ontvreemde sigaretten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij integraal zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van de verdachte heeft betoogd dat de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde onder feit 4 rechtstreekse schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding door de verdediging onvoldoende gemotiveerd is betwist, terwijl het gevorderde naar het oordeel van de rechtbank een redelijk bedrag is dat ook is onderbouwd. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf
8 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder zal verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 60a, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
verklaart het ten laste gelegde onder
feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 bewezenzoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven: