ECLI:NL:RBOBR:2020:1589

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
19/188T, 19/192T
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake planschadevergoeding en geluidsbelasting in verband met de aanleg van de randweg Haps

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 17 maart 2020, wordt de zaak behandeld tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cuijk en twee eisers die een tegemoetkoming in planschade hebben aangevraagd. De eisers stellen dat hun woningen in waarde zijn gedaald door de aanleg van de randweg Haps, die mogelijk is gemaakt door het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010, randweg Haps'. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte het advies van Tog Nederland heeft gevolgd, waarin de mogelijkheid van het plaatsen van een geluidsscherm is betrokken bij de beoordeling van de geluidsbelasting. De rechtbank stelt dat er een reële prognose moet worden gemaakt van de te verwachten geluidsbelasting, en dat de uitkomsten van deze prognose niet noodzakelijkerwijs overeen hoeven te komen met de prognose die is gebaseerd op de maximale invulling van de nieuwe planologische situatie. De rechtbank concludeert dat de bestreden besluiten in strijd zijn met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en geeft verweerder de gelegenheid om het motiveringsgebrek te herstellen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken moet meedelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen, en dat hij dit binnen zes weken moet doen. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier heeft een afschrift verzonden aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 19/188T
SHE 19/192T

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 17 maart 2020 in de zaken tussen

1. [eisers] ,te [woonplaats] , eisers 1
2. [eisers]te [woonplaats] , eisers 2
(gemachtigde: mr. A.M.L. Josten),
gezamenlijk te noemen: eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cuijk, verweerder

(gemachtigde: W.M. van Rooij).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Provincie Noord-Brabant: , te ’s-Hertogenbosch.

Procesverloop

Bij besluit van 5 april 2018 (het primaire besluit 1) heeft verweerder aan eisers 1 een tegemoetkoming in planschade toegekend van € 15.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, onder vergoeding van de legeskosten van € 300,00.
Bij besluit van 5 april 2018 (het primaire besluit 2) heeft verweerder aan eisers 2 een tegemoetkoming in planschade toegekend van € 22.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, onder vergoeding van de legeskosten van € 300,00.
Bij aparte besluiten van 4 december 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten afzonderlijk beroep ingesteld. Het beroep van eisers 1 is geregistreerd onder zaaknummer SHE 19/188, dat van eisers 2 onder zaaknummer SHE 19/192.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaken zijn behandeld op 4 februari 2020. Van eisers zijn [naam] en [naam] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en vergezeld van de deskundige
mr. T.A.P. Langhout. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en heeft mr. Q.L.A. Kuijpers als deskundige meegenomen. De derde-partij is niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. Eisers 1 en 2 hebben verweerder verzocht om een tegemoetkoming in planschade die zij stellen te hebben geleden als gevolg van het bestemmingsplan “Buitengebied 2010, randweg Haps” uit 2014. Dit bestemmingsplan heeft de aanleg van de randweg Haps mogelijk gemaakt, schuin achter, langs en voor de woningen, met een drukke rotonde naast hun woning. Eisers 1 en 2 vinden dat hun huizen door het bestemmingsplan (en de daaropvolgende aanleg van de randweg) in waarde zijn gedaald. Verweerder heeft eisers weliswaar een tegemoetkoming verstrekt, maar eisers zijn het niet eens met de hoogte van deze tegemoetkoming. In deze uitspraak worden eerst alle relevante feiten op een rij gezet. Daarna worden de beroepsgronden van eisers tegen de besluitvorming van verweerder besproken. De rechtbank is van oordeel dat de adviezen die verweerder aan de besluiten ten grondslag heeft gelegd niet kloppen. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid de gebreken in de besluitvorming te herstellen.
Feiten
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
 Eisers 1 en eisers 2 zijn sinds 19 oktober 2009 eigenaar van hun woningen aan de [adres] respectievelijk de [adres] , op de percelen kadastraal bekend gemeente Cuijk, sectie K, nummers [nummer] en [nummer] (het perceel). Beide woningen betreffen twee-onder-één-kapwoningen, gerealiseerd in een oude boerderij.
 Ten behoeve van de planologische wijziging voor de aanleg van de randweg Haps heeft verweerder op 10 februari 2015 besloten om hogere grenswaarden voor het wegverkeerslawaai toe te kennen aan de woningen van eisers. Aan de woning van eisers 1 is een grenswaarde van 51 dB toegekend en aan de woning van eisers 2 een grenswaarde van 53 dB (besluit toekenning hogere grenswaarden).
 Eisers hebben verweerder in 2017 verzocht om een tegemoetkoming in de planschade door het bestemmingsplan “Buitengebied 2010, randweg Haps” uit 2014. Verweerder heeft conform de gemeentelijke planschadeverordening advies ingewonnen over de aanvraag bij een deskundige, Tog Nederland Zuid B.V. (Tog Nederland). Tog Nederland heeft eerst conceptadviezen uitgebracht waarop eisers hebben gereageerd.
 Voor eisers 1 heeft Tog Nederland de waarde van de woning voor en na de planologische wijziging bepaald op € 400.000,00 respectievelijk € 377.000,00 en komt zij tot een schadebedrag van € 23.000,00. Na aftrek van het forfaitaire percentage van 2% inzake het normaal maatschappelijk risico komt volgens Tog Nederland een bedrag van € 15.000,00 voor vergoeding in aanmerking.
 Voor eisers 2 heeft Tog Nederland de waarde voor en na de planologische wijziging bepaald op € 375.000,00 respectievelijk € 345.000,00 en komt zij tot een schadebedrag van € 30.000,00. Na aftrek van het forfaitaire percentage van 2% inzake het normaal maatschappelijk risico komt volgens Tog Nederland een bedrag van
€ 22.500,00 voor vergoeding in aanmerking.
 Verweerder heeft de definitieve adviezen van Tog Nederland aan de primaire besluiten ten grondslag gelegd.
 Eisers hebben een contra-expertise laten verrichten door het bureau Langhout en Wiarda. Dit bureau is het eens met de bepaling van de waarde van de woningen in de oude planologische situatie maar denkt dat de schade hoger is, namelijk € 30.000 voor eisers 1 en € 37.500,00 voor eisers 2.
 In de bezwaarfase heeft Tog Nederland een tweede advies uitgebracht in de vorm van een reactie op de contra-expertise van Langhout & Wiarda. Ook in de beroepsfase heeft Tog Nederland nog een reactie gegeven.
Bespreking beroepsgronden
3.1
In de beroepschriften stellen eisers de waarde van de woningen in de oude planologische situatie en de hoogte van het normaal maatschappelijk risico niet ter discussie, met uitzondering van de mogelijkheid van plaatsing van geluidsschermen. Ook de door Tog Nederland gemaakte planologische vergelijking wordt in de beroepschriften niet er discussie gesteld.
3.2
Tijdens de behandeling op de zitting heeft de deskundige van eisers opmerkingen gemaakt over de manier waarop Tog Nederland enkele bouwmogelijkheden in kaart heeft gebracht. De rechtbank is echter van oordeel dat dit in een te laat stadium (pas op de zitting) is gebeurd en acht dit in strijd met een goede procesorde. Daarom worden deze opmerkingen buiten beschouwing gelaten.
4.1
Eisers voeren aan dat verweerder bij de planologische vergelijking en de bepaling van de omvang van het planologische nadeel in de nieuwe planologische situatie ten onrechte de mogelijkheid van realisatie van een geluidsscherm naast de randweg heeft betrokken. Eisers vinden dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen geluidsscherm zal worden gerealiseerd. Verweerder heeft immers hogere grenswaarden toegekend aan beide woningen, omdat het niet mogelijk is de geluidsbelasting vanwege de randweg te beperken tot de op grond van de Wet geluidhinder geldende voorkeurgrenswaarde. Om het geluid onder deze voorkeursgrenswaarde te krijgen, moet er een geluidscherm komen van
6 meter hoog over een lengte van 75 meter en daar heeft verweerder bij de realisatie van de randweg niet voor gekozen. Het zou na de toekenning van de hogere grenswaarden niet doelmatig zijn om het geluidsscherm te bouwen. Bovendien laat het nieuwe bestemmingsplan maar een geluidsscherm van 4 meter hoog toe. Eisers vinden dat verweerder maar moet aantonen dat het scherm zal worden gebouwd en verwijzen ter onderbouwing van dit standpunt naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 9 december 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3726).
4.2
Tog Nederland heeft bij de bepaling van de omvang van het nadeel overwogen dat de geluidsoverlast en andere vormen van hinder vanwege de randweg enigszins kan worden beperkt doordat rekening dient te worden gehouden met de plaatsing van een geluidsscherm van 4 meter hoog. In de bezwaarfase heeft Tog Nederland gezegd dat de bouw van het geluidsscherm niet met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten. De omstandigheid dat de oprichting van het geluidscherm niet doelmatig zou zijn, is onvoldoende om tot die conclusie te komen, aldus Tog Nederland. Tog Nederland heeft ter onderbouwing van dit standpunt in de bezwaarfase verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 18 oktober 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2802) en in de beroepsfase naar de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:985). Verweerder heeft het advies van Tog Nederland overgenomen. Ter zitting heeft verweerder nog opgemerkt dat de bouw van een geluidsscherm niet in de pijplijn zit.
4.3
Verweerder heeft tijdens de besluitvorming, waaronder de bestreden besluiten, de adviezen van Tog Nederland onverkort gevolgd.
4.4
De rechtspraak van de Afdeling bevat enkele belangrijke richtsnoeren voor de beoordeling van de omvang van de schade:
 Volgens de Afdeling moet een vergelijking worden gemaakt tussen de planologische maatregel, waarvan gesteld wordt dat die schade heeft veroorzaakt, en het voordien geldende planologische regime. Daarbij is wat betreft het oude planologische regime niet de feitelijke situatie van belang, maar wat op grond van dat regime maximaal kon worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking heeft plaatsgevonden. Dat kan voor de ene schadefactor, bijvoorbeeld voor de aantasting van privacy, een andere invulling zijn dan voor een andere schadefactor, bijvoorbeeld aantasting van het uitzicht (uitspraak van de Afdeling van 3 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:112).
 Op dit uitgangspunt zijn in de rechtspraak van de Afdeling een aantal uitzonderingen geformuleerd. Wanneer realisering van de maximale mogelijkheden van het planologische regime met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kon worden uitgesloten, kan daarin aanleiding worden gevonden om van dit uitgangspunt af te wijken (zie de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582). Wanneer de door de aanvrager gestelde schade is te herleiden tot een gestelde toename van de geluidbelasting onder het nieuwe planologische regime, dient bij de planvergelijking, in het kader van het onderzoek naar hetgeen op grond van het nieuwe planologische regime op de peildatum maximaal kan worden gerealiseerd, een reële prognose te worden gemaakt van het gebruik van de bewuste gronden met de daaruit voortvloeiende redelijkerwijs te verwachten geluidbelasting. Dit onderzoek zal moeten uitwijzen of de geluidbelasting van dien aard is dat het nieuwe planologische regime een nadeliger positie van aanvrager, met daaruit voortvloeiende schade in de vorm van waardevermindering van zijn onroerende zaak, tot gevolg heeft gehad (uitspraak van 24 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3480). Op dezelfde wijze dient te worden onderzocht of de gestelde verslechtering van de luchtkwaliteit zich voordoet en leidt tot schade (uitspraak van 16 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1292).
4.5
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, in navolging van het advies van Tog Nederland, terecht bij de beoordeling van de schadefactor “verlies van uitzicht”, de mogelijkheid van het plaatsen van het geluidscherm in het nieuwe bestemmingsplan heeft betrokken. De plaatsing van de geluidschermen is niet met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid uitgesloten.
Verweerder heeft echter ten onrechte het advies van Tog Nederland gevolgd, waar zij de mogelijkheid van het plaatsen van het geluidsscherm heeft betrokken bij de beoordeling van het nadeel als gevolg van de gestelde toename van de geluidsbelasting. Hier moet een reële prognose worden gemaakt van de redelijkerwijs te verwachten geluidsbelasting. De uitkomsten van deze prognose hoeven niet hetzelfde te zijn als de uitkomsten van een prognose die is gebaseerd op basis van de maximale invulling van de nieuwe planologische situatie. Volgens de rechtbank is in het advies van Tog Nederland in dit kader onvoldoende gewicht toegekend aan het besluit toekenning hogere grenswaarden. Gelet op dit besluit is het niet zonder meer aannemelijk dat het geluidsscherm zal worden geplaatst. De plaatsing van dit geluidsscherm is namelijk niet doelmatig. Er zou een geluidsscherm van 6,5 meter hoogte nodig zijn om de voorkeursgrenswaarde te behalen en dat heeft verweerder niet willen doen. Daarom heeft hij immers een hogere grenswaarde vastgesteld. Bovendien maakt het nieuwe bestemmingsplan slechts de plaatsing van een scherm van vier meter hoog mogelijk en is het geluidsscherm dus sowieso niet toereikend om de voorkeursgrenswaarde te behalen. Onder deze omstandigheden stellen eisers terecht dat het op de weg van verweerder ligt om aannemelijk te maken dat de realisatie van een geluidscherm of ander bouwwerk niet slechts een theoretische mogelijkheid is. Verweerder heeft het advies van Tog Nederland in zoverre niet aan de besluitvorming ten grondslag kunnen leggen. De uitspraken waarnaar Tog Nederland heeft verwezen, leiden niet tot een ander oordeel. Tog Nederland verwijst vooral naar uitspraken waarin de discussie gaat over de maximale invulling van de oude planologische situatie en niet over de nieuwe planologische situatie, zoals in deze zaak het geval is.
5.1
Eisers voeren verder aan dat verweerder de gebruiks- en bouwmogelijkheden van de twee bestemmingsplannen niet goed met elkaar heeft vergeleken. Volgens eisers neemt het verkeer dat over de Lokkantseweg (die immers aansluit op de nieuwe randweg) rijdt, flink toe. Zij vinden verder dat uit het advies van Tog Nederland niet blijkt hoe groot de toename van het verkeer is. Tog Nederland had moeten uitgaan van reële prognoses. Dat geldt volgens eisers ook voor te verwachten hinder vanwege fijn stof en trillingen.
5.2
Tog Nederland heeft in het advies zelf geen prognoses opgenomen over een toename van geluidbelasting (en andere hinder) als gevolg van een toegenomen verkeersintensiteit. Ook bevat het advies geen prognose over de toename van het verkeer zelf, behoudens de algemene opmerking dat de verkeersintensiteit in de nabijheid van de woningen van eisers zal toenemen en dat dit zal leiden tot een toename van geluidsoverlast en andere hinder. Wel heeft Tog Nederland in het advies opgemerkt dat de Lokkantseweg in de nieuwe planologische situatie wordt aangesloten op de randweg waardoor enige toename van verkeersbewegingen op de Lokkantse weg niet valt uit te sluiten. In de reactie naar aanleiding van het bezwaarschrift kwantificeert Tog Nederland weliswaar de toename van het aantal verkeersbewegingen, maar niet de toename van geluidsoverlast of andere hinder.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het advies van Tog Nederland niet de door de Afdeling voorgeschreven reële prognose van de toename van de gebruiksintensiteit en de daaruit voortvloeiende geluidsbelasting bevat. Ook hierom heeft verweerder het advies van Tog Nederland niet ten grondslag kunnen leggen aan de primaire besluiten. In de bezwaarfase geeft Tog Nederland wel een reële prognose van de toename van de verkeersintensiteit, maar geen reële prognose van de redelijkerwijs te verwachten geluidsbelasting. Het nadere advies is daarom eveneens onvoldoende. De rechtbank komt tot de conclusie dat de bestreden besluiten in zijn strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.1
Dat betekent dat de bestreden besluiten onvoldoende zijn gemotiveerd. Om te voorkomen dat eisers te lang moeten wachten op de uitkomst van de procedures, zal de rechtbank verweerder in de gelegenheid stellen het motiveringsgebrek te herstellen. Dat herstellen kan met een aanvullende motivering. Als verweerder tot de conclusie komt dat eisers in aanmerking komen voor een hogere tegemoetkoming, zal verweerder nieuwe besluiten op bezwaar moeten nemen, na of tegelijkertijd met intrekking van de de nu bestreden besluiten. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder een reële prognose maken van de redelijkerwijs te verwachten geluidsbelasting als gevolg van de planologische wijziging. Verweerder dient hierbij het besluit toekenning hogere grenswaarden te betrekken. Als verweerder denkt dat sprake is (of zal zijn) van een andere geluidsbelasting dan de geluidsbelasting in het besluit hogere grenswaarden, dan zal verweerder dit moeten motiveren. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
6.2
Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht èn om vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep. Het staat partijen uiteraard volledig vrij om in overleg te treden over een regeling in der minne.
6.3
Het geding, zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden, zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak. Het inbrengen van nieuwe geschilpunten wordt over het algemeen in strijd met de goede procesorde geacht. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in de bestreden besluiten te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. W. Heijninck en mr. J.A.W. Huijben, leden, in aanwezigheid van mr. A.F. Hooghuis, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 17 maart 2020.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.