Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
SHE 19/192T
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 17 maart 2020 in de zaken tussen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cuijk, verweerder
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Provincie Noord-Brabant: , te ’s-Hertogenbosch.
Procesverloop
mr. T.A.P. Langhout. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en heeft mr. Q.L.A. Kuijpers als deskundige meegenomen. De derde-partij is niet verschenen.
Overwegingen
€ 22.500,00 voor vergoeding in aanmerking.
6 meter hoog over een lengte van 75 meter en daar heeft verweerder bij de realisatie van de randweg niet voor gekozen. Het zou na de toekenning van de hogere grenswaarden niet doelmatig zijn om het geluidsscherm te bouwen. Bovendien laat het nieuwe bestemmingsplan maar een geluidsscherm van 4 meter hoog toe. Eisers vinden dat verweerder maar moet aantonen dat het scherm zal worden gebouwd en verwijzen ter onderbouwing van dit standpunt naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 9 december 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3726).
Verweerder heeft echter ten onrechte het advies van Tog Nederland gevolgd, waar zij de mogelijkheid van het plaatsen van het geluidsscherm heeft betrokken bij de beoordeling van het nadeel als gevolg van de gestelde toename van de geluidsbelasting. Hier moet een reële prognose worden gemaakt van de redelijkerwijs te verwachten geluidsbelasting. De uitkomsten van deze prognose hoeven niet hetzelfde te zijn als de uitkomsten van een prognose die is gebaseerd op basis van de maximale invulling van de nieuwe planologische situatie. Volgens de rechtbank is in het advies van Tog Nederland in dit kader onvoldoende gewicht toegekend aan het besluit toekenning hogere grenswaarden. Gelet op dit besluit is het niet zonder meer aannemelijk dat het geluidsscherm zal worden geplaatst. De plaatsing van dit geluidsscherm is namelijk niet doelmatig. Er zou een geluidsscherm van 6,5 meter hoogte nodig zijn om de voorkeursgrenswaarde te behalen en dat heeft verweerder niet willen doen. Daarom heeft hij immers een hogere grenswaarde vastgesteld. Bovendien maakt het nieuwe bestemmingsplan slechts de plaatsing van een scherm van vier meter hoog mogelijk en is het geluidsscherm dus sowieso niet toereikend om de voorkeursgrenswaarde te behalen. Onder deze omstandigheden stellen eisers terecht dat het op de weg van verweerder ligt om aannemelijk te maken dat de realisatie van een geluidscherm of ander bouwwerk niet slechts een theoretische mogelijkheid is. Verweerder heeft het advies van Tog Nederland in zoverre niet aan de besluitvorming ten grondslag kunnen leggen. De uitspraken waarnaar Tog Nederland heeft verwezen, leiden niet tot een ander oordeel. Tog Nederland verwijst vooral naar uitspraken waarin de discussie gaat over de maximale invulling van de oude planologische situatie en niet over de nieuwe planologische situatie, zoals in deze zaak het geval is.