ECLI:NL:RBOBR:2020:1536

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2020
Publicatiedatum
11 maart 2020
Zaaknummer
C/01/355366 / FA RK 20-475
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot opname en verblijf voor psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten

Op 28 februari 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene. De rechtbank constateerde dat de geneeskundige of medische verklaring ontbrak bij het verzoekschrift van het CIZ, wat normaal gesproken een reden zou zijn om het verzoek af te wijzen. Echter, de rechtbank oordeelde dat afwijzing in deze specifieke situatie geen recht zou doen aan de omstandigheden van de betrokkene en mogelijk onaanvaardbare gevolgen zou hebben.

De rechtbank heeft de situatie van de betrokkene grondig beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat zij lijdt aan een verstandelijke handicap en ernstige psychische problemen, waaronder angst, stress en een alcoholverslaving. De rechtbank concludeerde dat opname en verblijf noodzakelijk waren om ernstig nadeel te voorkomen. Ondanks het ontbreken van de vereiste medische verklaring, heeft de rechtbank besloten het verzoek van het CIZ toe te wijzen en een machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden te verlenen.

De rechtbank benadrukte het belang van de juiste zorg voor de betrokkene en de positieve ontwikkelingen die zich hadden voorgedaan in haar zorgtraject. De machtiging is geldig tot en met 28 augustus 2020, en de rechtbank heeft de beschikking openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/355366 / FA RK 20-475
Uitspraak : 28 februari 2020

Beschikking betreffende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[betrokken] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

wonende te [woonplaats] aan de [adres] ,
verblijvende in [instelling] ,
hierna te noemen: (de) betrokkene,
advocaat: mr. M. Th. Linsen-Penning de Vries.

Procesverloop

Bij verzoekschrift van 10 februari 2020, ingekomen ter griffie op 12 februari 2020, heeft het CIZ verzocht om een rechterlijke machtiging af te geven voor de duur van zes maanden.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit d.d. 6 november 2019;
  • de aanvraag d.d. 10 januari 2020;
  • een afschrift van de beschikking waarbij mentorschap is ingesteld en een afschrift van de beschikking waarbij een mentor is benoemd;
  • het ondersteuningsplan d.d. 14 januari 2020;
  • alsmede het adviesverslag van oktober 2018.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 februari 2020 op de locatie waar betrokkene verblijft, zijnde [instelling] .
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. M. Th. Linsen- Penning de Vries;
- de mentor [naam] ;
- Bopz-arts [naam] ;
- psycholoog [naam] .

De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 26 lid 5 onder d van de Wzd vereist dat het CIZ bij het verzoek tot het verlenen van een machtiging een verklaring van een ter zake kundige arts overlegt. Deze arts heeft de betrokkene met het oog op de machtiging kort van te voren onderzocht, maar deze arts was niet betrokken bij de behandeling. Deze geneeskundige of medische verklaring ontbreekt bij het verzoekschrift van het CIZ. Ook op zitting is deze verklaring niet overgelegd. Ter zitting was overigens wel een arts aanwezig, maar deze arts heeft betrokkene niet recent onderzocht en is bovendien verbonden aan de zorgaanbieder. Dat betekent dat het verzoek door de rechtbank dient te worden afgewezen, omdat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten. In de laatste alinea zal de rechtbank haar uiteindelijke beslissing geven.
Over de (vermoedelijke) diagnose van betrokkene is geen discussie. Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een verstandelijke handicap, te weten lichte zwakzinnigheid, chronisch getraumatiseerd, ernstige hechtingsproblematiek en een grote discrepantie tussen haar ontwikkelings- en emotioneel niveau, al dan niet gepaard gaand met een psychische stoornis.
Evenmin is in discussie dat deze verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel is evenmin in discussie. Betrokkene leeft in angst en stress. Betrokkene raakt snel in paniek en kan vanuit hier geen goede keuzes maken. Betrokkene heeft daarnaast geen besef van wat zij wel en niet kan en overvraagt zichzelf hierdoor wat lijdt tot stemmingswisselingen. De situatie van betrokkene escaleert meerdere malen per dag: betrokkene scheldt, dreigt, gooit met spullen en slaat tegen deuren en muren. Verder heeft betrokkene een alcoholverslaving. Gelet op het feit dat de zorg geen alcoholische dranken meer wil leveren, zien zij een mogelijk risico op diefstal van alcohol. Zodra betrokkene onder invloed is van alcohol is er een risico op verbaal agressief gedrag en vernieling van goederen. Ook is er op dat moment een groot risico dat zij slachtoffer wordt van (lichamelijk en/of emotioneel en/of seksueel) geweld en/of misbruik. Door de alcohol is betrokkene snel afhankelijk van de verkeerde mensen.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene op grond van haar verstandelijke handicap in een verpleeginstelling te verblijven. Tot nu toe heeft betrokkene weinig geluk gekend. Er is lang gezocht naar een juiste instelling, zowel qua geografie (rustig dorp versus drukkere stad) als qua accommodatie. Betrokkene verblijft inmiddels tweeënhalve maand bij [instelling] . De ruime opzet van de instelling in de natuur lijkt geschikt te zijn voor betrokkene evenals de rust die er heerst. De zorgaanbieder erkent dat de accommodatie nog niet optimaal is en dat betrokkene gebaat is bij een woning voor haarzelf alleen, bij voorkeur aan de rand van het bos. Er wordt serieus gekeken naar de mogelijkheden daartoe. Daar komt bij dat er nieuwe accommodaties zullen worden gebouwd op deze locatie. Ondanks dat de huidige woning op zichzelf nog niet (geheel) aan de wensen van betrokkene voldoet en deze woning volgens de zorgverantwoordelijke niet de meest geschikte is voor betrokkene, heeft betrokkene aangegeven graag op het terrein van [instelling] te willen blijven. De overige aanwezigen hebben ter zitting aangegeven dat [instelling] de juiste plek is voor betrokkene.
De rechtbank ziet zich, gelet op het ontbreken van de medische verklaring, geplaatst voor een dilemma. De rechtbank is echter van oordeel dat het afwijzen van het verzoek in de huidige situatie geen recht doet aan de situatie van betrokkene en mogelijk tot onaanvaardbare gevolgen leidt. Desgevraagd heeft betrokkene ter zitting verklaard dat zij zich kan vinden in een toewijzing van het onderhavige verzoek en het afgeven van een rechterlijke machtiging voor de duur van zes maanden. Betrokkene heeft na jaren eindelijk de juiste zorgaanbieder op de juiste plek gevonden. De positieve uitkomst van deze jarenlange zoektocht mag naar het oordeel van rechtbank niet in gevaar komen. Nu is de laatste nog te nemen stap die van het vinden van een geschikte woning op het terrein. Dat wordt door de zorgaanbieder erkent en daar is aandacht voor. Perspectief is er in de vorm van nieuwbouw.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van het CIZ toewijzen en een machtiging verlenen tot opname en verblijf, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van zes maanden na heden.

De beslissing

De rechtbank:

verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van:[betrokken] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;

bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 28 augustus 2020.
Deze beschikking is gegevens door mr. J. Iding, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 28 februari 2020, en op schrift gesteld op 2 maart 2020.
Conc: SvdB
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.