ECLI:NL:RBOBR:2020:1504

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
7118534 CV EXPL 18-620
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij vluchtvertraging en buitengewone omstandigheden

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Oost-Brabant, is een vordering ingesteld door een groep eisers, waaronder [eiser 1], [eiseres 2], [eiseres 3] en [eiseres 4], die allen optraden als wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige kinderen. De eisers hebben Transavia Airlines C.V. aangeklaagd vanwege een vertraging van hun vlucht HV6215 van Eindhoven naar Tenerife op 22 december 2017. De eisers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening inzake luchtvaartpassagiersrechten, die compensatie biedt bij vertragingen van drie uur of meer.

De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 11 juli 2019 Transavia in de gelegenheid gesteld om informatie te verstrekken over de aankomsttijden van de vlucht. Transavia heeft aangegeven dat de vlucht oorspronkelijk om 18:20 UTC zou landen, maar uiteindelijk pas om 23:18 UTC in Tenerife arriveerde, wat resulteerde in een vertraging van 4 uur en 58 minuten. De rechter oordeelde dat van deze vertraging de tijd die te wijten was aan buitengewone omstandigheden moest worden afgetrokken. In dit geval werd vastgesteld dat 3 uur en 44 minuten van de vertraging niet aan Transavia kon worden toegerekend.

Hierdoor bleef er een vertraging van 1 uur en 14 minuten over die wel voor rekening van Transavia kwam. De rechter concludeerde dat de eisers geen recht hadden op compensatie, omdat de vertraging niet voldeed aan de vereiste van drie uur of meer. De vordering van de eisers werd afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft het vonnis op 19 maart 2020 uitgesproken, waarbij de kosten voor de eisers zijn vastgesteld op € 375,00 voor gemachtigdensalaris en € 75,00 voor nakosten, onder bepaalde voorwaarden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 7118534 \ CV EXPL 18-6290
Vonnis van 19 maart 2020
in de zaak van:

1.[eiser 1] ,

2. [eiseres 2] ,

beiden zowel voor zichzelf als in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van hun twee minderjarige kinderen:
3. [eiseres 3]en

4. [eiseres 4] ,

allen wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: K.A.M. Verheijen, D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen:
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.,
gevestigd te Schiphol,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Reevers.
Partijen worden hierna genoemd “ [eiser 2] c.s.” en “Transavia”.

1.Het verdere verloop van het geding

Dit blijkt uit het volgende:
a. het tussenvonnis van 11 juli 2019;
b. de akte na tussenvonnis, met producties, van de zijde van Transavia;
c. de antwoord-akte van [eiser 2] c.s.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter neemt over en blijft bij hetgeen in voormeld tussenvonnis al is overwogen en beslist.
Bij dat tussenvonnis is Transavia in de gelegenheid gesteld informatie te verschaffen over de oorspronkelijk voorziene aankomsttijd en de daadwerkelijke aankomsttijd van vlucht HV6215 van Eindhoven naar Tenerife op 22 december 2017.
2.2.
Transavia heeft bij akte gesteld -en geadstrueerd met een productie- dat genoemde vlucht oorspronkelijk zou landen om 18:20 UTC maar uiteindelijk pas in Tenerife is geland om 23:18 UTC. De aankomstvertraging was dus in totaal vier uur en 58 minuten. Een en ander is door [eiser 2] c.s. niet weersproken, zodat dit vast staat.
2.3.
In het tussenvonnis is geoordeeld (randnummer 4.7), dat van de totale vertraging moet worden afgetrokken de vertraging die het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dus niet aan Transavia kan worden toegerekend. Dat betekent dat een vertraging van (4 uur en 58 minuten -/- 3 uur en 44 minuten =) 1 uur en 14 minuten is veroorzaakt door omstandigheden die voor rekening van Transavia komen. Pas bij een vertraging van drie uur of langer hebben passagiers recht op compensatie als bedoeld in artikel 7 van de Verordening.
Dat leidt er toe, dat [eiser 2] c.s. in onderhavig geval geen recht op compensatie hebben, zodat de gevorderde hoofdsom en daarbij behorende nevenvorderingen (rente en buitengerechtelijke kosten) moeten worden afgewezen.
2.4.
[eiser 2] c.s. zijn in het ongelijk gesteld en worden daarom in de proceskosten veroordeeld. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser 2] c.s. in de kosten van het geding, voor zover aan de kant van Transavia gevallen en tot vandaag vastgesteld op € 375,00 wegens gemachtigdensalaris (niet met btw belast);
veroordeelt [eiser 2] c.s. in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 75,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), en te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser 2] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van de betekening van het vonnis;
verklaart dit vonnis wat betreft voormelde veroordeling tot betaling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op donderdag 19 maart 2020.