Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[eiser 1] ,
2. [eiseres 2] ,
4. [eiseres 4] ,
Transavia Airlines C.V.,
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Oost-Brabant, is een vordering ingesteld door een groep eisers, waaronder [eiser 1], [eiseres 2], [eiseres 3] en [eiseres 4], die allen optraden als wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige kinderen. De eisers hebben Transavia Airlines C.V. aangeklaagd vanwege een vertraging van hun vlucht HV6215 van Eindhoven naar Tenerife op 22 december 2017. De eisers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening inzake luchtvaartpassagiersrechten, die compensatie biedt bij vertragingen van drie uur of meer.
De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 11 juli 2019 Transavia in de gelegenheid gesteld om informatie te verstrekken over de aankomsttijden van de vlucht. Transavia heeft aangegeven dat de vlucht oorspronkelijk om 18:20 UTC zou landen, maar uiteindelijk pas om 23:18 UTC in Tenerife arriveerde, wat resulteerde in een vertraging van 4 uur en 58 minuten. De rechter oordeelde dat van deze vertraging de tijd die te wijten was aan buitengewone omstandigheden moest worden afgetrokken. In dit geval werd vastgesteld dat 3 uur en 44 minuten van de vertraging niet aan Transavia kon worden toegerekend.
Hierdoor bleef er een vertraging van 1 uur en 14 minuten over die wel voor rekening van Transavia kwam. De rechter concludeerde dat de eisers geen recht hadden op compensatie, omdat de vertraging niet voldeed aan de vereiste van drie uur of meer. De vordering van de eisers werd afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft het vonnis op 19 maart 2020 uitgesproken, waarbij de kosten voor de eisers zijn vastgesteld op € 375,00 voor gemachtigdensalaris en € 75,00 voor nakosten, onder bepaalde voorwaarden.