In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 maart 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van valsheid in geschrift. De verdachte, die cursussen verzorgde over veiligheid op de werkvloer, heeft samen met een mededader een certificaat vervalst. Dit certificaat moest aantonen dat een werknemer van de medeverdachte de Basiscursus veilig werken met interne transportmiddelen had gevolgd, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was. De Inspectie SZW heeft bij de afwikkeling van een arbeidsongeval onjuiste informatie ontvangen door deze vervalsing.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een taakstraf van 50 uur opgelegd kreeg, waarvan 20 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim, omdat de verdachte eerder als verdachte had moeten worden aangemerkt. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM, was overschreden. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie, die een taakstraf van 60 uur had gevorderd, gematigd vanwege deze overschrijding.
De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit, maar sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft benadrukt dat integriteit van groot belang is in de rol van de verdachte als verzorger van veiligheidscursussen.