ECLI:NL:RBOBR:2020:1294

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 maart 2020
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
20/585
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake watervergunning voor de Nieuwe Verbinding N69

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een watervergunning die is verleend aan de Provincie Noord-Brabant voor het verondiepen en verlemen van de KS70 in het kader van de Nieuwe Verbinding N69 bij Valkenswaard. De voorzieningenrechter had eerder, op 13 januari 2020, een verzoek om voorlopige voorziening afgewezen omdat de vergunninghoudster had aangegeven te willen wachten met de werkzaamheden. Echter, na een nieuwe aanvraag van de verzoekers, die bezorgd zijn over de gevolgen van de werkzaamheden voor de hydrologische situatie en mogelijke verontreiniging van het grondwater, heeft de voorzieningenrechter de zaak opnieuw beoordeeld.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een groot maatschappelijk belang is bij het hervatten van de werkzaamheden. Na afweging van de belangen van de verzoekers en de vergunninghoudster, concludeert de voorzieningenrechter dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, met de opmerking dat het beroep tegen de watervergunning op korte termijn door de meervoudige kamer zal worden behandeld. De uitspraak is gedaan op 2 maart 2020 door mr. D.J. de Lange, in aanwezigheid van griffier A.J.H. van der Donk.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/585
uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 maart 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekers] (Inwoners van Dommelen-Zuid), te [woonplaats] , verzoekers,
(gemachtigde: L.F.H.C. de Brouwer),
en

het dagelijks bestuur van het Waterschap De Dommel, verweerder,

(gemachtigden: mr. C.C.E.J. van Weert-de Laat, mr. M.S. Krikhaar, ing. C.A.M. Marijnissen en A.J. Wientjes).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Provincie Noord-Brabant, vergunninghoudster, (gemachtigde mr. H.J.M. Besselink).

Procesverloop

Bij besluit van 11 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de provincie Noord-Brabant watervergunning verleend voor het verrichten van handelingen in een watersysteem of beschermingszone. De vergunning heeft betrekking op de percelen kadastraal bekend gemeente [plaatsnaam] , sectie C, nummers [nummer] en [nummer] .
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer SHE 19/3406.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2020. Ter zitting hebben verzoekers aangegeven dat zij hun bezwaar als rechtstreeks beroep behandeld willen zien. Verweerder en vergunninghoudster hebben hiermee ingestemd.
Bij uitspraak van 13 januari 2020 (SHE 19/3406) heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen, nadat vergunninghoudster had aangegeven met de werkzaamheden te wachten tot de zitting van de meervoudige kamer van 11 februari 2020.
Het door verweerder als rechtstreeks beroep doorgezonden bezwaar van verzoekers is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer SHE 20/303.
Op 19 februari 2020 heeft vergunninghoudster laten weten dat de werkzaamheden op korte termijn een aanvang zullen nemen.
Verzoekers hebben de voorzieningenrechter vervolgens opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer SHE 20/585.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met dat in de zaak met zaaknummer SHE 20/390, plaatsgevonden op 25 februari 2020. Verzoekers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde en [naam] . Verweerder en vergunninghoudster zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Dit betekent dat de voorzieningenrechter eerst een voorlopige voorziening kan treffen indien in redelijkheid van de indiener van het verzoek niet kan worden verwacht dat hij de uitspraak op het beroep afwacht.
2. Het beroep van verzoekers zal (gelijktijdig met de beroepen in de zaken SHE 19/2944 en SHE 19/2958 en de beroepen tegen twee andere watervergunningen) worden behandeld op een zitting van de meervoudige kamer. De planning was dat de zaken op de zitting van 11 februari 2020 zouden worden behandeld. Door omstandigheden heeft deze zitting geen doorgang kunnen vinden. De behandeling daarvan zal op korte termijn opnieuw worden gepland.
3. De voorzieningenrechter zal beoordelen of hangende de behandeling van de hoofdzaak tot aan de zitting van de meervoudige kamer een voorlopige voorziening moet worden getroffen. De voorzieningenrechter geeft ook in deze uitspraak géén oordeel over de vraag of verzoekers belanghebbende zijn en of de normen waar verzoekers zich op beroepen strekken tot bescherming van hun belangen.
4. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten.
  • Onderdeel van de Nieuwe Verbinding N69 is het realiseren van mitigerende maatregelen in de Keersopperbeemden. Het betreft het verondiepen en verlemen van de KS70 over een lengte van 250 m en het plaatsen van een stuw en duiker in de beschermingszone.
  • De werkzaamheden aan de KS70 zijn begin december 2019 aangevangen, maar zijn gestaakt omdat de kweldruk heel hoog was. Daarvoor is een volgens vergunninghoudster een oplossing gevonden, zodat de werkzaamheden weer kunnen worden gestart. Er wordt niet meer ontgraven, maar de bentonietmatten, verzwaard met grind, worden direct op de bodem gelegd.
5. Verzoekers leggen aan het verzoek ten grondslag dat door de werkzaamheden aan de KS70 de hydrologische situatie ter plaatse verandert en dat de kweldruk zich meer openbaart aan de oostzijde van de Keersop op hun percelen en verontreinigd kwelwater mogelijk ter plaatse weer in de lager gelegen Keersop komt. Verzoekers vinden dat er eerst duidelijkheid dient te worden verkregen over de risico’s van de mogelijke verontreinigen van het grondwater tot op grotere diepte, die samenhangen met de gesloten stortplaats aan de Victoriedijk.
6. Ter zitting heeft derde-partij toegelicht dat de mitigerende maatregelen twee jaar operationeel moeten zijn voordat er verkeer over de Nieuwe Verbinding N69 mag. De opening van de N69 is gepland voor eind 2021. In verband hiermee is het van belang om op korte termijn een aanvang te kunnen maken met de werkzaamheden aan de KS70.
7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat deze procedure zich niet leent voor een definitieve beoordeling van de rechtmatigheid van de door verweerder verleende watervergunning. De voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk dat door de vernatting van de Keersopperbeemden veeleer sprake zal zijn van een wijziging in de stromingsrichting van het grondwater, waardoor de door verzoekers gevreesde verontreiniging vooralsnog niet aan de orde kan zijn. Of daadwerkelijk moet worden gevreesd voor verontreiniging door grondwater afkomstig van de gesloten stortplaats blijft in deze procedure, die ziet op de periode tot aan de door de rechtbank te houden zitting in de hoofdzaak, buiten beschouwing.
8. Gelet op het grote maatschappelijke belang dat is gediend met het hervatten van de werkzaamheden, ziet de voorzieningenrechter, na afweging van alle betrokken belangen, geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen tot de behandeling van de hoofdzaak. Mocht de behandeling van de hoofdzaak daartoe aanleiding geven, dan kan de rechtbank, ambtshalve, in die procedure een voorlopige voorziening treffen.
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 2 maart 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.