ECLI:NL:RBOBR:2020:1267

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
27 februari 2020
Zaaknummer
C/01/355831 / FA RK 20-717
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met vermoedelijk syndroom van Korsakov

Op 25 februari 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren op [geboortedatum], die verblijft in [instelling]. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank constateerde dat de medische verklaring niet door een psychiater was ondertekend, maar besloot desondanks het verzoek niet af te wijzen. De rechtbank oordeelde dat de vermoedelijke diagnose van Korsakow voldoende was onderbouwd en dat afwijzing van het verzoek zou leiden tot onmiddellijk levensgevaar voor de betrokkene.

De rechtbank stelde vast dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, onder andere door de somatische toestand van de cliënt, die ondervoed was en ernstig ondergewicht had. De cliënt was niet in staat om voor zichzelf te zorgen en had recentelijk gevaarlijke situaties veroorzaakt, zoals het vergeten het gas uit te zetten. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was om het ernstig nadeel te voorkomen. De cliënt had een ambivalente houding ten opzichte van zijn verblijf in de accommodatie, wat de rechtbank deed concluderen dat er sprake was van onvrijwillig verblijf.

De rechtbank verleende de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 7 april 2020. De beschikking werd uitgesproken door rechter J.M.P. Willemse-Schwering in het openbaar, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/355831 / FA RK 20-717
Uitspraak : 25 februari 2020

Beschikking machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling

naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] aan de [adres] ,
verblijvende in [instelling] ,
hierna te noemen: de cliënt,,
advocaat: mr. T.W.H.M. Weller.

Procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 24 februari 2020, heeft het CIZ om en machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van de cliënt te verlenen.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de beschikking van de burgemeester van 21 februari 2020;
  • de medische verklaring van 21 februari 2020;
  • het episodejournaal.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 februari 2020 in [instelling] . Cliënt verblijft tijdelijk in een zogenaamd buitenbed van de geriatrische afdeling van het ziekenhuis. Hij zal binnenkort worden teruggeplaatst naar [instelling] (een Wzd accommodatie)
Bij de behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
  • de cliënt, bijgestaan door zijn advocaat mr. T.W.H.M. Weller;
  • de zoons van de cliënt;
  • [naam] , basisarts in opleiding tot specialist ouderengeneeskunde.

Beoordeling

Op 21 januari 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Eindhoven ten behoeve van de cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de cliënt als gevolg van het syndroom van Korsakov dit ernstig nadeel veroorzaakt.
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is met name gelegen in het aanzienlijk risico op levensgevaar. De somatische toestand van de cliënt is zo zorgelijk dat hij recent is overgeplaatst naar het ziekenhuis. De cliënt is fors ondervoed en heeft ernstig ondergewicht. Daarnaast bestaat het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De cliënt is niet meer in staat om voor zichzelf te zorgen. De cliënt heeft thuis lange tijd in een met ontlasting en urine vervuild bed gelegen. Er was hierbij sprake van infectiegevaar door beginnende doorligwonden. Verder bestaat het risico op ernstige materiële schade. Cliënt heeft recent vergeten het gas uit te zetten en de kraan te sluiten, waardoor wateroverlast is ontstaan.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De cliënt heeft ter zitting verklaard dat hij graag wil aankomen en daarom vrijwillig in de accommodatie wil verblijven. De zoons van de cliënt hebben echter verklaard dat de cliënt een zeer ambivalente houding heeft tegenover het verblijf. Enkele weken geleden is de cliënt bijvoorbeeld nog weggelopen uit een accommodatie. Ook heeft de arts ter zitting aangegeven dat verwacht wordt dat cliënt niet vrijwillig in een accommodatie verblijft zodra er iets niet naar zijn zin is. Daarom is de rechtbank van oordeel dat er bij cliënt sprake is van onvrijwillig verblijf in de accommodatie.
De advocaat van betrokkene heeft gesteld dat de medische verklaring van 24 februari 2020 is opgesteld en ondertekend door [naam] , die in opleiding is tot psychiater. Indien de medische verklaring wordt opgesteld door een psychiater in opleiding, dient bij de beoordeling van de cliënt een psychiater aanwezig te zijn, die de verklaring mede ondertekent. De medische verklaring voldoet daarom niet aan de eisen. Voor het overige is aan de wettelijke criteria voor een inbewaringstelling voldaan.
De rechtbank stelt vast dat de medische verklaring niet door een psychiater is ondertekend . Uit het verzoekschrift van het CIZ blijkt dat het CIZ op 24 februari 2020 telefonisch contact heeft gehad met [naam] . Deze gaf aan dat bij de beoordeling van de cliënt een psychiater aanwezig was, namelijk [naam] . Zij verblijft nu echter in het buitenland, waardoor zij geen aanvullende medische verklaring kan aanleveren die zij zelf heeft ondertekend. De medische verklaring voldoet daardoor niet aan de eis in artikel 30, eerste lid, van de Wzd, te weten dat de geneeskundige verklaring door een ter zake deskundige arts is verstrekt. De rechtbank zal desondanks niet tot afwijzing van het verzoek op die grond overgaan omdat op grond van het navolgende de vermoedelijke diagnose van Korsakow naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd. Daarnaast zou het afwijzen van het verzoek, bij vertrek van cliënt uit het ziekenhuis of de accommodatie tot onmiddellijk levensgevaar voor betrokkene kunnen leiden.
Zoals hiervoor is aangegeven heeft [naam] psychiater in opleiding, cliënt op 21 februari 2020 onderzocht en was [naam] psychiater, bij de beoordeling aanwezig. Deze beoordeling heeft geleid tot de vermoedelijke diagnose Korsakov. Deze vermoedelijke diagnose is ook gesteld door [instelling] , waar cliënt enige tijd geleden was opgenomen.. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de arts bovendien verklaard dat ook zij de vermoedelijke diagnose Korsakov herkent in de toestand en het gedrag van de cliënt. Op grond van het voorstaande is de rechtbank van oordeel dat de vermoedelijke diagnose Korsakov voldoende is onderbouwd.
Op grond van artikel 1 lid 4 Wzd kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) ziekten en aandoeningen worden aangewezen die voor de toepassing van de Wzd worden gelijkgesteld met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking indien:
deze ziekten en aandoeningen dezelfde gedragsproblemen of regieverlies als een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap kunnen veroorzaken;
de benodigde zorg in verband met deze gedragsproblemen of regieverlies vergelijkbaar is met de zorg die nodig is bij een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap;
deze gedragsproblemen kunnen of dit regieverlies kan leiden tot ernstig nadeel.
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 20 september 2019 het voornemen kenbaar gemaakt om onder andere het syndroom van Korsakov bij AMvB aan te wijzen als ‘gelijkgestelde aandoening’. De rechtbank merkt op dat deze AMvB nog niet van kracht is geworden. Daarom valt het syndroom van Korsakov momenteel nog niet onder de Wzd. Uit de medische verklaring en de telefonische mededelingen die [naam] op 24 februari 2020 aan het Ciz heeft gedaan blijkt dat de vermoedelijke ziekte van Korsakov bij cliënt tot hetzelfde gedrag en dezelfde zorgbehoefte leidt als bij een cliënt met een psychogeriatrische aandoening. De zelfredzaamheid in de persoonlijke zorg is drastisch afgenomen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de arts dit bevestigd. De arts heeft verklaard dat de cliënt binnen een accommodatie in het kader van de Wzd volledig op zijn plaats is en dat het gedrag en het regieverlies van de cliënt zeer goed vergelijkbaar is met gevorderde dementie. Ook de zorg die de cliënt nodig heeft en zonder welke zorg hij zal overlijden, past volledig in het kader van de Wzd. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk geworden dat het vermoedelijke syndroom van Korsakov zich bij de cliënt zodanig presenteert dat voldaan is aan de eisen die worden genoemd in artikel 1 lid 4 Wzd. De rechtbank acht het om die reden ook gerechtvaardigd om vooruit te lopen op het van kracht worden van de AMvB en hier de Wzd toe te passen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes weken, en geldt aldus tot en met 7 april 2020.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 7 april 2020;
Deze beschikking is gegevens door mr. J.M.P. Willemse-Schwering, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2020 in aanwezigheid van de griffier. Vervolgens is de beslissing op 28 februari 2020 op schrift gesteld.
Conc: LdW