Op 25 februari 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven betreffende een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg voor de duur van twaalf maanden, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet mogelijk was. De zaak betrof een betrokkene met een autismespectrumstoornis, ADHD en een middelgerelateerde stoornis, die in het verleden levensbedreigend gedrag vertoonde onder invloed van alcohol. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was om ernstig nadeel voor de betrokkene en zijn omgeving te voorkomen.
De rechtbank oordeelde dat de zorgmachtiging slechts voor de duur van zes maanden kon worden verleend, in tegenstelling tot de door de officier van justitie verzochte twaalf maanden. Dit was gebaseerd op de wetgeving die bepaalt dat een zorgmachtiging voor de duur van een jaar kan worden verleend als deze aansluit op een eerdere machtiging, wat in dit geval niet het geval was. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend tot en met 25 augustus 2020, met specifieke maatregelen zoals het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is op schrift gesteld op 28 februari 2020.