ECLI:NL:RBOBR:2020:1261

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
27 februari 2020
Zaaknummer
C/01/355399 / FA RK 20-496
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor de duur van zes maanden

Op 25 februari 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven betreffende een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg voor de duur van twaalf maanden, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet mogelijk was. De zaak betrof een betrokkene met een autismespectrumstoornis, ADHD en een middelgerelateerde stoornis, die in het verleden levensbedreigend gedrag vertoonde onder invloed van alcohol. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was om ernstig nadeel voor de betrokkene en zijn omgeving te voorkomen.

De rechtbank oordeelde dat de zorgmachtiging slechts voor de duur van zes maanden kon worden verleend, in tegenstelling tot de door de officier van justitie verzochte twaalf maanden. Dit was gebaseerd op de wetgeving die bepaalt dat een zorgmachtiging voor de duur van een jaar kan worden verleend als deze aansluit op een eerdere machtiging, wat in dit geval niet het geval was. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend tot en met 25 augustus 2020, met specifieke maatregelen zoals het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is op schrift gesteld op 28 februari 2020.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/355399 / FA RK 20-496
Uitspraak : 25 februari 2020

Beschikking betreffende een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

van de rechtbank Oost-Brabant naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
wonende en verblijvende in [instelling] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. F. van Amstel.

Procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 12 februari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg voor de duur van twaalf maanden.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur;
  • de medische verklaring van 30 januari 2020;
  • het zorgplan;
  • een uittreksel justitiële documentatie en het bericht dat er geen relevante politiegegevens voor betrokkene zijn;
  • gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz);
  • de zorgkaart.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 februari 2020 in [instelling] .
Bij de behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat mr. Van Amstel;
  • [naam] , verpleegkundige;
  • [naam] , teamleider van de afdeling.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet ter zitting verschenen.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van ernstig nadeel, door het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
  • levensgevaar voor zichzelf;;
  • ernstig lichamelijk letsel voor betrokkene en anderen;
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • de situatie dat betrokkene met zijn hinderlijk gedrag agressie van een ander oproept;
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Indien betrokkene te veel spanningen ervaart, kan hij in zeer korte tijd excessief alcohol gebruiken. Dit excessieve alcoholgebruik kan voor betrokkene levensbedreigend zijn. Daarnaast wordt hij agressief en bestaat het risico op psychotische decompensatie. Hierdoor ontstaat gevaar voor betrokkene en zijn omgeving. In het verleden heeft betrokkene onder invloed van alcohol brand gesticht op zijn kamer, vernielingen verricht op de afdeling en is betrokkene agressief en dreigend geweest.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis. Betrokkene heeft een autismespectrumstoornis en ADHD. Daarnaast is sprake van middelgerelateerde stoornis. Bij alcoholgebruik vertoont betrokkene fors escalerend gedrag en kan hij psychotisch zijn.
Betrokkene heeft zorg nodig om het ernstig nadeel af te wenden en de door zijn stoornis bedreigde fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene heeft tijdens de zitting verklaard dat hij het fijn vindt in de accommodatie. Wanneer betrokkene alcohol gebruikt, is hij echter niet meer bereid om de nodige zorg te ontvangen. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • beperken van bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • opnemen in een accommodatie.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
De officier van justitie heeft verzocht om de zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden. Aan betrokkene is de afgelopen vijf jaar aaneengesloten verplichte zorg verleend en om die reden is de officier van justitie van mening dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:5 onder c van de Wvggz.
De advocaat van betrokkene heeft echter ter zitting verklaard dat de machtiging slechts voor de duur van zes maanden kan worden verleend.
De rechtbank volgt het standpunt van de advocaat. Op grond van artikel 6:5 onder b Wvggz kan een zorgmachtiging worden verleend voor de duur van een jaar, wanneer deze aansluit op een eerdere zorgmachtiging op grond van artikel 6:5 onderdeel a van de Wvggz. En op grond van artikel 6:5 onder c Wvggz kan een zorgmachtiging worden verleend voor de duur van twee jaar indien het een aansluitende zorgmachtiging betreft voor een persoon aan wie gedurende tenminste de afgelopen vijf jaar aaneengesloten verplichte zorg is verleend. Voor betrokkene is niet eerder een zorgmachtiging op grond van de Wvggz verleend. Er zijn in de afgelopen jaren weliswaar diverse aansluitende rechterlijke machtigingen verleend maar dit betroffen machtigingen die zijn verleend op grond van de Wet bopz. Er kan dus niet worden gesproken van een op een eerdere zorgmachtiging op grond van de Wvggz aansluitende zorgmachtiging.
Om deze reden kan de zorgmachtiging niet worden verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden en geldt dus tot en met 25 augustus 2020.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • beperken van bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 februari 2021;
Deze beschikking is gegevens door mr. J.M.P. Willemse-Schwering, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2020 in aanwezigheid van de griffier. Vervolgens is de beschikking op 28 februari 2020 op schrift gesteld.
Conc: JWS
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.