Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
[gedaagde 4],
[gedaagde 5],
[gedaagde 6],
1.Inleiding
2.De procedure
- het tussenvonnis van 5 december 2018
- het proces-verbaal van comparitie van 21 mei 2019 en de daarin genoemde stukken.
3.De feiten
2. de winst of verlies na belastingen in een onder vennootschapsbelasting vallende rechtspersoon waarin een der partners direct of indirect een aanmerkelijk belang heeft, alsmede de liquidatie- of stakingswinst.
tegen vergoeding van de helft van de waarde van de paarden en
- een bedrag wegens overbedeling van € 350.000,00 van [naam 1] onder zich had,
- haar op zou roepen voor het passeren van een akte waarbij haar onverdeelde aandeel in de gezamenlijke woning aan [naam 1] zou worden geleverd;
- door [naam 1] gemachtigd was om daarna dat bedrag aan haar te betalen.
4.Het geschil
5.De beoordeling
Afwijzing vorderingen jegens [gedaagde 5] en [gedaagde 6]
duidelijk. Het stond als paal boven water dat het inkomensbegrip diende te worden beperkt zodat de opgespaarde tegoeden in verband met niet-uitkeerde inkomsten/winsten van mijn bedrijf niet verdeeld zouden worden in geval van scheiding. Als het inkomensbegrip niet zou zijn ingeperkt, kan ik u met zekerheid zeggen dat ik nooit zou hebben getekend. Onder geen voorwaarde zou ik het levenswerk van mijn ouders in gevaar brengen en in strijd met de afspraken met mijn familie handelen.”
.Op dat moment is een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar gaan lopen. [gedaagden] betwisten verder dat [eiseres] schade heeft geleden, onder meer onder verwijzing naar de verklaring van [naam 1] van 23 mei 2018 die op dit punt inhoudt:
Wat betreft de paarden, daar ben ik vanaf het begin duidelijk over geweest. Ik hoefde die paarden niet. Ik kan mij niet precies herinneren hoe de gesprekken over verdeling van de paarden precies zijn gelopen. Misschien dat in de samenlevingsovereenkomst is opgenomen dat ik recht zou hebben op de helft van de waarde van de paarden omdat er een en ander van onze en/of rekening werd betaald. Dat weet ik niet meer precies. Ik kan wel zeggen dat ik uiteindelijk voor de paarden niks heb verrekend, ik ga ook niks verrekenen. Ik heb zelfs een paardentrailer die op mijn naam stond na de scheiding aan [ [eiseres] ] gegeven”.
“voorafgaande verkrijging” vermeld dat na de datum waarop [eiseres] de helft van de ongedeelde eigendom had verworven de eigendom betrokken is geweest bij ruilverkaveling waarvoor in de periode vanaf 22 mei 2002 tot 21 juni 2007 diverse keren rectificaties in het Kadaster zijn ingeschreven. [gedaagde 1] was er dus mee bekend dat het perceel met daarop de gemeenschappelijke woning van [eiseres] en [naam 1] na de gedeeltelijke eigendomsverkrijging van [eiseres] betrokken was geweest bij ruilverkaveling. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 7 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3252, BNB 1997 nr. 206 uitgesproken dat verkrijging bij ruilverkaveling kan gelden als (nieuwe) titel van gezamenlijke eigendomsverkrijging waardoor een latere verdeling en toewijzing van die eigendom aan een van de deelgenoten is vrijgesteld van overdrachtsbelasting op grond van artikel 15 lid 1 van de Wet op Belastingen van rechtsverkeer. Van een vakbekwaam en redelijk handelend notaris mag worden verwacht dat deze anno 2009 bekend is met deze uitleg en dat hij in voorkomend geval bij een toedeling in het kader van verdeling van gemeenschappelijk eigendom wanneer hem bekend is dat ruilverkaveling aan de orde is geweest, onderzoekt of daarin een reden is gelegen voor vrijstelling van overdrachtsbelasting. [gedaagde 1] heeft niet toegelicht wat de reden is geweest dat zij pas in 2012/2013 en niet al in 2009 een dergelijk onderzoek heeft gedaan. Omdat ook verder niet is gebleken van een deugdelijke reden om een dergelijk onderzoek niet direct al uit te voeren is de conclusie dat [gedaagde 1] daarin niet heeft gehandeld met de zorg die in deze van een redelijk handelend en vakbekwame notaris had mogen worden verwacht.
€ 18.000,00, verstrekt in 2010, en kosten die [gedaagde 1] heeft moeten betalen aan de gemeente
[woonplaats] . [eiseres] heeft deze verrekening niet weersproken. De periode van vertraging in de betaling loopt daarmee van 17 augustus 2009 tot 26 september 2013.
De rechtbank zal alleen rekening houden met de periode van 17 augustus 2009 tot 22 mei 2012. Op 25 april 2012 is [eiseres] door [gedaagde 1] in de persoon van notaris [gedaagde 6] geïnformeerd dat [naam 1] toch wilde meewerken aan de overdracht en dat de akte van eigendomsoverdracht op 22 mei 2012 kon worden gepasseerd. [eiseres] heeft niet weersproken dat zij daaraan niet meer heeft willen meewerken, en dat zij ook geen gevolg heeft willen geven aan het vonnis in kort geding van 10 juni 2013. Uiteindelijk is dat vonnis in de plaats getreden van de akte van verdeling en levering en ingeschreven in het kadaster. De vertraging die na 22 mei 2012 is ontstaan heeft [eiseres] daarmee zelf veroorzaakt; de daaruit ontstane schade moet dan ook voor haar rekening blijven. In zoverre heeft [gedaagden] terecht een beroep gedaan op artikel 6:101 BW.
Voor de periode vanaf 17 augustus 2009 tot 22 mei 2012 ligt dat anders. Van [eiseres] kan in redelijkheid niet worden gevergd dat zij, om een levering met vrijstelling van overdrachtsbelasting te bewerkstelligen, zou meewerken aan de door [gedaagden] voorgestelde constructie van een geregistreerd partnerschap. [gedaagden] heeft daarnaast nog opgemerkt dat [eiseres] via de rechter de medewerking door [naam 1] had kunnen afdwingen en zo de vertraging zou hebben kunnen beperken. Een dergelijke stap had echter voor [eiseres] de nodige kosten met zich mee gebracht, nog afgezien van het feit dat ook daar enige tijd mee zou zijn gemoeid voordat dit tot resultaat zou hebben geleid. Dat [eiseres] dat niet heeft gedaan kan haar dan ook niet worden toegerekend.
€ 326.037,89, te berekenen over de periode vanaf 17 augustus 2009 tot
22 mei 2012, en dat de vorderingen van [eiseres] voor het overige zullen worden afgewezen.
1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)