In deze zaak heeft eiser, een ondernemer, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoeken om documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister had drie verzoeken van eiser om interne richtlijnen van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) openbaar te maken, afgewezen. Eiser had deze verzoeken ingediend naar aanleiding van een last onder dwangsom die hem was opgelegd na geconstateerde overtredingen tijdens een controle door de NVWA.
De rechtbank heeft op 11 februari 2020 de mondelinge uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de minister de afwijzing van de Wob-verzoeken terecht had gehandhaafd. De rechtbank stelde vast dat de minister had aangegeven dat de gevraagde documenten niet bestonden en dat deze mededeling niet ongeloofwaardig was. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat de documenten wel onder de minister berustten. De rechtbank benadrukte dat de beroepsgronden van eiser die betrekking hadden op de last onder dwangsom niet binnen de reikwijdte van het geding vielen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na bekendmaking van het proces-verbaal.