ECLI:NL:RBOBR:2020:1096

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
01/223208-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling tijdens autocross evenement met ernstige verwondingen voor meerdere slachtoffers

Op 15 september 2019 vond er een autocross plaats in Leende, waar verdachte met zijn crossauto opzettelijk op een groep mensen inreed, wat resulteerde in ernstige verwondingen voor meerdere slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat verdachte met voorwaardelijk opzet handelde, aangezien hij zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat zijn acties dodelijke gevolgen konden hebben. Verdachte werd ook beschuldigd van mishandeling van een persoon die probeerde de auto te stoppen. De rechtbank legde een jeugddetentie van 24 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals ambulante behandeling en een verbod op deelname aan autosportevenementen. Daarnaast werd een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 5 jaar opgelegd. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd en de verminderd toerekeningsvatbaarheid van verdachte, wat leidde tot de toepassing van het jeugdstrafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.223208.19 Datum uitspraak: 24 februari 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [1998] ,
thans verblijvende in Rijks Justitiële Inrichting “De Hunnerberg”, Berg en Dalseweg 287, 6522 CH Nijmegen.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 december 2019 en 10 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 november 2019.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 10 februari 2020 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 september 2019 te Leende, gemeente Heeze-Leende,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of een of meer anderen
opzettelijk van het leven te beroven,
in een auto is gestapt en/of vervolgens met hoge, althans enige snelheid op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of andere personen is ingereden en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] met onverminderde snelheid heeft aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
A.
hij op of omstreeks 15 september 2019 te Leende, gemeente Heeze-Leende,
aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- ten aanzien van die [slachtoffer 1] : botbreuken in de linker en rechter kuitbenen (ter hoogte van
de knieën) en/of in het linker scheenbeen (ter hoogte van de knie) en/of een gescheurde
achillespees, en/of
- ten aanzien van die [slachtoffer 2] : een botbreuk in het linker scheenbeen, en/of
- ten aanzien van die [slachtoffer 3] : een of meer botbreuken in de rechter knie en/of
gescheurde kruisbanden,
heeft toegebracht,
door met een auto met hoge, althans enige, snelheid op die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in te rijden en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] met onverminderde snelheid aan te rijden;
en/of
B.
hij op of omstreeks 15 september 2019 te Leende, gemeente Heeze-Leende,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of een of meer anderen
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
in een auto is gestapt en/of vervolgens met hoge, althans enige snelheid op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of andere personen is ingereden en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] met onverminderde snelheid heeft aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 15 september 2019 te Leende, gemeente Heeze-Leende, [slachtoffer 5] heeft mishandeld door die [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal, telkens met kracht een kopstoot op/tegen het hoofd te geven en/of tegen het hoofd te slaan.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Inleiding.
Op zondag 15 september 2019 was er een autocrossevenement georganiseerd door [autocrossvereniging] . Dit autocrossevenement vond niet plaats op een circuit, maar op een akker. Op deze akker was de racebaan gesitueerd en ook het rennerskwartier en een middenkwartier met ondermeer een horecatent, een frietkraam en een jurywagen. In de loop van de dag kreeg de organisatie van het waterschap het verbod om de baan nog langer met water te besproeien. Doordat de baan niet langer mocht worden besproeid, ontstond er steeds meer stof. In verband met de veiligheid van de deelnemende coureurs en het publiek is vervolgens door de organisatie in overleg met de deelnemers besloten dat iedere coureur niet de geplande drie manches, maar twee manches zou rijden.
Door de vriendin van verdachte is vervolgens samen met verdachte gevraagd om een deel van het inschrijfgeld te retourneren. Daar ontstond een woordenwisseling over tussen de vriendin van verdachte en de echtgenote van de voorzitter van de autocrossvereniging, hetgeen is uitgelopen op een fysieke confrontatie.
Verdachte is vervolgens naar zijn crossauto gegaan, heeft deze achterwaarts van de autoambulance afgereden en is rechtdoor gereden naar het middenterrein, dit omdat hij zijn vriendin wilde ontzetten.
De prijsuitreiking was op dat moment net afgelopen, er waren veel mensen op het middenterrein. Verdachte is vervolgens met zijn crossauto tegen meerdere personen aangereden die daardoor ernstig tot zeer ernstig lichamelijk letsel hebben opgelopen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde (poging tot doodslag, meermalen gepleegd). Zij stelt zich op het standpunt dat de onder feit 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag, meermalen gepleegd, wettig en overtuigend kan worden bewezen, in die zin dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de in de tenlastelegging genoemde personen en
één of meer andere aanwezigen ter plaatse als gevolg van het handelen van verdachte zouden komen te overlijden (voorwaardelijk opzet).
Zij concludeert dat ook het onder 2 tenlastegelegde (mishandeling) kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Op gronden als verwoord in de door de raadsman overgelegde pleitnotitie stelt de raadsman dat verdachte dient te worden vrijgesproken van poging tot moord, meermalen gepleegd. Met name kan niet zonder redelijke twijfel worden vastgesteld of de gedragingen van verdachte een poging tot doodslag opleveren, omdat niet duidelijk kan worden vastgesteld met welke snelheid verdachte heeft gereden.
Voor wat betreft het onder feit 1 subsidiair onder A en/of B tenlastegelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Voorts stelt de raadsman dat mishandeling, zoals tenlastegelegd onder feit 2, niet kan worden bewezen omdat daarvoor onvoldoende bewijs voorhanden is. Dit dient eveneens tot vrijspraak van het tenlastegelegde te leiden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bronnen:
*de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 februari 2020;
* het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, District Recherche Helmond,
met [registratienummer] , afgesloten 27 november 2019;
* een mutatierapport van de politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche,
met [registratienummer 2] , afgesloten op 23 september 2019;
* een (aanvullend) proces-verbaal Verkeers Ongevallen Aanalyse, proces-verbaalnummer
2019-193346, afgesloten op 21 november 2019.
Bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn hieronder zakelijk weergegeven.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
I. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 10 februari 2020:Op 15 september 2019 was ik te Leende deelnemer aan een autocross. Ik bestuurde een Opel Astra, grijs, met daarop de [naam] en [nummer] . Deze auto betrof een crossauto, die werd vervoerd op een auto-ambulance. Ik herinner me dat ik in mijn crossauto het crossterrein ben opgereden nadat ik die crossauto van de auto-ambulance af had gereden. Ik ben degene geweest die op dat moment die auto bestuurde.
Ik wilde mijn vriendin weghalen en daarna wegrijden. Ik was toen wel een beetje in paniek.
Ik weet niet hoe hard ik toen reed. Ik herinner me dat ik in mijn crossauto zat die stilstond in het zand op het crossterrein en dat er omstanders om de auto stonden die schreeuwden en riepen. Ik ben toen door de politie aangehouden. Mijn auto was technisch in orde. Als ik had gewild had ik goed kunnen remmen.
II. De inhoud van het einddossier van de politie met registratienummer
[registratienummer] :
- proces-verbaal van bevindingen, p. 38:
Op 15 september 2019 kregen wij, verbalisanten, de opdracht te gaan naar de [adres] te Leende, aldaar zou een autocross gaande zijn in een weiland waarbij er een auto het publiek in zou zijn gereden. Wij, verbalisanten, kwamen ter plaatse.
Ik, [verbalisant 1] , zag een racecircuit liggen met daarvoor een horecalocatie met tenten en een frietwagen. Ik zag recht voor mij uit een grijze auto staan met blauwe accenten en het [nummer] er op. Ik zag dat er in een langgerekt spoor achter de auto meerdere gewonde personen op de grond lagen. Ik, [verbalisant 1] , zag dat er achter het stuur van de auto een man zat wiens hoofd helemaal onder het zand en het bloed zat.
Ik, [verbalisant 1] , hoorde dat de man in paniek was.
- proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , p. 48-50:
Op 15 september 2019 was ik ter plaatse op het crossterrein aan de [adres] te Leende. Ik sprak daar [getuige] . Hij gaf aan dat hij het hele voorval had zien gebeuren. Ik hoorde hem zeggen dat één van de coureurs stennis had gemaakt over het inschrijfgeld. Ik hoorde [getuige] zeggen dat hij op enig moment een auto hoorde
starten. Hij vertelde dat dit dezelfde crossauto betrof welke voorzien van race [nummer] stilstond na de aanrijding met de groep mensen. Ik hoorde hem voorts zeggen dat hij in de richting van het voertuig had gekeken en zag dat de auto vanuit een autoambulance versnelde in de richting van een groep mensen welke de tent waren uitgezet. Hij gaf daarbij aan dat hij de auto hoorde versnellen. Tevens gaf hij aan dat de auto geen enkele manoeuvre had gemaakt om te remmen of om de mensen te ontwijken. Ik hoorde hem voorts zeggen dat hij zeker twee of drie personen door de lucht had zien vliegen toen de auto de groep raakte. De auto zou daarbij circa 8 à 9 meter voorbij het punt van impact op de groep mensen zijn gekomen. Daarna had de auto zich vastgegraven en niet verder kunnen rijden. Desgevraagd liet [getuige] mij zien waar hij de crossauto vandaan had zien komen. Wie liepen daartoe een afstand van circa 100 meter over het rennerskwartier tot aan een autoambulance. Ik zag dat aan de achterzijde van de autoambulance diverse bandensporen waarneembaar waren. Hieruit was voor mij op te maken dat er een voertuig achteruit van de autoambulance is gereden en daarna vooruit is weggereden.
Ik zag dat het spoor vanaf het punt waar het naar voren liep in een nagenoeg rechte
lijn doorliep tot onder de crossauto [nummer] welke op de mensen groep was ingereden. Ik zag dat het spoor vlak na het keerpunt achter de autoambulance dieper en slepender werd. Hiermee bedoel ik dat duidelijk was te zien dat het voertuig welke de sporen had gemaakt dusdanig accelereerde dat de wielen geen grip meer hadden. Hiermee stond voor mij vast dat het voertuig fors accelererend was weggereden. Dit acceleratiespoor hield voor zover ik kon zien over een afstand van zeker 40 meter aan waarbij na enkele meters een rustpunt in het spoor zat. Hiermee leek het voor mij of het voertuig mogelijk was overgeschakeld naar een hogere versnelling waarna er weer fors gas was gegeven.
Na het zien van deze sporen en het horen van de verklaring van de [getuige] was voor mij duidelijk dat de crossauto met [nummer] achter de genoemde ambulance was
gestart aan een ononderbroken sprint waarbij hij tot stilstand kwam op de plek waar het voertuig reeds stond bij mijn aankomst.
- proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 74:Op 15 september 2019 was ik aanwezig bij een autocross evenement aan de [adres] te Leende. Toen ik buiten voor de tent stond werd ik uit het niets aangereden door een auto. Ik verloor door de klap direct het bewustzijn. Ik heb deze auto
niet aan zien of horen komen. Toen ik weer bijkwam zag ik ongeveer 2 meter bij mij vandaan een zilverkleurige crossauto staan. Ik hoorde dat mijn broer [getuige 4] zei dat ik zojuist door deze auto was aangereden. Ik zag dat er in deze auto nog een man achter het stuur zat. Toen ik bijkwam voelde ik ook hevige pijn aan mijn beiden knieën, linker elleboog, rechterzij en aan mijn hoofd. Ik hoorde hierop ook dat iemand tegen mij zei dat ik
een flinke bloedende hoofdwond rechts achter op mijn hoofd had. Ik zag dat mijn zus [slachtoffer 2] ook gewond links naast mij op de grond lag.
- proces-verbaal van aanvullende aangifte door [slachtoffer 3] , p. 93:
Ik hoorde mijn broer nog roepen “pas op die auto" maar toen was het al te laat. Het was een enorme klap en ik vloog over de motorkap. Ik ben van achter in mijn benen aangereden. Ik heb die auto helemaal niet zien aankomen en kon dus ook niets doen om die auto te ontwijken. Ik ben met mijn hoofd op de motorkap van die auto terecht gekomen en ben vijf meter gekatapulteerd alvorens ik op de grond terecht kwam.
Ik heb voornamelijk last van mijn knie en mijn elleboog. Mijn kruisbanden zijn gescheurd en moet voorlopig met een brace rondlopen.
-medische verklaring betreffende [slachtoffer 3] , opgemaakt door [naam arts] , arts, op
26 september 2019, in samenhang met een verslag van de [arts] , opgemaakt
op 17 september 2019. p. 80-83.
Ik, [naam arts] , zag patiënt dringend naar aanleiding van het ongeval dat hij recent onderging waarbij hij werd aangereden door een wagen op een cross in Nederland. Hij werd langs achter aan de onderbenen geraakt en werd dan over de wagen geslingerd. Daags nadien meldde patiënt zich bij ons op de dienst Spoedgevallen voor nazicht omwille van persisterend probleem aan de rechterknie, de linkerschouder en een commotioneel beeld.
Nu een week later op raadpleging en hij heeft nog steeds een fors gezwollen knie rechts met een zeer lakse situatie met niet alleen een hooggradig mediaal band letsel maar ook een duidelijke achterste kruisbandletsel met posterieure sagging.
Ik heb hem urgent een achterste kruisband reducerende brace aangemeten die hij de komende vijf weken 23 uur op 24 dient te dragen in een poging op conservatieve wijze de mediale band alsook de achterste kruisband te laten uithelen. Intussen dient een bijkomende MRI te geschieden teneinde
bijkomende intra-articulaire letsels op te sporen.
Als verslag van de [arts] :
Vastgesteld zijn: kneuzing rechterknie, fractuur knie. Knie rechts met duidelijke achterste
kruisbandletsel.
- proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 96:Op 15 september 2019 kwam ik samen met mijn man om te crossen met auto's op de [adres] in Leende. Ik hoorde links van mij een auto starten. Ik zag de auto naar achteren rijden, dus van mij af. Ik zag de auto met hoge snelheid vooruit, mijn kant op rijden. Er stonden nog meer mensen om mij heen. Ik voelde dat de auto mij raakte op mijn linkerbeen. Ik voelde direct erg veel pijn aan mijn been. Ik viel op de grond. Ik hoorde toen
ik bij kwam dat ik bewusteloos was geraakt. Ik hoorde in het ziekenhuis dat ik mijn linker scheenbeen had gebroken.
- proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] :Mijn linker scheenbeen is gebroken en er is een pin ingezet
.Ik had een zwart joggingpack aan en ik ben aangereden door die auto met het front en mijn broek was daardoor ook stuk.
Er was een stuk stof uit de broek en wel bij het linker bovenbeen
.
-medische verklaring betreffende [slachtoffer 2] , p. 103:
Ingreep: crurisfactuur links. Pen statisch vergrendeld.
- proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 104, 105:
Op 15 september vond er een autocross plaats op de [adres] te Leende. De autocross was voorbij. Ik hoorde en zag geroezemoes bij de frituurwagen. Daar ben ik heen
gegaan. Ik zag dat de jongen met de crossauto, die mij later heeft aangereden, ook vlakbij de frituurwagen stond.
Ik en mijn [collega] liepen weg van de frituurwagen in de richting van het middenterrein. Ik hoorde het geluid van een auto. Ik draaide me om en zag een auto op mij afkomen. Ik keek de man recht in zijn ogen aan. Ik riep en ik gebaarde ook nog met mijn
handen "stop toch". Ik zag en hoorde dat de man in de auto het gas niet los liet. Ik ben geraakt door de auto. Ik ben op de zijkant terecht gekomen door de aanrijding. Ik denk dat tijdens de aanrijding mijn knieën zijn geraakt. Ik had geen gevoel meer in mijn benen.
Ik heb gezien dat die jongen rond is gereden. Ik zag dat hij even stopte en ik zag dat hij toen volop gas gaf. Ik was de eerste die hij raakte. Op deze baan rijd je zonder problemen 80 à 90 kilometer per uur.
Mijn rechter knie is op twee plaatsen gebroken en om het rechterbeen zit een brace.
Mijn linker knie heeft meerdere breuken, is verbrijzeld, het scheenbeen bot is afgebroken en de achillespees is afgescheurd. Mijn kniebanden kunnen ze nog niet bekijken in verband met de zwellingen, maar het ziet er niet goed uit.
- als geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 1] , opgemaakt door de chirurg
(naam onleesbaar) op 25 september 2019, p, 107:
Op 15 september 2019 werd bij onderzochte [slachtoffer 1] het volgende uiterlijk waarneembaar letsel waargenomen:
botbreuk kuitbeen ter hoogte van knie, rechts en links, botbreuk scheenbeen links.
- proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. 69, 70:
Op 15 september 2019 bevond ik me bij de autocross in Leende. De race was al voorbij.
Ik zag dat de prijsuitreiking net bezig was. Kort hierna liep ik weg van de prijsuitreiking. Ik liep het veld op achter het friethok. Dan komt er van links plotseling een raceauto aan. Een
grijze Opel Astra met blauwe accenten met het [nummer] . Ik zag hem niet echt aankomen maar hoorde dat hij vol gas reed. Hij reed vol in op een grote groep mensen. Ik werd vol geraakt op de voorkant van de auto. Ik vloog door de lucht en kwam op mijn linkerzijde terecht. Hierdoor heb ik enorm veel pijn in mijn rechterenkel. Ik heb ook een snee in mijn linker arm. Ik heb op dit moment erg veel last en pijn. Ik was toen erg kwaad omdat ik zag dat de
bestuurder dit expres deed. Toen ik opstond zag ik dat de auto ongeveer 10 meter verderop stil stond. Ik zag dat de auto zich in had gegraven met zijn wielen.
- proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 163, 164:
Wat ik zie is dat die crossauto met [nummer] vanuit zijn oplegger komt aanrijden. Ik zie en hoor dat hij vanaf het begin maximaal op het gas staat. Ik zag dat hij doelbewust op de groep inreed. Ik zag hem op geen enkel moment twijfelen of een stuurmanoeuvre maken om er omheen te rijden. Ik hoorde ook dat hij voortdurend maximaal gas bleef geven. Ik hoorde de motor hoog toeren maken. Ik zag toen dat hij de groep raakte.
Ik heb zeker twee mensen weg zien vliegen toen ze geraakt werden. Ik heb er nog meer aan de kant zien springen. Hij probeerde nog verder te rijden toen hij de mensen geraakt had. Dit was in ieder geval de man die later is aangehouden.
- proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. 108-113:
Ik was de wedstrijdleider en verzorgde onder meer de opstelling en de start.
Op 15 september 2019 was er een autocross. Ik stond toen bij de prijsuitreiking in de tent. Vanuit daar zag ik dat tumult ontstond en ben ik naar de frituurwagen gegaan. Ik zag vervolgens dat er een auto aan kwam rijden. Ik denk dat ik hooguit een meter of zes van het
incident betreffende het inrijden af stond. De auto reed volgens mij 40-50 kilometer per uur. Die snelheid kan ik inschatten omdat die ongeveer gelijk is aan de snelheid op de baan. Mijn zicht was vrij en onbelemmerd. Hij kwam op volle vaart het publiek in rijden. Hij heeft
totaal geen vaart geminderd. Het ging zo snel. Hij reed vol het publiek in zonder snelheidsvermindering of zo. De auto klonk hetzelfde alsof hij de startplaats verlaat met volle toeren. Een grijze Opel. Het was een crossauto. De bestuurder reed verschillende mensen aan. Hij reed de volle groep in. De auto reed met hoog toerental toen de auto zich vastreed. Door de bijrijderszijde ben ik naar binnen gedoken. Toen heb ik de sleutels er uit
gehaald met weerstand van de chauffeur. Hij schermde de sleutels af. Ik ben verschillende keren geraakt. Ik werd geraakt op mijn hoofd. Er was verder niemand anders in het voertuig. Niemand anders had mij vanaf de bestuurderszijde kunnen raken van buitenaf: de plek waar het raam zou zitten is afgeschermd met een draadhek. Ik heb de sleutels afgegeven aan de voorzitter.
Ik heb letsel opgelopen in de wagen tijdens het veiligstellen van de sleutel. Dit letsel bestaat uit een gebroken middelvinger en een hersenschudding.
- proces-verbaal van verhoor van [getuige] , p. 167:
Ik rijd al 20 jaar rallycrossen. Ik was die dag bij de cross omdat mijn zoon ook al drie jaar crossen rijdt.
Ik zag dat een man weg liep in de richting van zijn vrachtwagen. Een paar tellen erna hoorde ik een auto starten. Ik zag dat dezelfde man naar ons toe gereden kwam. We stonden met tien tot vijftien personen op die plek. Ik zag dat hij met volle toeren op ons af kwam.
Ik weet dat het de derde versnelling was omdat ik dat hoor. Ik denk dat hij 50 tot 60 km per uur reed op het moment dat hij de menigte in reed. Ik weet op grond van mijn ervaring van 20 jaar zeker dat hij in de derde versnelling reed en dat hij 50 tot 60 kilometer per ur reed op het moment dat hij op het publiek inreed.
Ik heb nog twee kinderen weg geduwd. Ik zag drie tot vier mensen vliegen toen de auto op hen ingereden was. De auto ging net voor mij door. De eerste die hij raakte was [slachtoffer 1] . Vervolgens reed de auto gewoon door. Ik heb gezien dat er nog meerdere mensen werden geraakt en dat die tegen de grond vielen. Ik heb die man achter het stuur
zien zitten. Er zat niemand anders in de auto. De man moet met zijn auto minimaal 100 meter met zijn auto gereden hebben. Hij is van het uiterste van het veld naar de middenplek gereden waar wij stonden.
- proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , p. 159:
Ik zag dat een auto, die grijze auto daar met [nummer] , inreed op de vechtpartij. Ik zag vervolgens drie mensen door de lucht vliegen als gevolg van de klap met die auto.
- proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , p. 191:
Kort hierna hoorde ik de bewuste auto rijden. Ik heb dit dus niet kunnen zien omdat ik samen met mijn vrouw in de frituur zat. Na twee minuten kwam [slachtoffer 5] een sleutel afgeven die van de auto bleek te zijn.
III. De inhoud van het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Aanalyse,
proces-verbaalnummer 2019-193346:
De bestuurder van de crossauto, was met de crossauto in botsing gekomen met meerdere personen. De bestuurder van de crossauto had nadat deze een conflict had gehad met de organisatie van de aldaar georganiseerde maiscross, zijn crossauto achterwaarts van de autoambulance afgereden.
De crossauto stond al reeds gestald op de autoambulance voor vertrek van het crossterrein. Nadat de bestuurder van de crossauto van de autoambulance was afgereden had deze naar rechts weggestuurd en is vervolgens accelererend weg gereden in de richting van de plaats van incident, alwaar hij in botsing kwam met meerdere personen.
De afstand tussen “punt van vertrek” en de plaats van incident, bedroeg ongeveer 85 meter.
Door deze aanrijding zijn meerdere personen gewond geraakt.
Door ons werd in het voertuig een meetmiddelgeplaatst om zo de bewegingen en de snelheid van de crossauto te kunnen registeren.
Door mij [verbalisant 3] werd vier maal van het beginpunt (positie autoambulance)
tot het eindpunt (eindpositie) een rijproef gedaan. Hierbij werd door mij, verbalisant,
met hoge toeren, van 1e tot 3e versnelling opgeschakeld. Bij alle rijproeven werd een eindsnelheid gehaald, net voor de eindpositie van de auto, van ongeveer 50 km/h.
Het voertuig is op rijtechnische staat gecontroleerd. Hieruit kwam naar voren dat het voertuig technisch in orde was en dat een gebrek in technische staat niet de oorzaak was van de aanrijding.
Overwegingen ten aanzien van de bewezenverklaring.
Feit 1.
Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte het opzet had op de dood van de in de tenlastelegging genoemde personen en andere ter plaatse aanwezige, onbekend gebleven personen.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet de bedoeling had om iemand te raken, maar dat hij met zijn crossauto in paniek het crossterrein is opgereden nadat hij zijn crossauto van de autoambulance had afgereden. Dat verdachte niet de bedoeling had iemand te raken wil niet zeggen dat er geen opzet is geweest op de dood in juridische zin.
De vraag is of verdachte met zijn gedragingen op zijn minst het voorwaardelijk opzet had op de dood van personen.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier het komen te overlijden van personen - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Voor de beantwoording van de vraag of in deze zaak sprake is van voorwaardelijk opzet, is van belang om vast te stellen op welke wijze verdachte in zijn crossauto heeft gereden en onder welke omstandigheden.
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast.
Uit het strafdossier en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting volgt, dat verdachte boos en in paniek naar zijn auto is gelopen die op een autoambulance stond, zijn auto daarvan heeft af gereden en met zijn auto het terrein is opgereden omdat hij zijn vriendin, die zich op het crossterrein bevond, wilde ontzetten.
Verdachte is doelbewust gaan rijden en is het middengebied van het crossterrein opgereden. Uit de hiervoor aangehaalde getuigenverklaringen, het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] en het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse stelt de rechtbank vast dat verdachte nadat hij zijn crossauto achteruit de autoambulance had afgereden vol gas en telkens opschakelend naar het middenterrein is gereden en daarbij een snelheid heeft bereikt van ongeveer 50 km/uur. Deze snelheid was gelet op de feitelijke situatie onverantwoord hoog. Het betrof een gedeelte van een crossterrein waarbij zich op dat moment veel personen waaronder kinderen bevonden en geen van hen was erop berekend dat een crossauto op het terrein zou rijden tijdens de prijsuitreiking en zeker niet met een dergelijke hoge snelheid op hen in kwam rijden. Verdachte heeft vervolgens niet geremd voor een grote groep mensen op het middenterrein , maar is op meerdere mensen ingereden. Getuigen verklaren dat zij mensen als gevolg van de klap door de lucht zagen vliegen en ook uit het opgelopen letsel blijkt dat de slachtoffers hard zijn geraakt.
[slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben ernstig letsel opgelopen (waaronder botbreuken) en zijn door de aanrijding (kort) buiten bewustzijn geraakt.
Meerdere personen hebben opzij moeten springen om niet door de auto van verdachte te worden geraakt. Tenminste twee kinderen konden maar ternauwernood voor de auto van verdachte worden weggetrokken.
Het is een feit van algemene bekendheid dat wanneer een auto met deze snelheid een voetganger aanrijdt, de kans aanmerkelijk is dat de aangereden persoon letsel oploopt en de dat de kans bestaat dat de voetganger als gevolg van de aanrijding kan komen te overlijden als gevolg van het opgelopen letsel.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op al deze feiten en omstandigheden de aanmerkelijke kans bestond dat niet alleen de hiervoor genoemde personen, maar ook andere ter plaatse aanwezige personen zouden worden geraakt door de auto van verdachte.
Verdachte wist dat zich op het crossterrein veel personen bevonden. Hij moet beseft hebben dat er een grote kans bestond dat hij daar aanwezige en zich in zijn rijbaan bevindende personen dodelijk zou kunnen raken. Verdachte is desondanks met deze hoge snelheid naar het
middenterrein gereden en heeft niet geremd. De rechtbank concludeert dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.
Dat betekent dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van de in de tenlastelegging aangeduide personen.
Poging tot doodslag, meermalen gepleegd, is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat voldoende bewijs voorhanden is dat verdachte de heer [slachtoffer 5] heeft mishandeld, toen de heer [slachtoffer 5] de sleutel uit het contact heeft gehaald om te voorkomen dat verdachte zou wegrijden en nog meer slachtoffers zou maken. Het dossier bevat geen enkel aanknopingspunt dat een ander dan verdachte aan genoemde [slachtoffer 5] op dat moment letsel heeft toegebracht.
De rechtbank acht de mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 15 september 2019 te Leende, gemeente Heeze-Leende, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en anderen opzettelijk van het leven te beroven, in een auto is gestapt en vervolgens met hoge snelheid op die [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en andere personen is ingereden en die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met onverminderde snelheid heeft aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 15 september 2019 te Leende, gemeente Heeze-Leende, [slachtoffer 5] heeft mishandeld door die [slachtoffer 5] tegen het hoofd te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert toepassing van het adolescentenstrafrecht en een straf op te leggen van 24 maanden jeugddetentie met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daarbij als bijzondere voorwaarden te stellen
toezicht door de jeugdreclassering met verplichte deelname aan behandeling en begeleiding en een verbod om gedurende de proeftijd aan autocrossen deel te nemen.
Als bijkomende straf vordert zij het opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaren.
Het standpunt van de verdediging.
Voor zover de rechtbank de verweren van de verdediging niet volgt, verzoekt de raadsman
de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en de persoonlijke omstandigheden van verdachte in aanmerking te nemen bij de bepaling van de op te leggen straf en een vrijheidsstraf van kortere duur dan de gevorderde straf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemene strafoverwegingen gerelateerd aan het bewezenverklaarde.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag, meermalen gepleegd, en mishandeling.
Verdachte heeft een groot risico genomen door met hoge snelheid een terrein op te rijden waar zich veel mensen bevonden, waarvan hij zich bewust moet zijn geweest omdat hij zelf op het crossterrein aanwezig was en deelgenomen heeft aan de autocross. Hij heeft zich daardoor schuldig gemaakt aan een zeer ernstig gewelddadig feit, om een futiele aanleiding. Dit acht de rechtbank zeer verwerpelijk. Het betrof een zeer bedreigende situatie.
Een aantal personen konden door de snelheid van de auto van verdachte niet op tijd voor de auto van verdachte opzij gaan. Indien andere niet met naam genoemde aanwezigen niet opzij waren gesprongen hadden meer personen geraakt kunnen worden en door de snelheid van de aanrijding hadden de slachtoffers nog ernstiger letsel kunnen oplopen of zelfs kunnen komen te overlijden.
Alle betrokken personen hebben die namiddag grote angst en gevoelens van onveiligheid gekend, waarvan sommigen tot op de dag van vandaag nog steeds last hebben.
Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en hun lichamelijke integriteit aangetast. Verdachte heeft drie personen ernstig verwond en lichamelijk en psychisch leed aangedaan. Eén van de slachtoffers is als gevolg van zijn opgelopen verwondingen ernstig gehinderd in de uitoefening van zijn beroep. Op de zitting is daarover indringend verklaard en hij zal de rest van zijn leven met deze gevolgen moeten leven. Het is nog ongewis of het letsel voor de overige slachtoffers blijvend gevolgen heeft. Verder is het geenszins uitgesloten dat zij in de toekomst ook nog
de nadelige psychische gevolgen van de aanrijding en het door verdachte toegebrachte letsel zullen ondervinden.
Dat de slachtoffers geen dodelijk letsel hebben opgelopen, is een gelukkige omstandigheid, die echter geenszins aan verdachte te danken is.
De persoon van verdachte.
Gelet op de persoon van verdachte neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
De rechtbank houdt rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte (ten tijde van het feit 21 jaar). Ook heeft verdachte reeds consequenties van zijn strafbaar gedrag ervaren doordat hij sinds zijn aanhouding en inverzekeringstelling op 15 september 2019 in voorlopige hechtenis in een penitentiaire inrichting in Sittard en in een justitiële jeugdinrichting heeft gezeten.
Verder heeft de rechtbank betreffende de persoon van verdachte in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld of met politie of justitie in aanraking is gekomen, zoals blijkt uit een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 12 november 2019.
Omtrent de persoon van verdachte is op 3 december 2019 een rapport van een psychologisch onderzoek uitgebracht door [gezondheidszorgpsycholoog] .
Dit rapport houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de zin van een lichte verstandelijke beperking. Hiervan was sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde.
Het is aannemelijk dat deze gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloedde.
Door zijn verstandelijke beperking is verdachte, vergeleken met een willekeurig ander gemiddeld ontwikkeld persoon, veel minder goed in staat een grote hoeveelheid prikkels (m.n. in het sociale verkeer) te verwerken, zoals de forse agressie waar hij mee werd geconfronteerd, de emoties die daardoor bij hem werden opgeroepen en de hevige bezorgdheid om het lot van zijn vriendin. De blootstelling aan voornoemde sterke prikkels lijkt een kortdurende psychische overbelasting/ontregeling bij verdachte te hebben veroorzaakt, hetgeen direct verband houdt met de lichte verstandelijke handicap en daarmee samenhangende beperkingen in de zin van emotionele belastbaarheid en coping-vaardigheden.
Op grond van het voorgaande wordt geadviseerd verdachte het tenlastegelegde -voor
zover bewezen geacht- in verminderde mate toe te rekenen.
De kans op recidive op korte termijn wordt niet groot geacht. Voor de langere termijn is het evenwel van belang dat een begeleidings- en behandeltraject in gang wordt gezet.
Er is duidelijk aanleiding om te adviseren tot het toepassen van het jeugdstrafrecht, vooral op grond van het feit dat verdachte op verstandelijk beperkt niveau functioneert en omdat hij daardoor in verminderde mate in staat is de risico’s van zijn eigen handelen in te schatten, meer moeite heeft zijn eigen gedrag te organiseren, tot op zekere hoogte impulsief handelt en kinderlijker gedrag vertoont dan men gezien de kalenderleeftijd zou verwachten.
Aanbevolen wordt verdachte te verplichten tot deelname aan een behandeling bij een instelling als de William Schrikkerstichting, en dat te combineren met een verplicht (jeugd-)
reclasseringstoezicht. Als passend juridisch kader geldt daarvoor het stellen van bijzondere voorwaarden bij strafoplegging
Ook heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het omtrent verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 5 december 2019. Dit rapport houdt onder meer in, zakelijk weergegeven, dat reclasseringstoezicht en inzet van verdere hulpverlening zijn geïndiceerd.
Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld.
Geadviseerd wordt het jeugdstrafrecht toe te passen, mede gelet op de vastgestelde verstandelijke beperking van verdachte.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van een mailbericht van [jeugdzorgwerker] bij de William Schrikker Jeugdbescherming en jeugdreclassering.
Hieruit blijkt onder meer dat verdachte valt binnen het wegingskader van het Adolescentenstrafrecht. Het bericht houdt verder onder meer in:
Verdachte heeft een verstandelijke beperking met een IQ van 58. Dit maakt dat het van belang is dat er wordt ingespeeld op zijn wensen en behoeften om hem zo optimaal mogelijk te kunnen begeleiden. De William Schrikker Groep is gespecialiseerd in deze doelgroep.
Verdachte heeft laten zien dat hij baat heeft bij duidelijkheid en structuur. De overplaatsing naar de Justitiële Jeugd Inrichting “De Hunnerberg” is zeer passend geweest.
Het advies van de reclassering is om het (vrijwillige) toezicht en de begeleiding van verdachte op te starten terwijl verdachte binnen een Justitiële Jeugd Inrichting verblijft.
Op deze manier kan er afstemming plaatsvinden met de voormalige begeleiding van verdachte, met professionals binnen de Justitiële Jeugd Inrichting en met de instelling Stevig. Stevig is gespecialiseerd in (jong) volwassenen met een verstandelijke beperking. Het FACT werkt ook met cliënten die een forensische achtergrond hebben. Verdachte lijkt geschikt voor het FACT team. Het FACT team bestaat uit verschillende disciplines (hierbij denkend aan een psycholoog, ambulant begeleider, behandelaar, jobcoach en casemanager) en kan bieden wat nodig is om verdachte zo goed mogelijk te stutten en te steunen.
Naast behandeling en dagbesteding is voor verdachte de woonomgeving van belang.
Gezien de verstandelijke beperking en leeftijd is het van belang om te bezien wat de mogelijkheden zijn om beschermd te gaan wonen. Dit zodat verdachte kan leven in een (opvoed)klimaat waar hem dat wordt geboden wat hij nodig heeft om zo optimaal mogelijk te kunnen functioneren maar waar ook sprake is van voldoende zicht en nabijheid.
Tenslotte heeft de rechtbank kennis genomen van een mailbericht van [jeugdzorgwerker] , reclasseringswerker bij de reclassering te Maastricht betreffende verdachte.
Zij komt, na overleg met de collega’s van de William Schrikker Groep, gelet op het gebrek in handelingsvaardigheden van verdachte, de mogelijkheden tot pedagogische beïnvloeding en het ontbreken van een pro-criminele houding, tot het advies om adolescentenstrafrecht toe te passen, met toezicht van de jeugdreclassering.
Conclusie van de rechtbank.
De rechtbank acht het aangewezen en passend, al het voorgaande in overweging genomen, om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Bij het jeugdstrafrecht gelden lagere maximumstraffen (er kan maximaal 24 maanden jeugddetentie worden opgelegd) en lagere richtlijnen voor de straftoemeting. Verder wordt bij het bepalen van het antwoord op de vraag welke straf passend is veel belang gehecht aan wat de straf betekent voor de persoonlijke ontwikkeling van de jeugdige. Er wordt veel meer dan bij volwassenen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Doodslag is een van de ernstigste strafbare feiten die het Wetboek van Strafrecht kent, omdat hierbij het leven van een ander, het meest fundamentele rechtsgoed dat een mens bezit, wordt afgenomen. Alleen hieruit blijkt al dat ook een poging tot doodslag een zeer
ernstig strafbaar feit is.
Naar het oordeel van de rechtbank kan ten aanzien van de strafsoort en strafmaat voor de bewezenverklaarde poging tot doodslag, meermalen gepleegd, dan ook niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke jeugddetentie van aanzienlijke duur.
Voor de strafmaat acht de rechtbank, in aanmerking genomen andere rechterlijke uitspraken, een straf van 24 maanden jeugddetentie waarvan 6 maanden voorwaardelijk een gepaste straf. De rechtbank zal deze
jeugddetentie deels voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de jeugdreclassering worden gekoppeld.
Verdachte heeft zich bereid verklaard zich aan die voorwaarden te houden en heeft verklaard mee te willen werken aan onderzoek en behandeling.
Ook zal de rechtbank, gelet op de aard en de ernst van het onder feit 1 bewezenverklaarde, als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf bepalen dat verdachte zich gedurende de proeftijd van twee jaar niet opnieuw mag inschrijven als deelnemer voor de [autocrossvereniging] of een andere autosportevenement.
Ten slotte ziet de rechtbank in de omstandigheid dat de verdachte met een auto een strafbaar feit heeft gepleegd aanleiding om, mede ter bescherming van de verkeersveiligheid, de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen te ontzeggen. De rechtbank zal aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 5 jaar.
De vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de gehele vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de maatregel tot schadevergoeding (waarbij de gijzeling op 0 dagen dient te worden gesteld) en toekenning van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de conclusies van de verdediging over het bewijs wordt primair verzocht de vordering af te wijzen, dan wel de benadeelde partijen daarin niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair wordt verzocht het toe te wijzen bedrag voor immateriële schadevergoeding te matigen.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering deels toewijsbaar, te weten tot een bedrag van € 664,52, bestaande uit een vergoeding van € 600,00 voor immateriële schade en een vergoeding van € 64,52 voor materiële schade.
Het totale toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente voor wat betreft de immateriële schade vanaf 15 september 2019 (de datum van het delict) tot aan de dag der
algehele voldoening en voor wat betreft de materiële schade vanaf 28 januari 2020 (de datum van de vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover die een bedrag van € 600,00 betreffende immateriële schade te boven gaat.
De benadeelde partij kan de vordering voor zover die niet wordt toegewezen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente voor wat betreft de immateriële schade vanaf 15 september 2019 (de datum van het delict) tot aan de dag der algehele voldoening en voor wat betreft de materiële schade vanaf 28 januari 2020 (de datum van de vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 36f, 45, 77c, 77g, 77i, 77r, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 287.
Wegenverkeerswet: art. 179a.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het onder feit 1 en onder feit 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 1:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd.T.a.v. feit 2:
mishandeling.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf, bijkomende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2:
-
jeugddetentievoor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
twee jaar.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden
gegeven door de jeugdreclassering van de gecertificeerde instelling William Schrikker
Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hoofdkantoor: Bijlmerdreef 101,
1102 BP Amsterdam Zuidoost, tel. 088-5260000);
- zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden
en zich gedurende de proeftijd op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal
blijven melden bij de jeugdreclassering van de gecertificeerde instelling William Schrikker
Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hoofdkantoor: Bijlmerdreef 101,
1102 BP Amsterdam Zuidoost, tel. 088-5260000), zo frequent en zo lang deze instelling
dat noodzakelijk acht en de aanwijzingen van de jeugdzorgwerker zal volgen;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan een ambulant behandeltraject, te bepalen door de
(jeugd)reclassering en zich houdt aan de aanwijzingen die de zorgverlener in dat kader
geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de
behandeling;
- zich gedurende de proeftijd niet als deelnemer zal inschrijven voor een autocross bij
[autocrossvereniging] of een ander autosportevenement.
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hoofdkantoor:
Bijlmerdreef 101, 1102 BP Amsterdam Zuidoost) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en
met het vierde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken
daaronder begrepen.
- -
ontzeggingvan de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, bromfietsen daaronder
begrepen, voor de duur van 5 jaren.
T.a.v. feit 2:
-
maatregel van schadevergoedingvan € 664,52.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] van een bedrag van € 664,52 (zegge: zeshonderd en vierenzestig euro en tweeënvijftig eurocent).
Het bedrag betreft een vergoeding voor immateriële schade van € 600,00 en een vergoeding voor materiële schade van € 64,52.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente voor wat betreft de immateriële schade van € 600,00 vanaf 15 september 2019 (de datum van het delict) tot aan de dag der algehele voldoening en voor wat betreft de materiële schade van € 64,52 vanaf 28 januari 2020 (de datum van de vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .
Wijst de vordering van de benadeelde partij deels toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van een bedrag van € 664,52 (zegge: zeshonderd en vierenzestig euro en tweeënvijftig eurocent).
Het bedrag betreft een vergoeding voor immateriële schade van € 600,00 en een vergoeding voor materiële schade van € 64,52.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente voor wat betreft de immateriële schade van € 600,00 vanaf 15 september 2019 (de datum van het delict) tot aan de dag der algehele voldoening en voor wat betreft de materiële schade van € 64,52 vanaf 28 januari 2020 (de datum van de vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering voor zover deze een bedrag van € 600,00 terzake van immateriële schadevergoeding te boven gaat.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. J.J.A. Donkersloot, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 24 februari 2020.