ECLI:NL:RBOBR:2020:1087
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beschikking inzake omgangsregeling en verzoek tot zelfbepaling van een minderjarige
Op 17 februari 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de omgangsregeling van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. Deze beschikking is een vervolg op een eerdere beslissing van 8 augustus 2019, waarbij het verzoek van [minderjarige] was aangehouden om de resultaten van hulpverleningstrajecten af te wachten. De kinderrechter heeft op 10 februari 2020 gesprekken gevoerd met [minderjarige], haar ouders en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens deze gesprekken kwam naar voren dat [minderjarige] behoefte heeft aan meer tijd alleen met haar vader en dat zij graag meer gelegenheid wil om haar huiswerk te maken. Ook is er behoefte aan verbetering van de communicatie tussen haar ouders.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] momenteel om het weekend bij haar vader verblijft, wat afwijkt van de eerder overeengekomen regeling. De ouders hebben aangegeven dat deze regeling tijdelijk is en dat er aan het eind van het hulpverleningstraject een definitieve regeling zal worden vastgesteld. De kinderrechter heeft besloten dat [minderjarige] in de weekenden dat zij bij haar vader verblijft, ten minste drie uur alleen met hem zal doorbrengen. Dit is een belangrijke afspraak die is gemaakt om de band tussen [minderjarige] en haar vader te versterken.
Daarnaast heeft de kinderrechter het verzoek van [minderjarige] om zelf te mogen bepalen wanneer zij naar haar vader gaat, afgewezen. De kinderrechter oordeelt dat het beter is voor [minderjarige] om op afgesproken dagen contact met haar vader te hebben, wat meer duidelijkheid en zekerheid biedt. De kinderrechter heeft de ouders aangemoedigd om door te gaan met het hulpverleningstraject en de communicatie te verbeteren. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.