ECLI:NL:RBOBR:2020:1087

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
C/01/344600 / FA RK 19-1360
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake omgangsregeling en verzoek tot zelfbepaling van een minderjarige

Op 17 februari 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de omgangsregeling van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. Deze beschikking is een vervolg op een eerdere beslissing van 8 augustus 2019, waarbij het verzoek van [minderjarige] was aangehouden om de resultaten van hulpverleningstrajecten af te wachten. De kinderrechter heeft op 10 februari 2020 gesprekken gevoerd met [minderjarige], haar ouders en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens deze gesprekken kwam naar voren dat [minderjarige] behoefte heeft aan meer tijd alleen met haar vader en dat zij graag meer gelegenheid wil om haar huiswerk te maken. Ook is er behoefte aan verbetering van de communicatie tussen haar ouders.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] momenteel om het weekend bij haar vader verblijft, wat afwijkt van de eerder overeengekomen regeling. De ouders hebben aangegeven dat deze regeling tijdelijk is en dat er aan het eind van het hulpverleningstraject een definitieve regeling zal worden vastgesteld. De kinderrechter heeft besloten dat [minderjarige] in de weekenden dat zij bij haar vader verblijft, ten minste drie uur alleen met hem zal doorbrengen. Dit is een belangrijke afspraak die is gemaakt om de band tussen [minderjarige] en haar vader te versterken.

Daarnaast heeft de kinderrechter het verzoek van [minderjarige] om zelf te mogen bepalen wanneer zij naar haar vader gaat, afgewezen. De kinderrechter oordeelt dat het beter is voor [minderjarige] om op afgesproken dagen contact met haar vader te hebben, wat meer duidelijkheid en zekerheid biedt. De kinderrechter heeft de ouders aangemoedigd om door te gaan met het hulpverleningstraject en de communicatie te verbeteren. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/344600 / FA RK 19-1360
Uitspraak : 17 februari 2020
Beschikking op het verzoek van

[minderjarige] ,geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

verder te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] ,

wonende in [woonplaats] ,
verder te noemen: de moeder,
en

[vader] ,

wonende in [woonplaats] ,
verder te noemen: de vader.

De procedure

Deze beslissing is het vervolg op de beslissing van 8 augustus 2019. De rechtbank gaat ervan uit dat [minderjarige] , moeder en vader op de hoogte zijn van de inhoud van die beslissing.
Op 8 augustus 2019 is de beslissing op het verzoek van [minderjarige] aangehouden, dat wil zeggen: uitgesteld. De rechtbank heeft dat gedaan om de resultaten van de hulpverleningstrajecten van [minderjarige] en haar ouders af te wachten.
De kinderrechter heeft daarna op 10 februari 2020 opnieuw met [minderjarige] gesproken.
Op diezelfde dag heeft de kinderrechter ook gesproken met de ouders van [minderjarige] en met mevrouw [naam] van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

De beoordeling van het verzoek van [minderjarige]

Tijdens het gesprek met [minderjarige] is duidelijk geworden dat zij op dit moment nog tegen een aantal dingen aanloopt in de weekenden dat zij bij haar vader is.
Zo zou [minderjarige] in die weekenden graag ook wat tijd alleen met haar vader willen doorbrengen en ze wil ook graag meer tijd en gelegenheid krijgen om haar huiswerk te maken en te leren. Zij vindt het vervelend dat haar stiefbroers veel ruzie maken en geeft aan dat ze daar last van heeft.
Daarnaast [minderjarige] vindt het belangrijk dat de communicatie tussen haar ouders verbetert.
Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat [minderjarige] op dit moment om het weekend van zaterdagochtend tot zondagavond bij haar vader verblijft.
Dat is anders dan de regeling die haar ouders op 30 januari 2017 zijn overeengekomen.
De ouders hebben gezegd dat de regeling die nu geldt, tijdelijk is maar dat aan het eind van het hulpverleningstraject bij [organisatie] duidelijk zal worden welke regeling definitief moet gelden. De kinderrechter gaat ervan uit dat de ouders, de hulpverleners en [minderjarige] daarover nog zullen overleggen aan het eind van dat traject en dat zij daar dan samen een beslissing over zullen nemen.
Tijdens het gesprek met ouders heeft de vader tegen de kinderrechter gezegd dat hij ook tijd met [minderjarige] alleen wil doorbrengen en dat hij ervoor zal zorgen dat dit gebeurt. Daarom is afgesproken dat vader in elk contactweekeinde in ieder geval drie uur alleen met [minderjarige] zal doorbrengen. [minderjarige] en vader zullen dan op zaterdagochtend na het ontbijt afspreken op welk moment in het weekend zij deze drie uur samen zullen besteden.
De kinderrechter vindt dit een belangrijke afspraak en zal deze hierna opnemen onder het kopje ‘Beslissing’.
Verder hebben de ouders van [minderjarige] gezegd dat zij zullen doorgaan met het hulpverleningstraject bij [organisatie] en dat zij daar zullen blijven werken aan de verbetering van hun onderlinge communicatie. De kinderrechter vindt dat positief.
Vader heeft ook gezegd dat hij het belangrijk vindt dat [minderjarige] , als ze bij hem is, huiswerk kan maken. Vader heeft uitgelegd dat gezinsuitjes vroeger pas op een laat moment werden gepland en dan wist [minderjarige] niet wanneer ze huiswerk zou kunnen maken. Dat is nu anders. Gezinsuitjes worden eerder gepland, zodat [minderjarige] daar rekening mee kan houden. Zo kan [minderjarige] bij de gezinsuitjes zijn én krijgt zij genoeg tijd voor het maken van huiswerk.
De kinderrechter vindt dat positief, want het is belangrijk voor [minderjarige] dat ze deelneemt aan gezinsuitjes met vader en het is ook belangrijk dat ze haar huiswerk kan doen.
De kinderrechter vindt het vervelend voor [minderjarige] dat ze last heeft van de ruzies tussen haar stiefbroers, maar kan daar geen verbetering in brengen. Het zou goed zijn als ouders en [minderjarige] daar tijdens hun gesprekken bij [organisatie] over gaan praten. Dan kunnen zij bespreken hoe [minderjarige] het beste kan omgaan met die situatie en hoe vader haar daarin kan begeleiden.
De kinderrechter vindt dat er sprake is van positieve ontwikkelingen.
Er moet ook nog een beslissing worden genomen over het eerste verzoek van [minderjarige] ; zij heeft immers in haar brief gevraagd om zelf te mogen bepalen wanneer zij naar haar vader toe gaat.
Dat verzoek zal niet worden toegewezen. Nu [minderjarige] eens per veertien dagen bij haar vader is, er afspraken zijn gemaakt over het verblijf daar en zij meer individueel contact zal hebben met vader, vertrouwt de kinderrechter erop dat dit voldoende verbetering zal brengen.
De kinderrechter vindt het geen goed idee om [minderjarige] zelf te laten bepalen wanneer zij naar haar vader gaat. Het is beter voor [minderjarige] en vader om regelmatig en op afgesproken dagen contact met elkaar te hebben; dat geeft meer duidelijkheid en zekerheid en dat is belangrijk voor alle betrokkenen. Daarom zal de rest van het verzoek van [minderjarige] (namelijk om zelf te mogen beslissen wanneer ze naar vader gaat) worden afgewezen.

Beslissing

De kinderrechter:
bepaalt dat [minderjarige] in de weekenden dat zij bij haar vader verblijft, ten minste drie uur met haar vader samen zal doorbrengen zonder de aanwezigheid van de andere gezinsleden van de vader;
wijst de rest van het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Lammers, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 17 februari 2020.
Conc:
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch:
a. namens de minderjarige door zijn wettelijk vertegenwoordiger of de bijzondere curator, door tussenkomst van een advocaat: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door de minderjarige zelf als zijn verzoek ziet op de benoeming van een bijzondere curator: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
c. door de anderen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden door tussenkomt van een advocaat: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
d. door andere belanghebbenden door tussenkomst van een advocaat: binnen 3 maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op een andere manier bekend is geworden.