ECLI:NL:RBOBR:2020:1076

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 februari 2020
Publicatiedatum
20 februari 2020
Zaaknummer
8020350
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de verkoop van een zieke hond en de gevolgen voor schadevergoeding

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 27 februari 2020, staat de non-conformiteit van een Maltezer pup centraal. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Zevenboom, vordert schadevergoeding van de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J.C.M. Maas-Holla, D.A.S. N.V., na de verkoop van de pup, die volgens de eiser ziek was op het moment van levering. De pup, genaamd [A], werd op 12 juni 2017 verkocht en overleed op 31 januari 2018. De eiser stelt dat de gedaagde aansprakelijk is voor de kosten van medische behandeling en de aankoopprijs, op basis van artikel 6:74 en 6:75 van het Burgerlijk Wetboek.

De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van de gedaagde. De gedaagde heeft voldoende bewijs geleverd dat er bij de verkoop geen waarneembare gebreken waren en dat de pup niet ziek was op het moment van levering. De eiser heeft niet aangetoond dat de ziekte erfelijk was of dat de gedaagde op de hoogte was van een eventuele ziekte. De rechtbank wijst de vordering van de eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor kopers om tijdig medische controles uit te voeren en de verantwoordelijkheden van verkopers bij de verkoop van dieren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 8020350 CV EXPL / 19-8491
Vonnis van 27 februari 2020
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
gemachtigde: mr. J. Zevenboom h.o.d.n. JZL Juristen,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.C.M. Maas-Holla, D.A.S. N.V..
Partijen worden hierna genoemd “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het tussenvonnis van 5 december 2019 waarin is bepaald dat een zitting zal worden gehouden, met de daarin genoemde stukken;
  • de nadere stukken van 17 januari 2020 die namens [gedaagde] zijn ingebracht;
  • de aantekeningen die de griffier gemaakt heeft tijdens de zitting van
1.2.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft op 12 juni 2017 een Maltezer pup, genaamd [naam pup] (hierna: [A] ), verkocht en geleverd aan [eiser] . [A] is geboren op [geboortedata] .
2.2.
[A] is op 31 januari 2018 overleden en op 2 februari 2018 gecremeerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] een bedrag te betalen van € 2.751,43, vermeerderd met de wettelijke rente van 2% over de hoofdsom vanaf de datum van de betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening
  • in de kosten van de procedure, waaronder begrepen het salaris voor de gemachtigde.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. Er is een
non-conforme hond geleverd. [A] was namelijk ziek op het moment van levering. Hierdoor heeft [eiser] schade geleden. De schade bestaat uit de kosten voor medische behandeling voor [A] (€ 1.001,43) en de aankoopprijs (€ 1.750,00). Deze schade moet zowel op grond van de wet (artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek, hierna BW) als op grond van het koopcontract vergoed worden. Op grond van de wet is [gedaagde] over de schade wettelijke rente verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] is het hier niet mee eens.
3.4.
Bij de beoordeling zal op de stellingen van partijen, voor zover relevant, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat vast dat er een koopovereenkomst is gesloten, waarbij [A] is verkocht en geleverd voor € 1.750,00.
Schadevergoeding op grond van het contract
4.2.1.
Standpunt [eiser]
Volgens [eiser] is er voldaan aan de voorwaarden uit het contract voor vergoeding van de schade. [A] is op tijd gecontroleerd door een dierenarts en had een erfelijke ziekte.
4.2.2.
Standpunt [gedaagde]
brengt hiertegen in dat op grond van het contract maar 50% van de aankoopsom voor vergoeding in aanmerking komt. Daarbij moet het gaan om een erfelijke ziekte, anders wordt er überhaupt niets uitbetaald. Hiervan is bij [A] geen sprake, uit de medische verslagen van de verschillende dierenartsen blijkt immers niet dat de oogziekte van [A] erfelijk was. Ook heeft [eiser] niet voldaan aan zijn verplichting op grond van artikel IV van de voorwaarden en bepalingen bij het contract [A] tijdig te laten onderzoeken. Hij had het advies van de dierenarts op 14 juni 2017 moeten opvolgen en meteen naar een oogspecialist moeten gaan, zodat tijdig een diagnose had kunnen worden gesteld.
4.2.3.
Oordeel kantonrechter
In de voorwaarden en bepalingen bij het contract staat, voor zover relevant, het volgende.
Artikel II Aansprakelijkheid onder c:
Na overdracht is de verkoper niet meer verantwoordelijk voor het hondje en kan alleen een schadevergoeding worden geëist volgens artikel IV. […]
Artikel IV Schadevergoeding:
Hond dient na overdracht binnen een periode van 4 weken te zijn gecontroleerd door een dierenarts op gezondheid en erfelijke gebreken anders kan geen aanspraak gemaakt worden op schadevergoeding.
Indien binnen 6 maanden na de geboorte van de hond blijkt dat de hond aan een erfelijke bepaald gebrek blijkt te lijden, dat de gezondheid en het welzijn van de hond bedreigt, heeft de koper recht op schadevergoeding, tenzij […]
i.
De aanwezigheid van een gebrek dient te worden vastgesteld door een in de diagnostiek gespecialiseerde dierenarts. […]
ii.
De koper dient aan de verkoper een schriftelijke verklaring van de desbetreffende dierenarts, specialist, te overleggen. Indien blijkt dat de reden van het gebrek geen erfelijke afwijking is, zal de verkoper niet uitbetalen. […]
De vergoeding zal niet meer bedragen dan de hoogte van de gemaakte kosten (geen reiskosten) en ten hoogste 50% van de aankoopsom indien de hond bij de koper blijft. […]
Met betrekking tot de oogproblemen van [A] wordt overwogen dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat de problemen zijn veroorzaakt door een erfelijke ziekte. Bovendien geldt dat hiervan in ieder geval niet binnen zes maanden na de geboorte van [A] is gebleken, zoals vereist in artikel IV onder b. Op 14 juni 2017 is [A] gezien door dierenarts [naam dierenarts] van Dierenkliniek [naam kliniek] , waarbij een afwijking in het linkeroog wordt geconstateerd. De dierenarts verklaart hierover:
Het is niet duidelijk of dit een aangeboren of een verkregen oogprobleem betreft. […]
Er is wel sprake van een afwijkend linkeroog, waarnaar het beste door een oogspecialist gekeken kan worden voor nadere diagnostiek en de prognose.
[eiser] heeft destijds nagelaten een oogspecialist te raadplegen. Pas in december 2017, dus meer dan zes maanden na de geboorte van [A] , is [A] onderzocht in de [dierenkliniek] . In de patiëntinformatie staat:
It is not possible from the analysis to say what the cause of the glaucoma is. Ook hieruit blijkt dus niet dat sprake is van een erfelijke afwijking.
Nu niet is komen vast te staan dat [A] aan een erfelijk bepaald gebrek leed, is niet voldaan aan de voorwaarden voor schadevergoeding op grond van het contract. De vordering van [eiser] kan dus niet op die grondslag worden toegewezen.
Schadevergoeding op grond van de wet
4.3.1.
Standpunt [eiser]
stelt dat hij recht heeft op een schadevergoeding op grond van artikel 6:74 BW. Door de ziekte en het daaropvolgende overlijden van [A] , wat een tekortkoming is in de nakoming van de verplichting om een gezonde hond te leveren, heeft [eiser] schade geleden in de vorm van medische kosten en de aankoopprijs van [A] . De tekortkoming is toe te rekenen aan [gedaagde] , omdat je bij rashonden ervan uit mag gaan dat er voldoende onderzoek wordt gedaan naar erfelijke afwijkingen. Als er dan toch een erfelijke afwijking naar voren komt, is de fokker aansprakelijk en valt het toe te rekenen. De verkoper had na de constatering van de oogziekte, ook al was dit na de levering van [A] aan [eiser] , actie moeten ondernemen.
4.3.2.
Standpunt [gedaagde]
brengt daartegen in dat [A] niet ziek was op het moment van de levering, en dat daardoor dus geen sprake is van een tekortkoming aan haar kant. Als [A] wel ziek zou zijn geweest, bestaat ook geen recht op schadevergoeding, omdat de ziekte van [A] niet aan haar is toe te rekenen. Zij laat haar pups door de Raad van Beheer chippen, waarbij een stamboom wordt uitgegeven en dna-onderzoek wordt gedaan. [A] is ook twee keer nagekeken door een dierenarts, waarbij geen ziekte is vastgesteld. De dierenarts heeft [A] daarnaast ingeënt.
4.3.3.
Oordeel kantonrechter
Het gaat hier om een vordering tot schadevergoeding. Daarop zijn, voorzover hier van belang, artikel 6:74 lid 1 en 6:75 BW van toepassing. Hieruit volgt dat [gedaagde] niet tot schadevergoeding gehouden is, indien de tekortkoming haar niet kan worden toegerekend. Er moet worden bekeken of de eventuele tekortkoming (de erfelijke afwijking) op grond van haar schuld, de wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van [gedaagde] komt. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit niet het geval. [gedaagde] heeft gesteld dat op grond van de stamboom, het dna-onderzoek en meerdere controles bij de dierenarts geen (erfelijk) gebrek bij [A] viel te verwachten. [eiser] heeft dit niet betwist. Niet gesteld of gebleken is daarnaast dat [gedaagde] ten tijde van de levering van [A] van een eventuele ziekte bij hem op de hoogte was. Partijen hebben immers in het koopcontract van 12 juni 2017 onder
Status hondjeopgenomen dat op dat moment geen waarneembare gebreken of afwijkingen aanwezig waren.
De koper en verkoper constateren dat de hond op het moment van ondertekening geen, andere dan hierna genoemde, uiterlijk of duidelijke waarneembare gebreken of afwijkingen heeft.
De regels daaronder zijn leeg gelaten.
Gezien bovenstaande heeft [gedaagde] voldoende gemotiveerd gesteld dat de eventuele tekortkoming haar niet is toe te rekenen. [eiser] heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de tekortkoming wel aan haar zou zijn toe te rekenen. Hij heeft zijn betwisting hierdoor onvoldoende onderbouwd.
De stelling van [eiser] dat wanneer er een erfelijke afwijking naar voren komt, dit automatisch een grond voor toerekenbaarheid oplevert, is gelet op artikel 6:75 BW dus niet juist.
Ook valt niet in te zien waarom [gedaagde] actie had moeten ondernemen toen na de levering bleek dat [A] ziek was. Immers is [eiser] vanaf het moment van levering verantwoordelijk voor [A] en draagt hij het risico van “achteruitgang van de zaak”, zowel op grond van het contract (artikel II onder c) als op grond van de wet (artikel 7:10 BW).
De gestelde tekortkoming kan gelet op het bovenstaande niet aan [gedaagde] worden toegerekend. Er is dan ook niet voldaan aan de voorwaarden voor schadevergoeding op grond van de wet. De vordering van [eiser] kan ook niet op deze grondslag worden toegewezen en moet dus worden afgewezen.
Gezien het voorgaande kan in het midden blijven of [A] al ziek was op het moment van levering. Ook is niet relevant of er sprake was van een consumentenkoop, aangezien in beide gevallen voor aansprakelijkheid nodig is dat de tekortkoming aan [gedaagde] moet kunnen worden toegerekend (artikel 7:24 lid 1 BW).
4.4.
Omdat de vordering met betrekking tot de schadevergoeding wordt afgewezen, wordt ook de nevenvordering ter zake van wettelijke rente over dat bedrag afgewezen.
4.5.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, voorzover aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot op heden vastgesteld op € 420,00 wegens gemachtigdensalaris;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.S. Verstraelen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2020.