ECLI:NL:RBOBR:2020:1044

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
20 februari 2020
Zaaknummer
01/879102-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen en handel in cocaïne met vrijspraak voor mensenhandel

Op 20 februari 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het medeplegen van witwassen, handel in cocaïne en mensenhandel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van mensenhandel, omdat er onvoldoende bewijs was voor een materiële en intellectuele bijdrage van voldoende gewicht aan de uitbuiting van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan het medeplegen van witwassen, aangezien hij had geprofiteerd van de opbrengsten uit seksuele uitbuiting, en dat hij betrokken was bij de handel in cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van het voorarrest. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop de vordering betrekking had. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, na een onderzoek ter terechtzitting op 6 februari 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879102-19
Datum uitspraak: 20 februari 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 juni 2019.
Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting van 6 februari 2020 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met 15 januari 2019 te Den Dungen en/of Valkenswaard en/of Tilburg en/of 's-Hertogenbosch en/of Gorinchem en/of Mierlo en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer] ,
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
-heeft geworven, vervoerd en/of overgebracht met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 1) en/of
-heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (sub 4) en/of
-heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling (sub 9),
en/of
-(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 6),
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
- het dreigen die [slachtoffer] aan te geven (bij de Belastingdienst) voor belastingfraude en/of oplichting (bij webwinkels) en/of diefstal als zij niet meewerkte met het ontvangen van klanten en/of het op escort gaan;
- het onder druk zetten van die [slachtoffer] , dat zij geen aangifte bij de politie mocht doen van mishandeling door (een) klant(en);
- het brengen en/of houden van die [slachtoffer] in een positie waar zij niet over (een groot deel van) haar eigen financiële middelen kon beschikken;
- het brengen en/of houden van die [slachtoffer] in een positie dat zij (grote) (financiële) schulden had;
en/of waarbij voornoemde (onder sub 4) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het maken van foto's voor advertenties op één of meer website(s) waarin die [slachtoffer] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden;
- het aanmaken en/of onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") van één of meer advertenties op één of meer website(s) waarin die [slachtoffer] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden;
- het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële) (prostitutie)klant(en) voor die [slachtoffer] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen;
- het bepalen welke klanten die [slachtoffer] moest aannemen voor haar prostitutiewerkzaamheden (ook als dit (een) gewelddadige klant(en) en/of (een) klant(en) betrof waarmee die [slachtoffer] eerder negatieve ervaring(en) had gehad);
- het bepalen hoeveel klanten die [slachtoffer] moest aannemen voor haar prostitutiewerkzaamheden;
- het instrueren van die [slachtoffer] (per telefoon) wanneer zij klaar moest staan voor prostitutiewerkzaamheden;
- het begeleiden van die [slachtoffer] bij/naar escortwerkzaamheden;
- het instrueren van die [slachtoffer] dat zij zich ziek moest melden bij haar werkgever en/of aan moest geven bij haar werkgever dat ze niet volledig kan werken, om zo beschikbaar te zijn voor prostitutiewerkzaamheden;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met 15 januari 2019 te Den Dungen en/of Boxtel en/of Valkenswaard en/of elders in Nederland,
tezamen met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten accountgegevens en/of naam en/of e-mailadres(sen) en/of telefoonnummer(s) en/of huisadres en/of wachtwoorden van [slachtoffer] , in elk geval een ander, heeft gebruikt door in te loggen en/of bestellingen te plaatsen op websites, waaronder Wehkamp en/of Bol.com en/of Zalando en/of Schattigebabykleertjes.nl, (telkens) met het oogmerk om zijn/haar identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met 16 april 2019 te Den Dungen en/of Boxtel en/of Valkenswaard en/of elders in Nederland,
tezamen met een ander of anderen, althans alleen,
-van (een) voorwerp(en), te weten diverse geldbedragen (opbrengsten uit seksuele uitbuiting van [slachtoffer] ) en/of een hoeveelheid kleding en/of schoenen en/of luiers en/of speelgoed en/of wasmachine en/of koel/vriescombinatie en/of TV en/of babykamer (commode en ledikant) en/of afzuigkap en/of gasfornuis en/of kookplaten en/of fitnessattributen, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voormeld(e) voorwerp(en) was
en/of
-(een) voorwerp(en), te weten diverse geldbedragen (opbrengsten uit seksuele uitbuiting van [slachtoffer] ) en/of een hoeveelheid kleding en/of schoenen en/of luiers en/of speelgoed en/of wasmachine en/of koel/vriescombinatie en/of TV en/of babykamer (commode en ledikant) en/of afzuigkap en/of gasfornuis en/of kookplaten en/of fitnessattributen, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voormeld(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader wist(en) dat voormeld(e) voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 oktober 2018 tot en met 16 april 2019 te Valkenswaard en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 16 april 2019 te Valkenswaard, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 180 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 15 januari 2019 kwam een melding binnen bij de politie dat een man onwel was geworden in de woning van [slachtoffer] . Zij verklaarde tegenover de politie, die na de melding in haar woning was gekomen, dat de man een klant was met wie ze een seksafspraak had. Tijdens dat gesprek verklaarde [slachtoffer] dat zij zich onveilig voelde door toedoen van medeverdachte [medeverdachte] (partner van verdachte), die alle seksafspraken regelde, en wie de opbrengst van de prostitutie toekwam. Later heeft [slachtoffer] verklaard dat ook verdachte [verdachte] af en toe de opbrengst van de prostitutie kwam ophalen bij haar en ze zich door hem geïntimideerd voelde. Bij een doorzoeking in de woning van verdachte en zijn partner, medeverdachte [medeverdachte] , werd een hoeveelheid cocaïne gevonden. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] worden ook verdacht van de handel in cocaïne.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft het woord gevoerd overeenkomstig het op schrift gestelde en overgelegde requisitoir en komt daarin tot een bewezenverklaring van de feiten 1, 3, 4 en 5. Met betrekking tot feit 2 komt de officier van justitie tot een vrijspraak.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft het woord gevoerd overeenkomstig de op schrift gestelde en overgelegde pleitnota en komt daarin tot een vrijspraak met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3. De raadsman heeft aanvullend mondeling vrijspraak gevraagd met betrekking tot de feiten 4 en 5 nu hij vindt dat er onvoldoende bewijs is ten aanzien van verdachte voor deze feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraakoverweging ten aanzien van feit 1.
De vraag die aan de rechtbank ter beantwoording voorligt, is of verdachte ten aanzien van [slachtoffer] zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – mensenhandel in de zin van (een of meer van de subonderdelen van) artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Aan verdachte worden vier modaliteiten van mensenhandel verweten.
De rechtbank stelt vast dat uit de stukken in het dossier volgt dat verdachte af en toe geld kwam ophalen bij [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft in haar verklaringen aangegeven dat verdachte zich net als zijn partner schuldig maakte aan uitbuiting, maar kon desgevraagd niet concretiseren waar zijn handelingen uit bestonden. Verdachte heeft erkend dat hij wist dat [slachtoffer] in de prostitutie werkt, dat hij af en toe geld ophaalde bij [slachtoffer] op verzoek van [medeverdachte] en dat hij [slachtoffer] soms samen met [medeverdachte] naar escortafspraken heeft gebracht. Hij ontkent echter te hebben geweten dat [slachtoffer] door [medeverdachte] is uitgebuit.
Dat verdachte enige wetenschap heeft gehad van de situatie van [slachtoffer] en de rol van zijn partner [medeverdachte] daarbij staat naar het oordeel van de rechtbank wel vast. Uit het dossier blijkt echter niet van een andere meeromvattende bijdrage van verdachte aan de uitbuiting van [slachtoffer] dan het af en toe ophalen van geld en het meerijden naar escortafspraken. Deze handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om verdachte als (mede)pleger aan te merken. Van een materiële dan wel intellectuele bijdrage van voldoende gewicht aan de uitbuiting is geen sprake.
Vrijspraakoverweging ten aanzien van feit 2.
Uit het dossier is onvoldoende betrokkenheid naar voren gekomen die erop wijst dat verdachte op enig moment de persoonsgegevens van [slachtoffer] heeft gebruikt, dan wel een zodanige rol heeft gespeeld bij het gebruiken van de persoonsgegevens door medeverdachte [medeverdachte] dat er van een nauwe en bewuste samenwerking gesproken kan worden. Met de officier van justitie is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken voor het tweede feit.
Bewijsmiddelen. [1]
T
en aanzien van feit 3:
Kennisgeving van inbeslagneming [2]
Ingeslagneming op Irislaan 39, Valkenswaard op 16 april 2019: Louis Vuitton tas.
Kennisgeving van inbeslagneming [3]
Ingeslagneming op Irislaan 39, Valkenswaard op 16 april 2019: Cartier ketting.
Kennisgeving van inbeslagneming [4]
Ingeslagneming op Irislaan 39, Valkenswaard op 16 april 2019: Louis Vuitton tas.
Kennisgeving van inbeslagneming [5]
Ingeslagneming op Irislaan 39, Valkenswaard op 16 april 2019: 2x Burberry kinder-/babyschoen.
Kennisgeving van inbeslagneming [6]
Ingeslagneming op Irislaan 39, Valkenswaard op 16 april 2019: 11x Moschino babykleding.
Kennisgeving van inbeslagneming [7]
Ingeslagneming op Irislaan 39, Valkenswaard op 16 april 2019: Gucci Babykleding.

Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4 en 5:

Proces-verbaal aantreffen verdovende middelen, opgemaakt door [verbalisant 2] [8] , d.d. 15 mei april 2019:
Op 16 april 2019, omstreeks 07.11 uur, werd er voor een doorzoeking ter inbeslagneming
binnengetreden in de woning, Inslaan 39, 5551 AJ Valkenswaard.
Inhoud bruine tas “Christiaan Louboutin”
Ik zag dat in deze tas de navolgende spullen zaten:
Goednummer 1496214 “Bruine tas”
Dit betrof een bruin papieren tas met daarin de volgende spullen:
- Zilverkleurig kistje
- Weegschaal (1496201)
Ik zag in het zilverkleurig kistje zaten de navolgende spullen:
- 3 x wit papier om cachetjes mee te maken van het merk “Che Guevara”. Ambtshalve is mij
bekend dat wit poeder/cocaïne in een papiertje worden gedaan en dat cachetjes worden
genoemd.
- Maler met daarin wit poeder. Ambtshalve is mij bekend dat deze maler word gebruikt om
verdovende middelen mee te vermalen/vermengen.
- Blauwe boterhammenzakje met daarin wit poeder.
Goednummer 1496201 “Weegschaal”
Dit betrof een huishoudelijk gebruikersvoorwerp/keukenartikel “Weegschaal”. Ik zag dat op de weegschaal “My Weigh Ibalace 11200” stond. Mij is ambtshalve bekend dat een weegschaal onder andere gebruikt word om verdovende middelen mee te wegen.
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt [9] door [verbsalisanten] , d.d. 2 mei 2019:
Op donderdag 2 mei 2019 werd door mij, [verbalisant 3] , taakvelder verdovende
middelen van de Districts Recherche Helmond van de politie—eenheid Oost-Brabant, de
inbeslaggenomen vermoedelijke verdovende middelen (harddrugs) gewogen en getest. De vermoedelijke verdovende middelen bestonden uit:
— 1 plasticzak met daarin een wit poeder, nettogewicht 180 gram. (…)
Ik, [verbalisant 3] , zag dat de kristallen in de testampul positief
reageerden op de aanwezigheid van cocaïne (blauwe verkleuring). Hieruit bleek mij, [verbalisant 3] , dat dit vermoedelijk cocaïne betrof. Hierop nam ik, [verbalisant 3] , uit de partij, vermoedelijk, cocaïne een monster van 5 gram en stopte die in een van aluminium folie gemaakte seal. Vervolgens plaatste ik de gemaakte seal in een gripzakje dat voorzien is van het [SIN nummer]
NFI rapport, d.d. 22 mei 2019 [10] :
poeder, wit, uit 5 gram bevat cocaïne.
[getuige] heeft [11] – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
V: We draaien een onderzoek op [medeverdachte] . We hebben ook een telefoon in beslag genomen. Daarop staan WhatsApp-gesprekken waaruit blijkt dat [medeverdachte] aan jou harddrugs verkoopt. Dat is de reden dat je hier zit en dat we je uitnodigen voor dit verhoor. Heb je wel eens harddrugs van [medeverdachte] gekocht? (opmerking verbalisant: wij toonden aan verdachte WhatsApp-gesprekken, welke als bijlage 1 bij dit proces-verbaal is gevoegd)
A: Dat klopt. Ik mag toch gewoon drugs kopen bij wie ik wil.
V: Hoe lang koop je al drugs bij [medeverdachte] ?
A: Geen idee.
V: Wat koop je bij [medeverdachte] ?
A: Cocaïne.
V: Hoeveel kocht je bij [medeverdachte] ?
A: Niet veel.
V: Nou 5 gram?
A: Dat is toch niet veel.
V: Er staat in de WhatsApp gesprek: “dat is om door te stoten”.
A: Ik lees dat [medeverdachte] vraagt: “is dat om door te stoten?”.
V: Dat klopt maar je antwoord: “ja”.
A: Dat is nooit gebeurd. Ik haal wel eens voor mezelf, dat is voor eigen gebruik. En als je wat meer koopt dan is het wat voordeliger.
V: Je hebt dus meerdere malen cocaïne gekocht bij [medeverdachte] , klopt dat?
A: Ja.
V: Wat betaalde je dan aan [medeverdachte] voor 5 gram?
A: Geen idee joh.
V: [medeverdachte] vraagt 50 voor 1 gram, dan heb je puur, zo staat in de WhatsApp?
A: Dat heb ik er niet voor betaald. Ik denk dat ik rond de 40 euro en een keer 42,50 betaald heb. Meestal heb ik aan 200 euro genoeg zeg maar. Dan kan ik eventjes vooruit.
Als je mijn telefoon kijkt dan zie je dat ik nooit maat dan ook nooit iets heb doorverkocht. Ik heb er ooit wel over gedacht. Je verdiend er echter alleen heel weinig aan en het risico is veel te groot. Daarom zit ik hier ook als advocaat want ik heb niets fout gedaan. Ja, ik heb gekocht.
V: Hoe lang koop je al bij [medeverdachte] cocaïne?
A: Ik ben weer gaan gebruiken in november 2018. Daarvoor heb ik jarenlang, tien, twaalf jaar niet, Ik ben het na jarenlange ellende weer gaan gebruiken. Dat is geen excuus maar het is wel zo.
(…)
V: Hoe vaak kocht je cocaïne bij [medeverdachte] ?
A: Ik denk dat ik er een keer of vijf of zes geweest ben
Tapgesprek tussen [betrokkene 1] (9191) en [verdachte] (7815), d.d. 1 februari 2019 [12] :
9191 Ga je nu op de matta?
7815 Ja, ik ga even niet echt op de matta, ik ga wel, ja tuurlijk als ze willen kopen. Dan verkoop ik dat wel. Maar ik bedoel, ik ben beetje, ehh beetje aan het weggeven, snap je. Beetje zo van kleine reclame maken. Aan bekende mensen geven die nu al een beetje snuiven die ik al ken.
Een geschrift, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen met screenshots van WhatsApp-gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte] [13] :
Op 3 januari 2019 stuurt [medeverdachte] onderstaande twee foto’s naar [verdachte] :
Een geschrift inhoudende screenshots gestuurd door [medeverdachte] aan [verdachte] van een gesprek met [getuige] waarop [getuige] zegt: “Hey wil nie als zeiler [14] overkomen maar het is geen 4 het is 3.2 met zakje er nog om. Maar goed We hebbe beide verlies met deze ronde volgende x nieuwe start. [medeverdachte] ’s bericht daarop houdt in: We hebben beide gewogen voor we t meegaven. Vervolgens stuurt [medeverdachte] een screenshot van een gesprek met [getuige] waarop te zien is dat [getuige] een afbeelding van een weegschaal heeft gestuurd met een plastic zakje met witte poederinhoud, en het getal 329 op de teller. [medeverdachte] reageert: ‘heel raar’. Het proces-verbaal vervolgt met: Waarna de volgende berichten worden verzonden: [verdachte] : “Ze liegt ze heb die knoop open gedaan”. [medeverdachte] : “Ik had nog zakje eromheen gedaan daarna”.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank heeft in haar vonnis van gelijke datum gewezen tegen medeverdachte [medeverdachte] vastgesteld dat de medeverdachte verschillende goederen heeft besteld bij de webshops Wehkamp, Bol.com, Zalando en Schattigebabykleertjes.nl, waarna ze de webshops vervolgens berichtte dat zij het pakketje niet had ontvangen, terwijl ze het pakketje inmiddels al in huis had. Hiermee werd de betalingsschuld die de medeverdachte of [slachtoffer] had over het product kwijtgescholden. Tevens heeft de rechtbank vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte] de vindplaats van de pakketjes heeft verhuld, terwijl zij wist dat de voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf (zijnde oplichting). Uit het dossier en de verklaringen van zowel [medeverdachte] als [slachtoffer] op dit punt is echter niet te destilleren welke goederen zijn besteld en vervolgens door [slachtoffer] moesten worden afbetaald en welke goederen als niet bezorgd werden opgegeven en vervolgens door niemand werden betaald. Op grond van de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen van welke goederen de vindplaats is verhuld of verborgen. Daarmee kan niet worden vastgesteld met betrekking tot welke goederen sprake is van witwassen en dient verdachte van het (mede)plegen van dit feit te worden vrijgesproken.
Voorts wordt verdachte beschuldigd van het witwassen van diverse geldbedragen (zijnde opbrengsten uit de seksuele uitbuiting). Verdachte leefde samen met de medeverdachte en heeft aldus, hoewel hij niet als medepleger van mensenhandel kan worden aangemerkt, geprofiteerd van de door medeverdachte [medeverdachte] behaalde opbrengsten uit seksuele uitbuiting. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen namelijk het omzetten van een deel van genoemde geldbedragen. De rechtbank betrekt hierbij de in de woning aangetroffen luxegoederen van Cartier, Louis Vuitton, Louboutin, Burberry, Moschino en Gucci, terwijl deze goederen logischerwijs niet betaald kunnen zijn van het salaris van medeverdachte als medewerker van de klantenservice van KPN en de uitkering op grond van de ziektewet, waar ook verdachte [verdachte] van moest leven.
Eenvoudig witwassen kan niet worden bewezen omdat er onvoldoende bewijs in het dossier zit waaruit zou blijken dat verdachte de oplichting van webshops (voor 2 augustus 2017) of de uitbuiting van [slachtoffer] zelf heeft gepleegd. De daarmee verdiende geldbedragen zijn niet uit eigen misdrijf afkomstig.
Ten aanzien van feiten 4 en 5:
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in het huis van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , op 16 april 2019 een hoeveelheid van 180 gram cocaïne is aangetroffen. Verdachte heeft ontkend van deze cocaïne af te weten en cocaïne te verkopen. De rechtbank stelt echter voorop dat het uitgangspunt heeft te gelden dat een eigenaar en/of bewoner van een woning geacht wordt bekend te zijn met alles wat zich in die woning bevindt en daarover de beschikking te hebben, tenzij anders is gebleken. Daar komt bij dat uit de bewijsmiddelen betrokkenheid van verdachte voortvloeit met betrekking tot de verkoop en het verstrekken van cocaïne. De rechtbank betrekt daarbij in het bijzonder de tapgesprekken met een onbekende derde, waarin verdachte het heeft over ‘weggeven’ en reclame maken en ‘aan bekende mensen geven die nu al een beetje snuiven die ik al ken’. Verdachte heeft voorts nagelaten om voor de omstandigheden, die redengevend moeten worden geacht voor het bewijs van de aan hem tenlastegelegde feiten, een redelijke, ontzenuwende, verklaring gegeven.
Daarnaast blijkt uit het WhatsApp-gesprek van 3 januari 2019 met medeverdachte [medeverdachte] dat zij verdachte op de hoogte stelt van een WhatsApp-gesprek met [getuige] , aan wie zij de drugs verkocht zou hebben. [getuige] geeft aan dat het gewicht van de cocaïne lager is dan afgesproken. Medeverdachte [medeverdachte] overlegt dit met verdachte, waarop verdachte zegt dat [getuige] liegt. Door dit overleg, waarbij verdachte kennelijk wist om welke hoeveelheden cocaïne het ging, acht de rechtbank ook de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] wettig en overtuigend bewezen, zowel voor het verkopen en verstrekken van cocaïne als voor het in de woning aanwezig hebben van de hoeveelheid van 180 gram cocaïne.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
3.
op tijdstippen in de periode van 26 september 2017 tot en met 16 april 2019 in Nederland,
tezamen met een ander,
voorwerpen, te weten diverse geldbedragen (opbrengsten uit seksuele uitbuiting van [slachtoffer] ) voorhanden heeft gehad, en omgezet,
terwijl verdachte en zijn mededader wisten dat voormelde voorwerpen geheel - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
4.
in de periode van 23 oktober 2018 tot en met 16 april 2019 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk heeft verkocht en verstrekt, cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
op 16 april 2019 te Valkenswaard,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 180 gram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 2 jaar, met aftrek van het voorarrest. Tevens heeft de officier van justitie een contactverbod met [slachtoffer] gevorderd voor de duur van 5 jaar en voor dezelfde duur een locatieverbod voor de woonplaats van [slachtoffer] : [woonplaats slachtoffer] .
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit dat de straf, in geval van vrijspraak van feit 1, zeer laag uit zal moeten vallen. Tevens vraagt de raadsman aan de rechtbank om rekening te houden met het voorarrest van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met medeverdachte [medeverdachte] gedurende een periode van een kleine zes maanden schuldig gemaakt aan het dealen in cocaïne en heeft voorts op 16 april 2019 in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] een hoeveelheid cocaïne in bezit gehad. Verdachte is daarmee medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt. Daarbij is van belang dat cocaïne een stof is die sterk verslavend werkt en schadelijk is voor de gezondheid. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden vaak vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen heeft een ontwrichtende werking op het economisch verkeer.
De rechtbank neemt verdachte dit alles kwalijk.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van de feiten 1en 2 en daarbij van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank acht de eis disproportioneel gelet op de straffen die doorgaans voor vergelijkbare delicten worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De rechtbank ziet, nu verdachte voor feiten 1 en 2 zal worden vrijgesproken, geen aanleiding om aan de verdachte een locatie- en contactverbod, zoals is gevorderd door de officier van justitie, op te leggen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van de feiten waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 47, 55, 57, 420bis,
Opiumwet art. 2, 10.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
spreekt verdachte vrij van hetgeen onder feit 1 en feit 2 is ten laste gelegd.

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 3:
het medeplegen van witwassen
Ten aanzien van feit 4:
eendaadse samenloop van

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef enonder B, van de Opiumwet gegeven verbod

en

Ten aanzien van feit 5:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbodverklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf.
Ten aanzien van feit 3, feit 4 en feit 5:

Gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27Wetboek van Strafrecht

Ten aanzien van de vordering benadeelde partij:
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. A. Bernsen en mr. P.T. Heblij, leden,
in tegenwoordigheid van mr. W. van Nunen, griffier,
en is uitgesproken op 20 februari 2020.
Mr. Heblij is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel (OB), genummerd 19002-0335, aantal pagina’s: 1381. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Pagina 1208.
3.Pagina 1198.
4.Pagina 1210.
5.Pagina 1264, 1302.
6.Pagina 1268-1275, 1282, 1292-1301, 1306.
7.Pagina 1304.
8.Pagina 759-760.
9.Pagina 761 e.v.
10.Pagina 912.
11.Pagina 921 e.v.
12.Pagina 641.
13.Pagina 828-829.
14.De rechtbank begrijpt: ‘zeiker’.