ECLI:NL:RBOBR:2019:952

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
C-01-339702 - HA ZA 18-721
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot comparitie na descente in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 13 februari 2019 een tussenuitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer C/01/339702 / HA ZA 18-721. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.I.P. Jeltema, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.P.G. Verstappen. De rechtbank heeft besloten om een comparitie van partijen te bevelen, waarbij partijen in persoon aanwezig moeten zijn om inlichtingen te geven en te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een minnelijke regeling. De comparitie zal plaatsvinden op een door de rechtbank vast te stellen locatie, niet in het gerechtsgebouw. De rechtbank heeft benadrukt dat het niet verschijnen van een partij ter comparitie gevolgen kan hebben voor de uitkomst van de procedure. De zitting zal in beginsel een aantal formaliteiten bevatten, gevolgd door vragen van de rechter over de feiten en standpunten van partijen. De mogelijkheid van een schikking of inschakeling van een mediator zal ook aan de orde komen. De rechtbank heeft verder bepaald dat de zaak op 27 februari 2019 weer op de rol zal komen voor het opgeven van verhinderdagen van partijen en hun advocaten, waarna het tijdstip van de comparitie zal worden vastgesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.E. Bartels.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
zaaknummer / rolnummer: C/01/339702 / HA ZA 18-721
Vonnis van 13 februari 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. T.I.P. Jeltema te Veldhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.P.G. Verstappen te Eindhoven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord.
1.2.
Vervolgens heeft de rolrechter de zaak aangehouden om te beslissen of een comparitie zal worden gelast.

2.De overwegingen

2.1.
De rechtbank zal een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
2.2.
De comparitie zal niet in het gerechtsgebouw worden gehouden, maar op de hierna te vermelden plaats.
2.3.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
2.4.
De behandeling van de zaak ter comparitie zal in beginsel de volgende onderwerpen bevatten. De rechter zal beginnen met een aantal formaliteiten. Vervolgens zal de rechter zo nodig vragen stellen over de feiten en over de standpunten van partijen waarin inzicht moet bestaan om tot een oordeel te kunnen komen.
2.5.
In beginsel wordt ter comparitie aan de raadslieden van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zullen echter niet worden toegestaan.
2.6.
Op de comparitie zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook de mogelijkheid van een schikking of inschakeling van een mediator aan de orde komen. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
2.7.
De rechter kan aanleiding zien om u meer informatie te geven over de comparitie of u te vragen nadere stukken toe te zenden. In dat geval wordt u uiterlijk vier weken voor de comparitie een brief toegezonden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. M.E. Bartels ter plaatse te [woonplaats 3] aan het adres [adres 1] (perceel [nummer 1] ) en [adres 2] (perceel [nummer 2] ) op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
3.2.
bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn,
3.3.
bepaalt dat de raadsman van eiseres in overleg met de raadsman van gedaagde een neutrale ruimte zal reserveren, waar de comparitie na bezichtiging van de plaatselijke situatie kan worden voortgezet, tenzij zowel eiser als gedaagde er geen bezwaar tegen hebben dat de comparitie ter plaatse, op het adres van eiseres wordt voortgezet.
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
27 februari 2019voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden april tot en met september 2019, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
3.5.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
3.6.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
3.7.
wijst partijen er op, dat voor de zitting een dagdeel zal worden uitgetrokken,
3.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2019.