Het rapport van R.J.A. van Helvoirt, GZ-psycholoog en H.S. Roelfsema, arts-assistent in
opleiding tot psychiater, onder supervisie van A.E. Grochowska, psychiater, allen
verbonden aan het NIFP, locatie Pieter Baan Centrum, d.d. 30 oktober 2018. In dit rapport is
onder meer het volgende weergegeven:
Uit verschillende vertaalde verslagen van behandelingen bij het Psychiatrisch
Consultatiebureau voor Kinderen en jeugdigen in [plaatsnaam 2] (Rb. [land] ) komt naar voren dat
betrokkene vanaf de kleuterleeftijd in zorg was vanwege stoornissen in zijn ontwikkeling.
Betrokkene was vanaf 2003 in dagbehandeling in het plaatselijke ziekenhuis en werd in
2005 opnieuw opgenomen. Als diagnose werd “ernstige emotionele stoornissen en
gedragsstoornissen” alsmede ADHD gesteld. Agressie was al vanaf de kindertijd aanwezig.
In verschillende rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming uit 2011 en 2012 werd
verwezen naar een diagnostisch onderzoek uit 2008, uitgevoerd in [land] . Er zou toentertijd
een reactieve hechtingsstoornis van het geremde type en ouder-kind relatieproblematiek
zijn geclassificeerd. Dit is een stoornis voortkomend uit vroegkinderlijke verwaarlozing.
In die periode was bij betrokkene sprake van agressie die hij onvoldoende onder controle
had. Daarnaast was er sprake van emotionele problemen in de vorm van angsten, een laag
zelfbeeld en weinig vertrouwen in anderen. Hij had moeite met sociale situaties en was
prikkelbaar en had depressieve symptomen.
Betrokkene werd in 2012 onderzocht door een orthopedagoog en een
gezondheidspsycholoog voor persoonlijkheidsdiagnostiek in het kader van advisering voor
toekomstige hulpverlening. Hij was op dat moment 16 jaar oud en verbleef in een open
leefgroep van BJ Brabant. De reactieve hechtingsstoornis op vroege leeftijd werd opnieuw
bevestigd en een chronische posttraumatische stressstoornis geclassificeerd. Met betrekking
tot persoonlijkheidsproblematiek werd een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling (een
gestoorde persoonlijkheidsontwikkeling waarbij de onderzochte nog te jong is om van een
persoonlijkheidsstoornis te spreken) met schizoïde trekken genoemd.
Zijn empathisch vermogen was volgens onderzoekers ondermaats ontwikkeld, waardoor de
emotionele gewetenscomponent niet geïnternaliseerd was. De onderzoekers zagen met name
risico op het schenden van normen en waarden vanuit impulsiviteit, prikkelbaarheid en
reactieve ingehouden agressie.