Uitspraak
[minderjarige] ,
[moeder] ,
[vader]
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, statutair gevestigd in Eindhoven, vestiging Helmond, hierna te noemen de GI (Gecertificeerde Instelling).
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 februari 2019 een beslissing genomen op het verzoek van de minderjarige [G], geboren op [geboortedatum], met betrekking tot haar hoofdverblijf en contactregeling met haar ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat [G] sinds de verbreking van de relatie van haar ouders bij haar moeder woont, maar dat er zorgen zijn over de zorg die haar moeder voor haar biedt. Tijdens een gesprek met de kinderrechter heeft [G] aangegeven dat zij liever bij haar vader wil wonen, omdat zij zich niet goed voelt bij haar moeder. De ouders van [G] hebben samen het gezag over haar en er zijn eerder afspraken gemaakt over de zorgverdeling in een ouderschapsplan.
De kinderrechter heeft de situatie van [G] zorgvuldig overwogen, inclusief de negatieve impact van de slechte relatie tussen haar ouders op haar welzijn. De rechter heeft geconcludeerd dat het niet goed is voor [G] om te kiezen tussen haar ouders en dat zij een evenwichtige relatie met beide ouders moet kunnen onderhouden. Daarom heeft de kinderrechter besloten dat [G] voortaan om de week bij haar moeder en om de week bij haar vader zal wonen. Deze beslissing is genomen met het oog op het welzijn van [G] en om haar de mogelijkheid te geven om een goede band met beide ouders te behouden.
De kinderrechter heeft ook overwogen of het nodig was om een bijzondere curator te benoemen, maar heeft geconcludeerd dat dit op dit moment niet noodzakelijk is, gezien de aanwezigheid van een gezinsvoogdijwerker en de therapeut van [G]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk ingaat, ook als er hoger beroep wordt aangetekend. De kinderrechter hoopt dat de ouders beter met elkaar zullen leren omgaan en dat [G] een fijne relatie met beide ouders kan hebben.