Overwegingen
1. Sinds 25 mei 2018 geldt binnen de Europese Unie (EU) de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Per die datum is de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) ingetrokken (artikel 51 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, Staatsblad 2018, nr. 144). Het bestreden besluit dateert echter van vóór 25 mei 2018. Dit betekent dat deze zaak beoordeeld moet worden naar het recht zoals dat gold tot 25 mei 2018. De Wbp is dus van toepassing. De relevante bepalingen uit de Wbp zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. Bij brief van 23 augustus 2017 hebben eisers de burgemeester onder verwijzing naar artikel 35 van de Wbp verzocht om inzage in het gebruik van hun persoonsgegevens door het RIEC. Daarnaast hebben zij verzet als bedoeld in artikel 40 van de Wbp aangetekend tegen de verstrekking van hun persoonsgegevens aan [naam] , als jurist werkzaam bij de gemeente Bladel, en/of aan (medewerkers van) de NVWA.
De besluiten van de burgemeester
3. De burgemeester acht het verzet niet gerechtvaardigd. Een betrokkene kan verzet aantekenen in verband met zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden. Het moet daarbij gaan om zwaarwegende en gerechtvaardigde redenen die verband houden met de bijzondere situatie van de betrokkene. Volgens de burgemeester is hiervan in dit geval geen sprake. Dat eisers vanwege de gegevensverwerking mogelijk worden geconfronteerd met besluiten van diverse overheidsinstanties die volgens hen onrechtmatig zijn, is geen reden om de gegevensverwerking op voorhand uit te sluiten. Als eisers vinden dat bepaalde overheidsbesluiten onrechtmatig zijn, dan kunnen zij dit aan de orde te stellen in de daarvoor bestemde procedure. In die procedure(s) kunnen eisers desgewenst naar voren brengen dat de gegevensverwerking onrechtmatig is (geweest).
Volgens de burgemeester is de gegevensverwerking (het verstrekken van persoonsgegevens van eisers aan (een medewerker van) de gemeente Bladel en/of (medewerkers van) de NVWA) proportioneel en voldoet het aan het subsidiariteitsvereiste. De gemeente Bladel is een ketenpartner van het RIEC, evenals onder meer de politie, het Openbaar Ministerie (OM) en de Belastingdienst. De NVWA is weliswaar geen ketenpartner van het RIEC, maar de politie kan op basis van artikel 16 van de Wet politiegegevens (Wpg) informatie delen met andere opsporingsdiensten, zoals de NVWA.
4. De burgemeester heeft het inzageverzoek gehonoreerd en twee door het RIEC opgestelde overzichten verstrekt aan eisers. In het bestreden besluit heeft de burgemeester uiteengezet dat persoonsgegevens van eisers zijn verwerkt, omdat eisers door het RIEC zijn aangemerkt als een ‘handhavingsknelpunt’ (artikel 1.7 van het Convenant ten behoeve van bestuurlijke en geïntegreerde aanpak georganiseerde criminaliteit, bestrijding handhavingsknelpunten en bevordering integriteitsbeoordelingen, hierna: het convenant). De burgemeester heeft vervolgens aangegeven wat de herkomst van de persoonsgegevens van eisers is en met wie de persoonsgegevens is gedeeld. De burgemeester heeft verstrekking van nadere overzichten geweigerd op grond van artikel 43, onder b en d, van de Wbp. Tegen eisers loopt momenteel een strafrechtelijk onderzoek. Als eisers kennis nemen van de verwerkte persoonsgegevens of onderliggende documenten, dan geeft dat eisers onder meer inzicht in de manier waarop het nog niet afgeronde opsporingsonderzoek wordt uitgevoerd en worden het opsporingsbelang en de informatiepositie van het OM belemmerd. Ook zouden hieruit direct of indirect gegevens van derden kunnen worden herleid, waaronder van medeverdachten, slachtoffers, benadeelden, getuigen en bij het onderzoek betrokken ambtenaren. Dit is eveneens een inbreuk op het opsporingsonderzoek en zal voorts de persoonlijke levenssfeer en andere rechten en vrijheden van deze personen schaden. Om die reden dient het te blijven bij de twee aan eisers verstrekte overzichten, aldus de burgemeester.
Het beroep en de beoordeling daarvan
5. De rechtbank heeft, naast de openbare gedingstukken, kennis genomen van de geheime stukken. Mede op basis van deze stukken, komt de rechtbank tot de volgende beoordeling.
Ten aanzien van het verzet
6. Uit de Memorie van Toelichting (TK 1997-1998, 25892, nr. 3) blijkt dat artikel 40 van de Wbp zich richt op een rechtmatige gegevensverwerking, die pas onrechtmatig wordt nadat de betrokkene op grond van een bijzondere situatie verzet aantekent en dit verzet gerechtvaardigd wordt geacht. Verzet kan worden aangetekend tegen verwerkingen op grond van artikel 8, onderdelen e en f. Artikel 8, onderdeel e, biedt grondslag aan de gegevensverwerking door een bestuursorgaan voor de vervulling van een publieke taak. De beantwoording van de vraag of een gegevensverwerking voor dat doel daadwerkelijk noodzakelijk is, laat aan de verantwoordelijke een zekere beoordelingsruimte over. Bij de beoordeling van de noodzaak zullen bijvoorbeeld de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een belangrijke rol spelen. De beslissing die de verantwoordelijke vervolgens neemt zal slechts rekening houden en ook kunnen houden met de hem kenbare, normale omstandigheden van het geval. Deze omstandigheden afwegende kan hij tot de beslissing komen dat de gegevensverwerking gerechtvaardigd is. Het is echter mogelijk dat de bijzondere persoonlijke omstandigheden van een bij de verwerking betrokkene de balans doen doorslaan naar de andere kant.
7. Eisers hebben ter onderbouwing van het verzet gesteld, samengevat weergegeven, dat:
- zij door het RIEC ten onrechte als een handhavingsknelpunt zijn aangemerkt;
- [naam] (althans de gemeente Bladel en/of zijn burgemeester), al jarenlang een hetze tegen hen voert, uit rancune, en hen kapot maakt;
- [naam] handelt in strijd met het privacyprotocol van het RIEC en er niet voor terugdeinst om zich te bedienen van (ver)vals(t)e documenten;
- zij vanwege de gegevensverwerking in de toekomst zullen worden geconfronteerd met allerlei onrechtmatige beslissingen van allerlei overheidsinstanties;
- de manier waarop de politie tijdens RIEC-overleggen informatie over hen deelt met de NVWA onrechtmatig is.
Eisers vinden dat de burgemeester in verband met al deze omstandigheden het verzet had moeten honoreren.
8. De rechtbank is het niet eens met eisers. Zoals de burgemeester terecht heeft opgemerkt, vindt bij de beoordeling of een verzet gehonoreerd moet worden, geen beoordeling plaats van de rechtmatigheid van besluiten en/of handelingen van het RIEC en/of bij het RIEC aangesloten partners, zoals de politie en de gemeente Bladel en/of zijn medewerkers. Als eisers bevreesd zijn voor onregelmatigheden bij de verwerking van hun persoonsgegevens of vinden dat handelingen en/of beslissingen van (vertegenwoordigers van) overheidsinstanties onrechtmatig zijn, dan kunnen eisers dit aan de orde stellen in de daartoe geëigende procedures. Dit zijn echter geen omstandigheden die op voorhand het uitsluiten van verwerking van gegevens rechtvaardigen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat in dit geval geen sprake is bijzondere persoonlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Wbp, die ertoe leiden dat de gegevensverwerking niet gerechtvaardigd is.
Ten aanzien van het inzageverzoek
9. Vast staat dat eisers (nog steeds) onderwerp zijn van een strafrechtelijk onderzoek. Of dit terecht is, is voor de beoordeling of de burgemeester, afgezien van de twee verstrekte overzichten, verdere inzage aan eisers mocht weigeren niet relevant en kan in deze procedure niet aan de orde komen. Eisers kunnen dit aan de orde stellen in de strafrechtelijke procedure of, wanneer er geen strafrechtelijke procedure plaatsvindt omdat de zaak is/wordt geseponeerd, in een procedure waarin eisers zich beklagen over in de hun visie onterechte strafvervolging. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester in het bestreden besluit gemotiveerd heeft onderbouwd dat en waarom het van belang is dat, afgezien van de twee verstrekte overzichten, eisers geen verdere inzage krijgen. De burgemeester heeft er op gewezen dat het opsporingsbelang meebrengt dat eisers die juist onderwerp zijn van strafrechtelijk onderzoek, geen “kijkje in de keuken” krijgen. De rechtbank kan deze redenering volgen. Tijdens de zitting heeft eiser [eiser] nog aangevoerd dat, als waar is dat de informatie die de burgemeester niet prijs wil geven herleidbaar is tot de namen van derden (medeverdachten, slachtoffers/benadeelden, getuigen, opsporingsambtenaren), de burgemeester deze gegevens zou kunnen anonimiseren. De burgemeester heeft in reactie hierop gezegd dat wanneer deze gegevens worden geanonimiseerd, er “niets meer staat” en, naar de rechtbank begrijpt, er niets meer ter inzage te geven valt. De rechtbank, die zoals hiervoor is aangegeven, kennis heeft genomen van de geheime (niet-geanonimiseerde stukken), volgt de burgemeester op dit punt.
10. Eisers hebben in hun beroepschrift nog het volgende opgemerkt:
“Het RIEC is misbruikt door personen vanuit de gemeente Bladel om rancuneuze motieven. Het uitschakelen van een politieke tegenstander kan niet gezien worden als een overheidstaak, (…).”. Voor zover eisers met deze opmerking willen betogen dat de burgemeester zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 43 van de Wbp in strijd met artikel 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij is bedoeld (détournement de pouvoir), faalt dit betoog. Eisers hebben hun stelling dat de burgemeester (en/of medewerkers van de gemeente) uit rancune heeft gehandeld niet gemotiveerd onderbouwd. Bovendien heeft de burgemeester in zijn besluit gemotiveerd uiteengezet waarom hij heeft besloten om toepassing te geven aan artikel 43 Wbp. Zoals hiervoor al is overwogen, heeft dit te maken met het feit dat tegen eisers een strafrechtelijk onderzoek loopt.
11. Ook heeft eiser nog opgemerkt dat niet duidelijk is welke punten van de punten a tot en met t uit het bestreden besluit betrekking hebben op hem en welke op zijn vrouw. In die punten wordt toegelicht wat de herkomst van de gegevens uit de eerder verstrekte overzichten is, de bestemming daarvan en het doel van de verwerking. De rechtbank kan deze opmerking niet volgen. Zoals al in het bestreden besluit is toegelicht, heeft de opsomming van de punten a tot en met t tot doel om in aanvulling op de verstrekte overzichten de specifieke partner van wie de gegevens afkomstig waren en met wie ze zijn gedeeld te noemen. De punten a tot en met t hebben zowel betrekking op eiser als op eiseres. Als een punt op eiseres betrekking heeft, is er namelijk tussen haakjes bij vermeld om welk punt uit het overzicht van eiseres het gaat. Uit deze informatie moet het voor eisers duidelijk zijn op wie welk punt betrekking heeft.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.