ECLI:NL:RBOBR:2019:827

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
13 februari 2019
Zaaknummer
01/860309-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake schuldheling, niet voeren van een juiste administratie, aanbieden van kredieten zonder vergunning en witwassen door een pandjeshuis

Op 14 februari 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een pandjeshuis dat zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte werd beschuldigd van schuldheling, het niet voeren van een juiste administratie, het aanbieden van kredieten zonder vergunning en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 november 2014 tot en met 22 maart 2016 meermalen goederen heeft verworven die van misdrijf afkomstig waren, waaronder gouden sieraden en elektronica. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet voldeed aan de administratieve verplichtingen die gelden voor pandhuizen, zoals het bijhouden van een inkoopregister met de juiste gegevens van verkopers. Ook werd vastgesteld dat de verdachte kredieten aanbood zonder de vereiste vergunning van de Autoriteit Financiële Markten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele feiten, maar achtte andere feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van in totaal € 36.800,--, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860309-16
Datum uitspraak: 14 februari 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

gevestigd te [vestigingsadres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 juni 2016, 31 augustus 2016, 16 januari 2018, 16 juni 2018, 14 januari 2019,
15 januari 2019 en 31 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 mei 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 22 maart 2016,
te [pleegplaats 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen,
een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling,
immers heeft zij, verdachte, en/of haar mededader(s) op na te melden
tijdstippen, op na te melden plaatsen,
(telkens) na te melden goederen verworven en/of voorhanden gehad en/of
overgedragen,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of
het voorhanden krijgen van die goederen
(telkens) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof:

1. op of omstreeks 22 november 2014, in elk geval in of omstreeks de periode

van 15 november 2014 tot en met 25 november 2014, te [pleegplaats 1] , een
(zilverkleurig) horloge, merk Breitling (met serienummer 1333586)
(incident 3, dossier heling); en/of

2. op of omstreeks 17 april 2015 te [pleegplaats 1] , twee, althans een, mobiele

telefoon(s) merk IPhone (incident 4, dossier heling); en/of

3. op of omstreeks 14 mei 2015, in elk geval in of omstreeks de periode van

13 mei 2015 tot en met 31 mei 2015, te [pleegplaats 1] een mobiele telefoon, merk
Samsung, type Galaxy S6 en/of een computer, merk Apple Imac (incident 5,
dossier heling); en/of

4. op of omstreeks 28 juli 2015, in elk geval in of omstreeks de periode van

28 juli 2015 tot en met 30 juli 2015, te [pleegplaats 1] een horloge, merk Omega,
type Seamaster (incident 2, dossier heling); en/of

5. op of omstreeks 21 september 2015, in elk geval in of omstreeks de periode

van 20 september 2015 tot en met 25 september 2015, te [pleegplaats 1] , een
spiegelreflexcamera, merk Nikon (incident 8, dossier heling);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 15 november
2014 tot en met 21 september 2015 te [pleegplaats 1] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) een of meer goederen, te weten

1. op of omstreeks 22 november 2014, in elk geval in of omstreeks de periode

van 15 november 2014 tot en met 25 november 2014, te [pleegplaats 1] , een
(zilverkleurig) horloge, merk Breitling (met serienummer 1333586)
(incident 3, dossier heling); en/of

2. op of omstreeks 17 april 2015 te [pleegplaats 1] , twee, althans een, mobiele

telefoon(s) merk IPhone (incident 4, dossier heling); en/of

3. op of omstreeks 14 mei 2015, in elk geval in of omstreeks de periode van

13 mei 2015 tot en met 31 mei 2015, te [pleegplaats 1] een mobiele telefoon, merk
Samsung, type Galaxy S6 en/of een computer, merk Apple Imac (incident 5,
dossier heling); en/of

4. op of omstreeks 28 juli 2015, in elk geval in of omstreeks de periode van

28 juli 2015 tot en met 30 juli 2015, te [pleegplaats 1] een horloge, merk Omega,
type Seamaster (incident 2, dossier heling); en/of

5. op of omstreeks 21 september 2015, in elk geval in of omstreeks de periode

van 20 september 2015 tot en met 25 september 2015, te [pleegplaats 1] , een
spiegelreflexcamera, merk Nikon (incident 8, dossier heling);
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) ten tijde van de
verwerving of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist(en),
althans redelijkerwijs had(den) moeten
vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 22 maart 2016 te
[pleegplaats 1] als pandhuis, zijnde een bij algemene maatregel van bestuur ( [staatsblad]
) aangewezen handelaar, in de uitoefening
van haar beroep of bedrijf niet heeft voldaan aan de in artikel 437, eerste
lid onder a en/of onder b van het Wetboek van Strafrecht gestelde
verplichting om met inachtneming van de bij voormelde algemene maatregel van
bestuur gestelde regels onder een doorlopende nummering aantekening te houden
van alle door haar verworven en/of voorhanden gehouden gebruikte of
ongeregelde goederen, met vermelding van de data van aankoop, een omschrijving
van de goederen waaronder zoveel mogelijk de soort, merk en nummer van het
goed, de koopprijs, alsmede namen en adressen van haar leveranciers en/of
(telkens) gebruikte en/of ongeregelde goederen heeft verworven van een of
meer perso(o)n(en) zonder dat die perso(o)n(en) zijn/hun identiteitsgegevens
had(den) opgegeven of zonder dat zij, verdachte, die identiteitsgegevens in
haar, verdachtes, administratie had aangetekend;
3.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015
tot en met 22 maart 2016 te [pleegplaats 1] en/of elders in Nederland, (telkens) al
dan niet opzettelijk zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten
verleende vergunning (telkens)(aan verschillende personen) (een) krediet(en)
heeft aangeboden;
4.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 22 maart 2016, te
[pleegplaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen,van het plegen van witwassen een gewoonte
heeft gemaakt, in elk geval zich een of meermalen schuldig heeft gemaakt aan
witwassen, althans schuldwitwassen, immers heeft zij, verdachte, en/of haar
mededader(s)
- van een of meer voorwerp(en), te weten een of meer gouden sieraden en/of
andere gouden voorwerpen en/of een of meer geldbedragen, tot een totaal
bedrag van euro 373.787,- of daaromtrent, (telkens) de werkelijke aard en/of
de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing
verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende
op die/dat voorwerp(en) was/waren en/of wie bovenomschreven voorwerp(en)
voorhanden had, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens)
wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf
en/of
- (telkens) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer gouden sieraden
en/of andere gouden voorwerpen en/of een of meer geldbedragen, tot een totaal
bedrag van euro 373.787,- of daaromtrent,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van een
of meer van die voorwerpen gebruik gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar
mededader(s) (telkens) wist(en), althans (telkens) redelijkerwijs had(den)
moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk-
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
5.
zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 22 maart 2016 te
[pleegplaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een (vrijstaande) woning
met berging en/of verdere aanhorigheden gelegen aan de [adres]
te [pleegplaats 2] , heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
althans van (een) voorwerp(en), te weten voornoemde woning met berging en/of
verdere aanhorigheden, gebruik heeft gemaakt, terwijl zij en/of haar
mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat
bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht feit 5 niet wettig en overtuigend bewezen en eist vrijspraak van dat feit.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de volgende feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen:
  • Feit 1: gewoonte maken van opzetheling tussen 1 november 2014 en 22 maart 2016;
  • Feit 2: niet voldoen aan de aantekeningverplichting tussen 1 januari 2015 en 22 maart 2016;
  • Feit 3: krediet verlenen zonder vergunning tussen 1 januari 2015 en 22 maart 2016;
  • Feit 4: gewoonte maken van schuldwitwassen door het verhullen van de herkomst van gouden voorwerpen tussen 1 januari 2014 en 22 maart 2016.
Het standpunt van de verdediging.
Feit 1 primair en subsidiair:
De raadsman pleit voor vrijspraak van dit feit. Er kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het Breitling horloge (incident 3) en het Omega horloge, type Seamaster (incident 2) afkomstig waren van diefstal en dat de Iphones (incident 4) en de Samsung Galaxy en telefoon en Apple Imac computer (incident 5) met een gestolen pinpas waren gekocht. Ten aanzien van de spiegelreflexcamera (incident 8) kan niet worden vastgesteld dat de betreffende spiegelreflexcamera die in de advertentie werd aangeboden daadwerkelijk de camera is die is gestolen van aangever.
Als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van één of meer van de helingfeiten kan niet worden bewezen dat van deze heling een gewoonte is gemaakt. Tussen de feiten bestaat onvoldoende verband. Deze feiten betreffen incidenten.
Feit 2:
De raadsman heeft geen verweren gevoerd ten aanzien van het bewijs, maar pleit voor ontslag van rechtsvervolging zoals hierna onder het kopje “De strafbaarheid van verdachte” is opgenomen.
Feit 3:
De raadsman pleit voor vrijspraak van dit feit. Het bedrag van twee ton – volgens de registraties in PandVision het totaalbedrag aan leningen zonder onderpand (LZO) –
had niet te maken met het geven van krediet. Bovendien is er bij een aantal LZO’s wel sprake van een onderpand en is er dus geen sprake van een krediet. Verdachte heeft daarom nooit het opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, gehad om zonder de vereiste vergunning een krediet te verstrekken. Zij heeft informatie van een ter zake deskundig persoon ingewonnen en daar naar gehandeld. Evenmin kan van schuld worden gesproken.
Feit 4:
Volgens de raadsman heeft het strafrechtelijke onderzoek geen wettig en overtuigend bewijs geleverd op basis waarvan kan worden gezegd dat het niet anders kan zijn dat het goud/de sieraden van enig misdrijf afkomstig zijn. Verdachte heeft voorts een deugdelijke verklaring met betrekking tot de herkomst afgelegd. Verdachte dient daarom vrijgesproken te worden van het gewoonte- en schuldwitwassen.
Feit 5:
De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat sprake is van valsheid in geschrifte. De documenten zijn niet valselijk opgemaakt noch geantedateerd teneinde een hypothecaire lening te krijgen bij de [bank] . Er waren meer dan voldoende middelen om de financiering rond te krijgen. Verdachte dient daarom vrijgesproken te worden van het medeplegen van het witwassen van de woning.
Het oordeel van de rechtbank.

Vrijspraak van feit 1 primair en feit 4.

Feit 1 primair.
De rechtbank acht niet bewezen dat sprake is van een gewoonte maken van het plegen van opzetheling door [verdachte] . Er kan niet worden bewezen dat [verdachte] ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van de ten laste gelegde goederen telkens wist dat het door misdrijf verkregen goederen waren. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden bewezen dat sprake is van opzetheling van de ten laste gelegde goederen en dus ook niet van een gewoonte maken van het plegen van opzetheling.
Feit 4.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] in de periode van 1 januari 2014 tot 1 juli 2015 een totaal bedrag van € 373.787,= heeft ontvangen van [goudhandelaar] in verband met de verkoop van sloopgoud/gouden sieraden. Dit goud was volgens de verklaring van de vertegenwoordiger van verdachte afkomstig uit inkoop of belening. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen bewijs heeft opgeleverd dat het sloopgoud – onmiddellijk of middellijk – van enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

De gebezigde bewijsmiddelen.

Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen in een bijlage opgenomen en uitgewerkt. Deze bijlage is aan dit vonnis gehecht (pagina’s 15 t/m 34) en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs.

Feit 1 subsidiair.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat [verdachte] ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van de tenlastegelegde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van opzetheling.
De rechtbank acht ook niet bewezen dat [verdachte] ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van het Breitling horloge (incident 3), redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was en dat de Samsung Galaxy telefoon (incident 5) was gekocht met een gestolen pinpas.
De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van schuldheling van die goederen.
Ten aanzien van de spiegelreflexcamera, merk Nikon, (incident 8) geldt dat onbekend is onder welke omstandigheden die camera in het bezit is gekomen van [verdachte] . De vraag of [verdachte] redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het om een gestolen camera ging, kan daardoor niet worden beantwoord. Afgezien daarvan kan niet worden vastgesteld dat de spiegelreflexcamera die door [verdachte] op marktplaats werd aangeboden daadwerkelijk de camera is die is gestolen van aangever. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van schuldheling van die camera.
Op grond van de (aangehechte) bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling door [verdachte] van de twee Iphones (incident 4), de Apple Imac (incident 5) en het Omega horloge, type Seamaster (incident 2).
De Apple Imac (incident 5) is op 13 mei 2015 gekocht bij [elektronica winkel] met een gestolen pinpas. Op 14 mei 2015 is deze computer volgens het Pandvision systeem van [verdachte] ingekocht van [betrokkene 1] . Dat was Hemelvaartsdag. [verdachte] is echter gesloten op feestdagen.
Ten aanzien van de twee Iphones (incident 4) overweegt de rechtbank dat deze op 16 april 2015 door [betrokkene 2] en [betrokkene 3] bij de Mediamarkt zijn gekocht met een op diezelfde dag gestolen bankpas. Een dag later hebben [betrokkene 3] en ene [betrokkene 2] beiden een Iphone verkocht aan [verdachte] . De Iphones waren dus splinternieuw en ten minste één van de Iphones zat nog in de doos.
Er zijn diverse aantekeningen in het systeem gemaakt (o.a. door de vertegenwoordiger van verdachte) waarin is vermeld dat de [betrokken familie] niet te vertrouwen is en [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij twee Iphones heeft verkocht aan [verdachte] omdat [medeverdachte 1] gestolen spullen opkoopt. [medeverdachte 1] heeft ook niet om een legitimatiebewijs gevraagd.
Ten aanzien van het Omega horloge, type Seamaster, (incident 2) overweegt de rechtbank
dat verbalisanten hebben gezien dat [betrokkene 4] op 28 juli 2015 een horloge bij [verdachte] achterliet. Dit horloge is pas op 30 juli 2015, na bezoek van de politie die dag, ingeboekt in het systeem van [verdachte] voor een bedrag van € 0,01. [betrokkene 4] was echter op 28 juli 2015 aangehouden en was op 30 juli 2015 in verzekering gesteld. Verdachte is er van op de hoogte dat [betrokkene 4] een bekende is van de politie. Zo blijkt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte] in 2014 € 100,- heeft overgemaakt naar de PI Haaglanden ter attentie van [betrokkene 4] .
Ten aanzien van deze goederen is de rechtbank op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat [verdachte] redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren.
Feit 2.
De rechtbank overweegt dat inkopers en handelaren als bedoeld in artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit ex artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht verplicht zijn een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt inkoopregister bij te houden. In dit register dienen zij de gegevens bedoeld in artikel 2 van het uitvoeringsbesluit te noteren. Het betreft onder andere:
• a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
• b. de datum van verkrijging van het goed;
• c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is -
soort, merk en nummer van het goed;
• d. de koopprijs of andere voorwaarden van verkrijging van het goed;
• e. de naam en het adres van degene van wie het goed is verkregen;
• f. zowel een omschrijving als het nummer van het document bedoeld in het eerste lid
(toevoeging rechtbank: een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht)waarmee hij de identiteit van de aanbieder heeft vastgesteld, voor zover het de inkoop van koper en koperlegeringen betreft en de koopprijs van dat goed in contant geld wordt uitbetaald.
De aanbieder van een goed is verplicht zijn identiteitsgegevens op te geven aan de inkoper/handelaar en op de inkoper/handelaar rust de plicht om van deze gegevens onverwijld aantekening te maken in zijn inkoopregister.
De rechtbank stelt vast dat op grond van bovengenoemd Uitvoeringsbesluit de identificatieplicht, de omschrijving van het document en het opnemen van de documentnummers daarvan in de administratie alleen geldt voor de inkoop van koper en koperlegeringen waarbij de koopprijs met contant geld wordt betaald. Daarvan is in deze zaak niet gebleken. Wel zijn er andere voorwerpen verworven en voorhanden gehouden door [verdachte] , waarvan aantekening moest worden gehouden en ten aanzien waarvan zoveel mogelijk de specificaties moesten worden vermeld, alsmede de koopprijs en de namen en adressen van de leveranciers. Aan die verplichting wordt niet voldaan als die gegevens niet of onjuist worden vermeld.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 437, eerste lid onder a, Wetboek van Strafrecht. [verdachte] heeft namelijk niet altijd de juiste namen en adressen van haar leveranciers in het inkoopregister opgenomen. Zo werden namen van niet bestaande personen genoteerd. Ook werden niet altijd de juiste data en serienummers opgeschreven. [verdachte] hield ook geen doorlopende nummering bij in haar inkoopregister doordat de gegevens werden ingevoerd met code “xreg”, als gevolg waarvan die gegevens niet zichtbaar waren voor de politie in het systeem.
Feit 3.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk kredieten aanbood en verstrekte aan diverse personen zonder een daartoe verleende vergunning van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Uit het dossier blijkt dat aan klanten leningen werden verstrekt die buiten het beleningsregister werden gehouden. Bij deze leningen stond de code “xreg” vermeld. Het betroffen overboekingen naar klanten onder de vermelding “LZO”. De vertegenwoordiger van verdachte heeft bij de politie verklaard dat dit leningen zonder onderpand zijn. Het leverde klanten op voor [verdachte] .
De vertegenwoordiger van verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de geregistreerde LZO’s met in totaal € 200.720,-- waren ingevoerd om het PandVisonsysteem kloppend te maken na de overgang van Excel en dat bij sommige LZO’s wel sprake was van een (soort) onderpand. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig.
Feit 5.
De rechtbank acht dit feit op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft dit feit samen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , en [medeverdachte 4] , gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat er materieel geen arbeidsrechtelijke relatie was tussen [verdachte] en [medeverdachte 4] . Er stond geen prestatie tegenover het salaris dat zij kreeg. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat [medeverdachte 4] niet werkte bij [verdachte] in 2015. Alle formele stukken die gebaseerd waren op een arbeidsrechtelijke relatie, zoals de arbeidsovereenkomst, de werkgeversverklaring en de salarisspecificatie geven niet de werkelijkheid weer en zijn daarom vals. De rol van verdachte hierbij is dat zij op papier fungeerde als werkgever. De stukken zijn naar het oordeel van de rechtbank alleen bedoeld om een hypothecaire lening te krijgen om de woning aan [adres] te [pleegplaats 2] te kunnen aankopen en daar te gaan wonen. Verdachte wist dus dat die woning – middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] als medepleger van dit feit kan worden aangemerkt omdat zonder de medewerking van [verdachte] aan het opstellen van de valse documenten voor de hypothecaire lening het witwassen van de woning niet mogelijk zou zijn geweest.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
subsidiair

in de periode van 15 november 2014 tot en met 21 september 2015 te [pleegplaats 1] , (telkens) een of meer goederen, te weten

2. op 17 april 2015 te [pleegplaats 1] , twee mobiele telefoons merk IPhone (incident 4, dossier heling); en

3. op 14 mei 2015, te [pleegplaats 1] een computer, merk Apple Imac (incident 5, dossier heling); en

4. op of omstreeks 28 juli 2015, te [pleegplaats 1] een horloge, merk Omega, type Seamaster (incident 2, dossier heling);

heeft verworven en voorhanden gehad terwijl zij, verdachte, telkens ten tijde van de
verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
2.
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 22 maart 2016 te [pleegplaats 1] als pandhuis, zijnde een bij algemene maatregel van bestuur ( [staatsblad] ) aangewezen handelaar, in de uitoefening van haar beroep of bedrijf niet heeft voldaan aan de in artikel 437, eerste lid onder a en/of onder b van het Wetboek van Strafrecht gestelde
verplichting om met inachtneming van de bij voormelde algemene maatregel van bestuur gestelde regels onder een doorlopende nummering aantekening te houden van alle door haar verworven en/of voorhanden gehouden gebruikte of ongeregelde goederen, met vermelding van de data van aankoop, een omschrijving van de goederen waaronder zoveel mogelijk de soort, merk en nummer van het goed, de koopprijs, alsmede namen en adressen van haar leveranciers;
3.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 22 maart 2016 te [pleegplaats 1] opzettelijk zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning (aan verschillende personen) kredieten heeft aangeboden;
5.
in de periode van 1 juli 2015 tot en met 22 maart 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een voorwerp, te weten een (vrijstaande) woning met berging en verdere aanhorigheden gelegen aan [adres] te [pleegplaats 2] , heeft verworven, terwijl zij en haar mededaders wisten, dat bovenomschreven voorwerp - middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

T.a.v. feit 2:
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman pleit voor ontslag van rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld. Er kan worden vastgesteld dat ten aanzien van bepaalde geregistreerde persoonsgegevens of (in een enkel geval) goedgegevens, sprake was van een verschrijving dan wel een onjuist of onvolledig noteren van deze gegevens. De beleningen/inkopen ten aanzien waarvan een gegeven niet klopte is relatief te noemen afgezet tegen de grote hoeveelheden transacties die [verdachte] in de tenlastegelegde periode heeft gehad. Verdachte en medeverdachten hebben de administratie van [verdachte] op een juiste wijze willen voeren, dat steeds tegemoet kon worden gekomen aan de te betrachten duidelijkheid en traceerbaarheid. Zij hebben steeds volledige inzage gegeven en gegevens aan de politie verstrekt in het kader van hun controlerende taak. Hiermee heeft verdachte gehandeld in de geest van de regelgeving.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft niet gereageerd op dit verweer van de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van afwezigheid van alle schuld, nu verdachte door beter op te letten die fouten niet had hoeven te maken. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de overtreding onder feit 2 eist de officier van justitie een geldboete van
€ 8.000,-- en ten aanzien van de misdrijven onder feit 1 subsidiair, feit 3 en feit 4, eist de officier van justitie een geldboete van € 32.000,--.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, lid 1, Europees verdrag voor de rechten van de mens (hierna: EVRM) is geschonden en dat dit in de strafmaat dient te worden gecompenseerd. Er kan niet worden volstaan met de enkele constatering van schending van de redelijke termijn.
Verdachte is beschadigd door het beeld dat onterecht is gecreëerd dat zij zich op grote schaal bezig zou houden met het opkopen van gestolen goederen. Verdachte heeft altijd contact gehad en gehouden met politie en justitie over de afwikkeling van het beslag. Het afsluiten van het bedrijf is niet mogelijk, o.a. vanwege het conservatoire beslag. De raadsman verzoekt om het opleggen van een voorwaardelijke geldboete.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, let de rechtbank op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de aard en de financiële omstandigheden van de rechtspersoon.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van schuldheling. Schuldheling is een ernstig strafbaar feit. Heling bevordert diefstal en zorgt bovendien voor een illegaal circuit van goedkope goederen, waardoor de reguliere, eerlijke (detail)handel wordt verstoord en schade wordt toegebracht.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het niet voeren van een juiste administratie. Bij de exploitatie van een pandjeshuis moet een deugdelijke administratie worden gevoerd om op deze manier de handel in gestolen goederen tegen te gaan. Daarin is verdachte ernstig tekort geschoten. De specifieke branche waarin zij werkzaam was, maakt extra oplettendheid en transparantie geboden en vraagt nu juist om een volledige en correcte wijze van administreren.
Verdachte heeft daarnaast door het aanbieden van kredieten zonder daartoe verleende vergunning tevens de Wet op het financieel toezicht opzettelijk overtreden. Door onvergund kredieten te verstrekken, heeft verdachte regels omzeild die tot doel hebben het financiële verkeer te contoleren en kredietnemers te beschermen.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen door met behulp van valse documenten een hypothecaire lening te verkrijgen en de verwerving van de woning aan de [adres] in [pleegplaats 2] mogelijk te maken.
De rechtbank zal een dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf, ondanks dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. De rechtbank is van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Ten aanzien van de overtreding van artikel 437 Sr zal de rechtbank een geldboete van
€ 8.000,-- opleggen.
Ten aanzien van de overige bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een geldboete van € 32.000,-- passend en geboden is.
De rechtbank is echter ook van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. De redelijke termijn is in deze zaak aangevangen tijdens de actiedag op 22 maart 2016 toen er een doorzoeking heeft plaatsgevonden. Een redelijke termijn voor de behandeling van deze zaak op twee jaar. Op het moment dat de rechtbank dit vonnis wijst, is de redelijke termijn overschreden met 11 maanden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen geldboete tot gevolg moet hebben. De rechtbank hanteert hiervoor een kortingspercentage van 10% en zal de op te leggen geldboete matigen tot een bedrag van € 28.800,--.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 23, 24, 47, 51, 57, 62, 417bis, 420bis, 437;
Wet op de economische delicten art. 1a, 2, 6;
Wet op het financieel toezicht art. 1:1, 2:60, 7:3.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
T.a.v. feit 1 primair, feit 4:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 5:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
T.a.v. feit 2:
als handelaar in gebruikte en ongeregelde goederen in het door haar gehouden register niet onverwijld aantekening houden van alle door haar verworven of voorhanden gehouden gebruikte of ongeregelde goederen, met de datum van verkrijging van het goed, een omschrijving van het goed, waaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed, de koopprijs, alsmede de naam en het adres van degene van wie het goed is verkregen, begaan door een rechtspersoon
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 3, feit 5:
schuldheling, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 3:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2:60, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 5:
medeplegen van witwassen
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 2:
Geldboete van
EUR 8.000,00 (achtduizend euro)
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 3, feit 5:
Geldboete van
EUR 28.800,00 (achtentwintigduizend en achthonderd euro)
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.E.L. Hendriks, voorzitter,
mr. A.H.J.J. van de Wetering en mr. R. van den Munckhof, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 14 februari 2019.