ECLI:NL:RBOBR:2019:826

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
13 februari 2019
Zaaknummer
01/879708-15 en 01/860060-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijk leidinggeven aan schuldheling, valsheid in geschrift en witwassen door een pandjeshuis

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 14 februari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als feitelijk leidinggevende van een pandjeshuis werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder schuldheling, valsheid in geschrift, en witwassen. De verdachte was betrokken bij de inkoop van goederen waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank oordeelde dat de dagvaardingen geldig waren en dat de rechtbank bevoegd was om van de tenlastelegging kennis te nemen. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 27 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en een beroepsverbod van vijf jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan de verboden gedragingen van het pandjeshuis, dat niet voldeed aan de administratieve verplichtingen en dat gebruik had gemaakt van valse documenten om een hypothecaire lening te verkrijgen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij wist dat de goederen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een matiging van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/879708-15 en 01/860060-18 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 14 februari 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970 ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 juni 2016, 31 augustus 2016, 16 januari 2018, 16 juni 2018, 14 januari 2019, 15 januari 2019 en 31 januari 2019.
De rechtbank is abusievelijk vergeten mede te delen dat de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken zijn gevoegd. De rechtbank is er bij de behandeling van de zaken ter terechtzitting, net als de officier van justitie en de raadsman, er van uitgegaan dat deze zaken zijn gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 19 mei 2015 en 18 mei 2018.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 21 juni 2018 is gewijzigd, is aan verdachte onder parketnummer 01/879708-15 ten laste gelegd dat:
1.
dat [rechtspersoon] in of omstreeks de periode van 1 november 2014
tot en met 22 maart 2016, te [gemeente 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling,
immers heeft [rechtspersoon] en/of haar mededader(s) op na te melden
tijdstippen, op na te melden plaatsen,
(telkens) na te melden goederen verworven en/of voorhanden gehad en/of
overgedragen,
terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die goederen
(telkens) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof:

1. op of omstreeks 22 november 2014, in elk geval in of omstreeks de periode

van 15 november 2014 tot en met 25 november 2014, te [gemeente 1] , een
(zilverkleurig) horloge, merk Breitling (met serienummer [serienummer] )
(incident 3, dossier heling); en/of

2. op of omstreeks 17 april 2015 te [gemeente 1] , twee, althans een, mobiele

telefoon(s) merk IPhone (incident 4, dossier heling); en/of

3. op of omstreeks 14 mei 2015, in elk geval in of omstreeks de periode van

13 mei 2015 tot en met 31 mei 2015, te [gemeente 1] een mobiele telefoon, merk
Samsung, type Galaxy S6 en/of een computer, merk Apple Imac (incident 5,
dossier heling); en/of

4. op of omstreeks 28 juli 2015, in elk geval in of omstreeks de periode van

28 juli 2015 tot en met 30 juli 2015, te [gemeente 1] een horloge, merk Omega,
type Seamaster (incident 2, dossier heling); en/of

5. op of omstreeks 21 september 2015, in elk geval in of omstreeks de periode

van 20 september 2015 tot en met 25 september 2015, te [gemeente 1] , een
spiegelreflexcamera, merk Nikon (incident 8, dossier heling),
zulks terwijl hij,verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of feitelijke
leiding heeft gegeven aan bovengenoemde verboden gedraging(en);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
dat [rechtspersoon] meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de
periode van 15 november 2014 tot en met 21 september 2015 te [gemeente 1] , in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) een of meer goederen, te weten

1. op of omstreeks 22 november 2014, in elk geval in of omstreeks de periode

van 15 november 2014 tot en met 25 november 2014, te [gemeente 1] , een
(zilverkleurig) horloge, merk Breitling (met serienummer [serienummer] )
(incident 3, dossier heling); en/of

2. op of omstreeks 17 april 2015 te [gemeente 1] , twee, althans een, mobiele

telefoon(s) merk IPhone (incident 4, dossier heling); en/of

3. op of omstreeks 14 mei 2015, in elk geval in of omstreeks de periode van

13 mei 2015 tot en met 31 mei 2015, te [gemeente 1] een mobiele telefoon, merk
Samsung, type Galaxy S6 en/of een computer, merk Apple Imac (incident 5,
dossier heling); en/of

4. op of omstreeks 28 juli 2015, in elk geval in of omstreeks de periode van

28 juli 2015 tot en met 30 juli 2015, te [gemeente 1] een horloge, merk Omega,
type Seamaster (incident 2, dossier heling); en/of

5. op of omstreeks 21 september 2015, in elk geval in of omstreeks de periode

van 20 september 2015 tot en met 25 september 2015, te [gemeente 1] , een
spiegelreflexcamera, merk Nikon (incident 8, dossier heling),
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl zij en/of haar mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving
of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof,
zulks terwijl hij,verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven tot en/of
feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
2.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 2015
tot 22 maart 2016 te [gemeente 1] en/of [gemeente 2] , althans in het arrondissement
Oost-Brabant, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens)
opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelheid/hoeveelheden cocaïne,
in elk geval (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende
cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op 22 maart 2016 te [gemeente 1] (in een bestelbus, merk Hyundai en/of in
[perceel] ) en/of te [gemeente 2] (in [een woning]
, althans in het arrondissement Oost-Brabant, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van totaal (ongeveer) 689,50
gram cocaïne (in [gemeente 1] (ongeveer) 302,90 gram en in [gemeente 2] (ongeveer)
386,60 gram),
in elk geval (een) hoeveelheid/hoeveelheden, van een materiaal bevattende
cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Aan verdachte is onder parketnummer 01/860060-18 tenlastegelegd dat:

1.

dat [rechtspersoon] in of omstreeks de periode van 1 januari 2015
tot en met 22 maart 2016 te [gemeente 1] als pandhuis, zijnde een bij algemene
maatregel van bestuur [Staatsblad] ) aangewezen
handelaar, in de uitoefening van haar beroep of bedrijf niet heeft voldaan aan
de in artikel 437, eerste lid onder a en/of onder b van het Wetboek van
Strafrecht gestelde verplichting om met inachtneming van de bij voormelde
algemene maatregel van bestuur gestelde regels onder een doorlopende nummering
aantekening te houden van alle door haar verworven en/of voorhanden gehouden
gebruikte of ongeregelde goederen, met vermelding van de data van aankoop, een
omschrijving van de goederen waaronder zoveel mogelijk de soort, merk en
nummer van het goed, de koopprijs, alsmede namen en adressen van haar
leveranciers en/of
(telkens) gebruikte en/of ongeregelde goederen heeft verworven van een of
meer perso(o)n(en) zonder dat die perso(o)n(en) zijn/hun identiteitsgegevens
had(den) opgegeven of zonder dat [rechtspersoon] die
identiteitsgegevens in haar administratie had aangetekend,
zulks terwijl hij,verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of feitelijke
leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);

2.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2015
tot en met 1 december 2015 [gemeente 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk
gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring
en/of salarisspecificatie over de maand augustus 2015 en/of een
arbeidsovereenkomst, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot
bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt
en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin dat hij,verdachte,
en/of zijn mededader(s) die werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie
over de maand augustus 2015 en/of die arbeidsovereenkomst heeft/hebben doen
toekomen aan [bank 1] ter verkrijging van een hypothecaire geldlening (voor
de aankoop van [een woning] te [gemeente 2] ) en
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- op die werkgeversverklaring (getekend d.d. 17 november 2015) als naam
werkgever was vermeld: ' [rechtspersoon] en/of als naam werknemer was
vermeld: [werknemer] , en/of was vermeld/aangegeven dat de
werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft of is aangesteld
in vaste dienst, en/of als bruto jaar salaris was vermeld
euro 30.000 en/of bij de vraag 'Zijn er voornemens het dienstverband
binnenkort te Beëindigen' was vermeld/aangegeven: 'nee'; en/of
- op die salarisspecificatie (op naam van [werknemer] )
over de maand augustus 2015 was vermeld een periode(bruto)-salaris euro
1507,80; en/of
- in die arbeidsovereenkomst was opgenomen/vermeld als werkgever ' [rechtspersoon]
[rechtspersoon] ' en als werknemer [werknemer] en/of was
opgenomen/vermeld: 'Werknemer treedt met ingang van 1 januari 2015 voor de
onbepaalde tijd bij werkgever in dienst in de functie van algemeen
medewerkster' en/of was opgenomen/vermeld:'werknemer verdient een
brutosalaris van euro 1501,90 per maand' en/of was opgenomen/vermeld: 'de
gebruikelijke arbeidsduur bedraagt 40 uur per week en 8 uur per dag' en/of
als datum van ondertekening was opgenomen/vermeld: '31 december 2014';

3.

dat [rechtspersoon] in of omstreeks de periode van 1 januari 2014
tot en met 22 maart 2016, te [gemeente 1] en/of Den Haag, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,van het
plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,in elk geval zich een of
meermalen schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans schuldwitwassen,
immers heeft [rechtspersoon] en/of haar mededader(s)
- van een of meer voorwerp(en), te weten een of meer gouden sieraden en/of
andere gouden voorwerpen en/of een of meer geldbedragen, tot een totaal
bedrag van euro 373.787,- of daaromtrent, (telkens) de werkelijke aard en/of
de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing
verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende
op die/dat voorwerp(en) was/waren en/of wie bovenomschreven voorwerp(en)
voorhanden had, terwijl [rechtspersoon] en/of haar mededader(s)
(telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat
dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit
enig misdrijf
en/of
- (telkens) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer gouden sieraden
en/of andere gouden voorwerpen en/of een of meer geldbedragen, tot een totaal
bedrag van euro 373.787,- of daaromtrent,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van een
of meer van die voorwerpen gebruik gemaakt, terwijl [rechtspersoon]
en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans (telkens) redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) -onmiddellijk of
middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
zulks terwijl hij,verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of
feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);

4.

hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 22 maart 2016 te
[gemeente 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een (vrijstaande) woning
met berging en/of verdere aanhorigheden gelegen aan de [adres 1]
te [gemeente 2] , heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
althans van (een) voorwerp(en), te weten voornoemde woning met berging en/of
verdere aanhorigheden, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn
mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat
bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;

5.

dat hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 21 oktober
2015, te [gemeente 1] en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,van het plegen van
witwassen een gewoonte heeft gemaakt,in elk geval zich een of meermalen
schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans schuldwitwassen, immers heeft
hij,verdachte, en/of zijn mededader(s)
- van een of meer voorwerp(en), te weten een of meer gouden sieraden en/of
andere gouden voorwerpen en/of een of meer geldbedragen, tot een totaal
bedrag van euro 791.221- of daaromtrent, (telkens) de werkelijke aard en/of de
herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing
verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende
op die/dat voorwerp(en) was/waren en/of wie bovenomschreven voorwerp(en)
voorhanden had, terwijl hij,verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens)
wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf
en/of
- (telkens) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer gouden sieraden
en/of andere gouden voorwerpen en/of een of meer geldbedragen, tot een totaal
bedrag van euro 791.221- of daaromtrent,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van een
of meer van die voorwerpen gebruik gemaakt, terwijl hij,verdachte, en/of zijn
mededader(s) (telkens) wist(en), althans (telkens) redelijkerwijs had(den)
moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk-
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
dat [rechtspersoon] in of omstreeks de periode van 1 januari 2010
tot en met 21 oktober 2015, te [gemeente 1] en/of Amsterdam, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,in elk geval
zich een of meermalen schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans
schuldwitwassen, immers heeft [rechtspersoon] en/of haar
mededader(s)
- van een of meer voorwerp(en), te weten een of meer gouden sieraden en/of
andere gouden voorwerpen en/of een of meer geldbedragen, tot een totaal
bedrag van euro 791.221,- of daaromtrent, (telkens) de werkelijke aard en/of
de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing
verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende
op die/dat voorwerp(en) was/waren en/of wie bovenomschreven voorwerp(en)
voorhanden had, terwijl [rechtspersoon] en/of haar mededader(s)
(telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat
dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit
enig misdrijf
en/of
- (telkens) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer gouden sieraden
en/of andere gouden voorwerpen en/of een of meer geldbedragen, tot een totaal
bedrag van euro 791.221,- of daaromtrent,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van een
of meer van die voorwerpen gebruik gemaakt, terwijl [rechtspersoon]
en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans (telkens) redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) -onmiddellijk of
middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
zulks terwijl hij,verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of
feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht feit 5 primair en subsidiair van parketnummer 01/860060-18 niet wettig en overtuigend bewezen en eist vrijspraak van die feiten.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de volgende feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen:
Dagvaarding 01/879708-15:
  • Feit 1: feitelijk leidinggeven aan het gewoonte maken van opzetheling door het [rechtspersoon] tussen 1 november 2014 en 22 maart 2016;
  • Feit 2: verkopen van cocaïne tussen 1 januari 2015 en 22 maart 2016;
  • Feit 3: aanwezig hebben van cocaïne op 22 maart 2016 in de ten laste gelegde hoeveelheden;
Dagvaarding 01/860060-18:
  • Feit 1: feitelijk leiding geven aan niet voldoen aan de aantekeningverplichting door het [rechtspersoon] tussen 1 januari 2015 en 22 maart 2016;
  • Feit 2: gebruik maken van drie valse documenten tussen 1 september 2015 en
  • Feit 3: feitelijk leiding geven aan gewoonte maken van schuldwitwassen door het verhullen van de herkomst van gouden voorwerpen door het [rechtspersoon] tussen 1 januari 2014 en 22 maart 2016;
  • Feit 4: het witwassen van een woning tussen 1 juli 2015 en 22 maart 2016.
De officier van justitie heeft daarbij aangegeven dat hij voor het bewijs van dit feit er van uit gaat dat de woning middellijk afkomstig is uit misdrijf door het opzettelijk gebruik maken van valse documenten zoals opgenomen onder feit 2 en dat hij de verkregen eigen middelen à € 65.449,33 via beleningen bij het [bedrijf 2] buiten beschouwing laat.
Het standpunt van de verdediging.
Dagvaarding 01/879708-15:
Feit 1 primair en subsidiair:
De raadsman pleit voor vrijspraak van dit feit. Er kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het Breitling horloge (incident 3) en het Omega horloge, type Seamaster (incident 2) afkomstig waren van diefstal en dat de Iphones (incident 4) en de Samsung Galaxy telefoon en Apple Imac computer (incident 5) met een gestolen pinpas waren gekocht. Ten aanzien van de spiegelreflexcamera (incident 8) kan niet worden vastgesteld dat de betreffende spiegelreflexcamera die in de advertentie werd aangeboden daadwerkelijk de camera is die is gestolen van aangever.
Als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van één of meer van de helingfeiten kan niet worden bewezen dat van deze heling een gewoonte is gemaakt. Tussen de feiten bestaat onvoldoende verband. Deze feiten betreffen daadwerkelijke incidenten.
Feit 2:
De raadsman stelt zich op het standpunt dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, er sprake is van een beperkte periode waarbij geen sprake is van daadwerkelijke handel in cocaïne maar van het sporadisch verstrekken aan kennissen.
Feit 3:
Ten aanzien van een bewezenverklaring van het op 22 maart 2016 aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Dagvaarding 01/860060-18:
Feit 1:
De raadsman heeft geen verweren gevoerd ten aanzien van het bewijs, maar pleit voor ontslag van rechtsvervolging zoals hierna onder het kopje “De strafbaarheid van verdachte” is opgenomen.
Feit 2:
De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat sprake is van valsheid in geschrifte. De documenten zijn niet valselijk opgemaakt noch geantedateerd teneinde een hypothecaire lening te krijgen bij de [bank 1] . Verdachte dient daarom vrijgesproken te worden.
Feit 3:
Volgens de raadsman heeft het strafrechtelijke onderzoek geen wettig en overtuigend bewijs geleverd op basis waarvan kan worden gezegd dat het niet anders kan zijn dat het goud/de sieraden van enig misdrijf afkomstig zijn. Verdachte heeft voorts een deugdelijke verklaring met betrekking tot de herkomst afgelegd. Verdachte dient daarom vrijgesproken te worden van het gewoonte- en schuldwitwassen.
Feit 4:
De officier van justitie heeft ter zitting gesteld dat er sprake is van witwassen van de eigen woning in verband met de valsheid in geschrift zoals aan verdachte is tenlastegelegd onder feit 2. De raadsman pleit voor vrijspraak van dat feit en pleit om die reden ook voor vrijspraak van het witwassen van de eigen woning.
Feit 5 primair en subsidiair:
De raadsman pleit voor vrijspraak van het primair en het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het goud en/of de sieraden van enig misdrijf afkomstig zijn. Verdachte heeft een deugdelijke verklaring met betrekking tot de herkomst afgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraak van feit 1 primair (01/879708-15), feit 3 en feit 5 primair en subsidiair (01/860060-18).
T.a.v. parketnummer 01/879708-15:
Feit 1 primair.
De rechtbank acht niet bewezen dat sprake is van een gewoonte maken van het plegen van opzetheling door het [rechtspersoon] . Er kan niet worden bewezen dat het [rechtspersoon] ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van de ten laste gelegde goederen telkens wist dat het door misdrijf verkregen goederen waren. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden bewezen dat sprake is van opzetheling van de ten laste gelegde goederen en dus ook niet van een gewoonte maken van het plegen van opzetheling.
T.a.v. parketnummer 01/860060-18:
Feit 3.
De rechtbank stelt vast dat het [rechtspersoon] in de periode van 1 januari 2014 tot 1 juli 2015 een totaal bedrag van € 373.787,= heeft ontvangen van (medeverdachte) [goudhandelaar] in verband met de verkoop van sloopgoud/gouden sieraden. Dit goud was volgens de verklaring van verdachte afkomstig uit inkoop of belening. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen bewijs heeft opgeleverd dat het sloopgoud – onmiddellijk of middellijk- van enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Feit 5 primair en subsidiair.
De rechtbank is, net als de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat op grond van de beschikbare bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de door verdachte bij de [bank 2] beleende sieraden voorwerpen zijn die –onmiddellijk of middellijk – een criminele herkomst hebben.
Verdachte heeft verklaard dat hij de sieraden, die bij het [rechtspersoon] beleend waren, zelf heeft beleend bij [bank 2] vanwege het rentevoordeel. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet onaannemelijk. Verdachte heeft het grootste deel van die sieraden in de beleentermijn weer opgehaald en een link naar enig misdrijf van de bij [bank 2] beleende sieraden is niet gebleken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair en het subsidiair ten laste gelegde feit.

De gebezigde bewijsmiddelen.

Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen in een bijlage opgenomen en uitgewerkt. Deze bijlage is aan dit vonnis gehecht (pagina’s 22 t/m 47) en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs.

T.a.v. parketnummer 01/879708-15:
Feit 1 subsidiair.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat het [rechtspersoon] ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van de tenlastegelegde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof en dat verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van opzetheling.
De rechtbank acht ook niet bewezen dat het [rechtspersoon] ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van het Breitling horloge (incident 3), redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was en dat de Samsung Galaxy telefoon (incident 5) was gekocht met een gestolen pinpas. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van (het feitelijk leiding geven aan) schuldheling van die goederen.
Ten aanzien van de spiegelreflexcamera, merk Nikon, (incident 8) geldt dat onbekend is onder welke omstandigheden die camera in het bezit is gekomen van het [rechtspersoon] . De vraag of het [rechtspersoon] redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het om een gestolen camera ging, kan daardoor niet worden beantwoord. Afgezien daarvan kan niet worden vastgesteld dat de spiegelreflexcamera die door het [rechtspersoon] op Marktplaats werd aangeboden daadwerkelijk de camera is die is gestolen van aangever.
De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van (het feitelijk leidinggeven aan) schuldheling van die camera.
Op grond van de (aangehechte) bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan schuldheling door het [rechtspersoon] van de twee Iphones (incident 4), de Apple Imac (incident 5) en het Omega horloge, type Seamaster (incident 2).
De Apple Imac (incident 5) is op 13 mei 2015 gekocht bij [elektronica winkel] met een gestolen pinpas. Op 14 mei 2015 is deze computer volgens het Pandvision systeem van het [rechtspersoon] ingekocht van [betrokkene 1] . Dat was op Hemelvaartsdag. Het [rechtspersoon] is echter gesloten op feestdagen.
Ten aanzien van de twee Iphones (incident 4) overweegt de rechtbank dat deze op 16 april 2015 door [betrokkene 2] en [betrokkene 3] bij de Mediamarkt zijn gekocht met een op diezelfde dag gestolen bankpas. Een dag later hebben [betrokkene 3] en ene [betrokkene 2] beiden een Iphone verkocht aan het [rechtspersoon] . De Iphones waren dus splinternieuw en ten minste één van de Iphones zat nog in de doos.
Er zijn diverse aantekeningen in het systeem gemaakt (o.a. door verdachte) waarin is vermeld dat de [betrokken familie] niet te vertrouwen is en [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij twee Iphones heeft verkocht aan het [rechtspersoon] omdat [verdachte] gestolen spullen opkoopt. [verdachte] heeft ook niet om een legitimatiebewijs gevraagd.
Ten aanzien van het Omega horloge, type Seamaster, (incident 2) overweegt de rechtbank
dat verbalisanten hebben gezien dat [betrokkene 4] op 28 juli 2015 een horloge bij het [rechtspersoon] achterliet. Dit horloge is pas op 30 juli 2015, na bezoek van de politie die dag, ingeboekt in het systeem van het [rechtspersoon] voor een bedrag van € 0,01. [betrokkene 4] was echter op 28 juli 2015 aangehouden en was op 30 juli 2015 in verzekering gesteld. Verdachte is er van op de hoogte dat [betrokkene 4] een bekende is van de politie. Zo blijkt uit de bewijsmiddelen dat het [rechtspersoon] in 2014 € 100,- heeft overgemaakt naar de PI Haaglanden ter attentie van [betrokkene 4] .
Ten aanzien van deze goederen is de rechtbank op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat het [rechtspersoon] redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd in de sfeer van de rechtspersoon en dat verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.
Feit 2.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte meermalen opzettelijk cocaïne heeft verkocht, afgeleverd en verstrekt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij cocaïne tegen vergoeding verstrekte aan vrienden. Getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] hebben verklaard dat verdachte cocaïne aan hen heeft verkocht.
Feit 3.
De rechtbank acht op grond van de bewijmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 689,50 gram cocaïne aanwezig heeft gehad, te weten ongeveer 302,90 gram cocaïne in Eindhoven en ongeveer 386,60 gram in Mierlo. Verdachte heeft dit feit ook erkend bij de politie en ter terechtzitting.
T.a.v. 01/860060-18:
Feit 1.
De rechtbank overweegt dat inkopers en handelaren als bedoeld in artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit ex artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht verplicht zijn een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt inkoopregister bij te houden. In dit register dienen zij de gegevens bedoeld in artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit te noteren. Het betreft onder andere:
• a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
• b. de datum van verkrijging van het goed;
• c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is -
soort, merk en nummer van het goed;
• d. de koopprijs of andere voorwaarden van verkrijging van het goed;
• e. de naam en het adres van degene van wie het goed is verkregen;
• f. zowel een omschrijving als het nummer van het document bedoeld in het eerste lid
(toevoeging rechtbank: een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht)waarmee hij de identiteit van de aanbieder heeft vastgesteld, voor zover het de inkoop van koper en koperlegeringen betreft en de koopprijs van dat goed in contant geld wordt uitbetaald.
De aanbieder van een goed is verplicht zijn identiteitsgegevens op te geven aan de inkoper/handelaar en op de inkoper/handelaar rust de plicht om van deze gegevens onverwijld aantekening te maken in zijn inkoopregister.
De rechtbank stelt vast dat op grond van bovengenoemd Uitvoeringsbesluit de identificatieplicht, de omschrijving van het document en het opnemen van de documentnummers daarvan in de administratie alleen geldt voor de inkoop van koper en koperlegeringen waarbij de koopprijs met contant geld wordt betaald. Daarvan is in deze zaak niet gebleken. Wel zijn er andere voorwerpen verworven en voorhanden gehouden door het [rechtspersoon] , waarvan aantekening moest worden gehouden en ten aanzien waarvan zoveel mogelijk de specificaties moesten worden vermeld, alsmede de koopprijs en de namen en adressen van de leveranciers. Aan die verplichting wordt niet voldaan als die gegevens niet of onjuist worden vermeld.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat het [rechtspersoon] niet heeft voldaan aan de in artikel 437, eerste lid onder a, Wetboek van Strafrecht. Het [rechtspersoon] heeft namelijk niet altijd de juiste namen en adressen van haar leveranciers in het inkoopregister opgenomen. Zo werden namen van niet bestaande personen genoteerd. Ook werden niet altijd de juiste data en serienummers opgeschreven. Het [rechtspersoon] hield ook geen doorlopende nummering bij in haar inkoopregister, doordat gegevens werden ingevoerd met een code “xreg”, die als gevolg daarvan niet zichtbaar waren voor de politie in het systeem.
De rechtbank is van oordeel dat de verboden gedragingen hebben plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon en dat verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.
Feit 2 en 4.
De rechtbank acht deze feiten op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft deze feiten samen met [dochter] , het [rechtspersoon] en [echtgenote] (hierna: [echtgenote] ), gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat er materieel geen arbeidsrechtelijke relatie was tussen het [rechtspersoon] en [echtgenote] . Er stond geen prestatie tegenover het salaris dat zij kreeg. Getuigen [getuige 4] en [getuige 5] hebben verklaard dat [echtgenote] niet werkte bij het [rechtspersoon] in 2015. Alle formele stukken die gebaseerd waren op een arbeidsrechtelijke relatie, zoals de arbeidsovereenkomst, de werkgeversverklaring en de salarisspecificatie geven niet de werkelijkheid weer en zijn daarom vals. De stukken zijn naar het oordeel van de rechtbank alleen bedoeld om een hypothecaire lening te krijgen om de woning aan de [adres 1] te [gemeente 2] te kunnen aankopen en daar te gaan wonen. Verdachte wist dus dat die woning – middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat
Parketnummer 01/879708-15:
1.
Subsidiair:

[rechtspersoon] meermalen, in de periode van 15 november 2014 tot en met 21 september 2015 te [gemeente 1] , (telkens) een of meer goederen, te weten

2. op 17 april 2015 te [gemeente 1] , twee mobiele telefoons merk IPhone (incident 4, dossier heling); en

3. op 14 mei 2015, te [gemeente 1] een computer, merk Apple Imac (incident 5, dossier heling); en

4. op 28 juli 2015, te [gemeente 1] een horloge, merk Omega, type Seamaster (incident 2, dossier heling);

heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl zij telkens ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof, zulks terwijl hij, verdachte, telkens feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen;

2.
verdachte meermalen, in de periode van 1 januari 2015 tot 22 maart 2016 in Nederland, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne;
3.
verdachte op 22 maart 2016 te [gemeente 1] (in een bestelbus, merk Hyundai en in [perceel] ) en te [gemeente 2] (in de woning perceel [adres 1] ), opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van totaal (ongeveer) 689,50 gram cocaïne (in [gemeente 1] (ongeveer) 302,90 gram en in [gemeente 2] (ongeveer) 386,60 gram);
Parketnummer: 01-860060-18

1.

[rechtspersoon] in de periode van 1 januari 2015 tot en met 22 maart 2016 te [gemeente 1] als pandhuis, zijnde een bij algemene maatregel van bestuur [Staatsblad] ) aangewezen handelaar, in de uitoefening van haar beroep of bedrijf niet heeft voldaan aan de in artikel 437, eerste lid onder a en/of onder b van het Wetboek van Strafrecht gestelde verplichting om met inachtneming van de bij voormelde algemene maatregel van bestuur gestelde regels onder een doorlopende nummering aantekening te houden van alle door haar verworven en/of voorhanden gehouden gebruikte of ongeregelde goederen, met vermelding van de data van aankoop, een omschrijving van de goederen waaronder zoveel mogelijk de soort, merk en nummer van het goed, de koopprijs, alsmede namen en adressen van haar leveranciers, zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen;

2.

verdachte op in de periode van 1 september 2015 tot en met 1 december 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie over de maand augustus 2015 en een
arbeidsovereenkomst, - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, en zijn mededaders die werkgeversverklaring en salarisspecificatie
over de maand augustus 2015 en die arbeidsovereenkomst hebben doen toekomen aan [bank 1] ter verkrijging van een hypothecaire geldlening (voor de aankoop van [een woning] te [gemeente 2] ) en bestaande die valsheid hierin dat
- op die werkgeversverklaring (getekend d.d. 17 november 2015) als naam werkgever was vermeld: ' [rechtspersoon] ', en als naam werknemer was vermeld: ' [werknemer] ', en was vermeld/aangegeven dat de werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft of is aangesteld in vaste dienst, en als bruto jaar salaris was vermeld

euro 30.000 en bij de vraag 'Zijn er voornemens het dienstverband binnenkort te Beëindigen' was vermeld/aangegeven: 'nee'; en

- op die salarisspecificatie (op naam van [werknemer] ) over de maand augustus 2015 was vermeld een periode(bruto)-salaris euro 1507,80; en
- in die arbeidsovereenkomst was opgenomen/vermeld als werkgever ' [rechtspersoon] ' en als werknemer [werknemer] en was opgenomen/vermeld: 'Werknemer treedt met ingang van 1 januari 2015 voor de onbepaalde tijd bij werkgever in dienst in de functie van algemeen medewerkster' en was opgenomen/vermeld: 'werknemer verdient een brutosalaris van euro 1501,90 per maand' en was opgenomen/vermeld: 'de gebruikelijke arbeidsduur bedraagt 40 uur per week en 8 uur per dag' en als datum van ondertekening was opgenomen/vermeld: '31 december 2014';

4.

verdachte in de periode van 1 juli 2015 tot en met 22 maart 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een voorwerp, te weten een vrijstaande woning met berging en verdere aanhorigheden gelegen aan de [adres 1] te [gemeente 2] , heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders wisten, dat
bovenomschreven voorwerp - middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

T.a.v. 01/860060-18, feit 1:
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman pleit voor ontslag van rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld. Er kan worden vastgesteld dat ten aanzien van bepaalde geregistreerde persoonsgegevens of (in een enkel geval) goedgegevens, sprake was van een verschrijving dan wel een onjuist of onvolledig noteren van deze gegevens. De beleningen/inkopen ten aanzien waarvan een gegeven niet klopte, is relatief te noemen afgezet tegen de grote hoeveelheden transacties die het [rechtspersoon] in de tenlastegelegde periode heeft gehad. Verdachte en medeverdachten hebben de administratie van het [rechtspersoon] op een juiste wijze willen voeren, zodat steeds tegemoet kon worden gekomen aan de te betrachten duidelijkheid en traceerbaarheid. Zij hebben steeds volledige inzage gegeven en gegevens aan de politie verstrekt in het kader van hun controlerende taak. Hiermee heeft verdachte gehandeld in de geest van de regelgeving.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft niet gereageerd op dit verweer van de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van afwezigheid van alle schuld, nu verdachte door beter op te letten die fouten niet had hoeven te maken. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de overtreding onder parketnummer 01/860060-18, feit 1, eist de officier van justitie 5 maanden hechtenis en een beroepsverbod van 5 jaar.
Ten aanzien van feit 2, 3, en 4 onder parketnummer 01/860060-18 en feit 1 primair en feit 2 en 3 onder parketnummer 01/879708-15 eist de officier van justitie een gevangenisstraf van 5 jaar met aftrek van voorarrest.
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen eist de officier van justitie de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan de beslagene, te weten de onder nummer 14 t/m 20, 22, 23 en 39 genoemde voorwerpen op de beslaglijst en bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de onder nummer 13, 21 en 40 t/m 57 genoemde voorwerpen op de beslaglijst.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie en de beslaglijst is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 Europees verdrag voor de rechten van de mens (hierna: EVRM) is geschonden en dat dit in de strafmaat dient te worden gecompenseerd. Er kan niet worden volstaan met de enkele constatering van schending van de redelijke termijn.
Verdachte en zijn bedrijf zijn beschadigd door het beeld dat onterecht is gecreëerd dat het [rechtspersoon] zich op grote schaal bezig zou houden met het opkopen van gestolen goederen. Verdachte heeft altijd contact gehad en gehouden met politie en justitie over de afwikkeling van het beslag. Het afsluiten van het bedrijf is niet mogelijk, o.a. vanwege het conservatoire beslag.
Uit het voortgangsverslag van de reclassering d.d. 9 januari 2019 blijkt dat alle doelen binnen het reclasseringstoezicht zijn behaald. Verdachte gebruikt geen cocaïne meer, drinkt gematigd alcohol en kan beter met emoties omgaan. Sinds februari 2017 werkt hij fulltime bij [bedrijf 1] . Verdachte is klaar met het [rechtspersoon] . Het recidiverisico wordt door de reclassering als laag ingeschat. Een gevangenisstraf zal de ingeslagen weg volledig doorkruisen.
De raadsman verzoekt de rechtbank te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform het voorarrest aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, let de rechtbank op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen feitelijk leidinggeven aan schuldheling door het [rechtspersoon] . Schuldheling is een ernstig strafbaar feit. Heling bevordert diefstal en zorgt bovendien voor een illegaal circuit van goedkope goederen, waardoor de reguliere, eerlijke (detail)handel wordt verstoord en schade wordt toegebracht.
Verdacht heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan het niet voeren van een juiste administratie door het [rechtspersoon] . Bij de exploitatie van een [rechtspersoon] moet een deugdelijke administratie worden gevoerd om op deze manier de handel in gestolen goederen tegen te gaan. Daarin is verdachte ernstig tekort geschoten. De specifieke branche waarin hij werkzaam was maakt extra oplettendheid en transparantie geboden en vraagt nu juist om een volledige en correcte wijze van administreren.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en witwassen door met valse documenten een hypothecaire lening te verkrijgen voor de aankoop van zijn woning aan [adres 1] in [gemeente 2] en daar te gaan wonen. Verdachte heeft hierdoor het vertrouwen geschaad dat de maatschappij en in dit geval in het bijzonder de hypotheekverstrekker in schriftelijke stukken moet kunnen stellen.
Tenslotte heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan handel in cocaïne en het voorhanden hebben van cocaïne. Verdachte heeft gehandeld in harddrugs. Het is algemeen bekend dat die verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen.
Verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het
strafbare feit dat ad informandum is vermeld op de inleidende dagvaarding, te weten het
aanwezig hebben van meer dan 30 gram hennep, voor welk feit verdachte niet afzonderlijk is
of zal worden vervolgd. Hennep kan gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers
ervan. Het telen van hennep gaat steeds meer gepaard met andere, ook zware vormen van
criminaliteit.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat blijkens het reclasseringsrapport van 9 januari 2019 alle reclasseringsdoelen zijn gehaald en dat verdachte is gestopt met het gebruik van harddrugs.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt en verdachte vrijspreekt van feit 3 onder parketnummer 01/860060-18. De rechtbank is van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Ten aanzien van de overtreding van artikel 437 Sr zal de rechtbank een hechtenis van
2 maanden opleggen. Daarnaast zal de rechtbank het door de officier van justitie geëiste beroepsverbod van 5 jaar opleggen.
Ten aanzien van de overige bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank acht in beginsel een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
De rechtbank is echter ook van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. De redelijke termijn is in deze zaak aangevangen toen verdachte werd aangehouden op 22 maart 2016. Een redelijke termijn voor de behandeling de zaak kan gesteld worden op twee jaar. Op het moment dat de rechtbank dit vonnis wijst, is de redelijke termijn overschreden met 11 maanden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben. De rechtbank hanteert hiervoor een kortingspercentage van 10% en zal de op te leggen gevangenisstraf matigen tot 27 maanden met aftrek van voorarrest.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan de beslagene nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen.
Daarnaast zal de rechtbank de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen.

De voorlopige hechtenis.

De raadsman heeft ter zitting verzocht om opheffing van het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis. De rechtbank ziet echter geen reden het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 18, 27, 47, 57, 62, 225, 417bis, 420bis, 437;
Opiumwet art. 2, 10.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
T.a.v. 01/879708-15 feit 1 primair, 01/860060-18 feit 3, feit 5 primair, feit 5subsidiair:
verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
T.a.v. 01/879708-15 feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, 01/860060-18 feit 1, feit 2, feit 4:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
T.a.v. 01/860060-18 feit 1:
als handelaar in gebruikte en ongeregelde goederen in het door haar gehouden register niet onverwijld aantekening houden van alle door haar verworven of voorhanden gehouden gebruikte of ongeregelde goederen, met de datum van verkrijging van het goed, een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed, de koopprijs, alsmede de naam en het adres van degene van wie het goed is verkregen,
begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/879708-15 feit 1 subsidiair:
schuldheling, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd
T.a.v. 01/879708-15 feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod
T.a.v. 01/879708-15 feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
T.a.v. 01/860060-18 feit 2:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
T.a.v. 01/860060-18 feit 4:
medeplegen van witwassen
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. 01/860060-18 feit 1:
Hechtenis voor de duur van 2 (twee) maanden.
T.a.v. 01/860060-18 feit 1:
Ontzetting bepaalde beroepen voor de duur van 5 (vijf) jaar, te weten ontzetting van de uitoefening van het beroep van handelaar in gebruikte en ongeregelde goederen ( [rechtspersoon] ).
T.a.v. 01/879708-15 feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, 01/860060-18 feit 2, feit 4:
Gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Teruggave inbeslaggenomen voorwerpen aan de beslagene, te weten de onder nummer 14 t/m 20, 22, 23 en 39 genoemde voorwerpen op de beslaglijst.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen goederen, te weten de onder nummer 13, 21 en 40 t/m 57 genoemde voorwerpen op de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.E.L. Hendriks, voorzitter,
mr. A.H.J.J. van de Wetering en mr. R. van den Munckhof, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 14 februari 2019.