ECLI:NL:RBOBR:2019:7828

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
WR 19/042
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter na einduitspraak in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft verzoekster, na een eerdere uitspraak van de rechter, een wrakingsverzoek ingediend. De Stichting Jeugdbescherming Brabant had verzoekster op 4 september 2019 een schriftelijke aanwijzing gegeven met betrekking tot de verzorging en opvoeding van haar zoon. Verzoekster heeft de rechtbank verzocht deze aanwijzing te laten vervallen, wat op 15 november 2019 door de rechter is afgewezen en de aanwijzing is bekrachtigd. Vervolgens heeft verzoekster op 2 december 2019, na de einduitspraak, de rechter gewraakt. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk is, omdat de wet geen mogelijkheid biedt voor wraking na een eindbeslissing. De wrakingskamer heeft besloten dat er geen reden is voor een mondelinge behandeling, aangezien het verzoek niet in behandeling kan worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 december 2019.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANKOOST-BRABANT
Wrakingskamer
Zaaknummer: WR 19/042
Beslissing van 12 december 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster], wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. J.W. Brunt,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

De Stichting Jeugdbescherming Brabant heeft verzoekster op 4 september 2019 een schriftelijke aanwijzing gegeven over de verzorging en opvoeding van haar zoon [naam] . Verzoekster heeft de rechtbank verzocht die aanwijzing vervallen te verklaren. Dit verzoek, dat bij de rechtbank is binnengekomen op 26 september 2019, is geregistreerd onder zaaknummer C/01/351291 / JE RK 19-1531.
De rechter heeft op 15 november 2019 beschikt op het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van 4 september 2019 en die aanwijzing bekrachtigd. Hierna, bij brief van 25 november 2019, die bij de rechtbank op 2 december 2019 is binnengekomen, heeft verzoekster, die partij is bij voormelde zaak, de rechter gewraakt.

2.De beoordeling van het wrakingsverzoek

Het wrakingsverzoek is gedaan nadat de rechter op het verzoek (met zaaknummer C/01/351291 / JE RK 19-1531) heeft beschikt. De wet voorziet echter niet in de mogelijkheid van wraking nadat is beschikt op een verzoek. Om die reden kan verzoekster niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen. Voor een behandeling van het verzoek ter zitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling (artikel 39 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het wrakingsverzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, mr. G.J. Roeterdink en mr. V.R. de Meyere, leden, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat
geenvoorziening open (artikel 39 lid 5 Rv)