Uitspraak
1.Procesverloop
2.De beoordeling van het wrakingsverzoek
3.De beslissing
geenrechtsmiddel open (artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht)
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, betreft het een wrakingsverzoek van een verzoeker, wonende te Best, tegen mr. J.D. Streefkerk, de rechter die eerder een uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak. De wrakingsprocedure vond plaats na de einduitspraak van de rechter op 28 oktober 2019, waarin het beroep van verzoeker met zaaknummer SHE 19/2222 niet ontvankelijk werd verklaard. Op 5 november 2019 diende verzoeker het wrakingsverzoek in, maar de wrakingskamer oordeelde dat dit verzoek niet ontvankelijk was omdat de wet geen mogelijkheid biedt voor wraking na een einduitspraak. De wrakingskamer benadrukte dat het recht op een mondelinge behandeling, zoals vastgelegd in artikel 8:18 van de Algemene wet bestuursrecht, niet van toepassing was in deze situatie, aangezien er geen gegrondheid voor het verzoek was. De beslissing om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren werd op 19 november 2019 openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit voorzitter mr. H.M.H. de Koning en leden mr. J.H. Wiggers en T. van de Woestijne, in aanwezigheid van de griffier.