ECLI:NL:RBOBR:2019:7827

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
WR 19/040
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking verzoek na einduitspraak niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, betreft het een wrakingsverzoek van een verzoeker, wonende te Best, tegen mr. J.D. Streefkerk, de rechter die eerder een uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak. De wrakingsprocedure vond plaats na de einduitspraak van de rechter op 28 oktober 2019, waarin het beroep van verzoeker met zaaknummer SHE 19/2222 niet ontvankelijk werd verklaard. Op 5 november 2019 diende verzoeker het wrakingsverzoek in, maar de wrakingskamer oordeelde dat dit verzoek niet ontvankelijk was omdat de wet geen mogelijkheid biedt voor wraking na een einduitspraak. De wrakingskamer benadrukte dat het recht op een mondelinge behandeling, zoals vastgelegd in artikel 8:18 van de Algemene wet bestuursrecht, niet van toepassing was in deze situatie, aangezien er geen gegrondheid voor het verzoek was. De beslissing om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren werd op 19 november 2019 openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit voorzitter mr. H.M.H. de Koning en leden mr. J.H. Wiggers en T. van de Woestijne, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANKOOST-BRABANT
Wrakingskamer
Zaaknummer: WR 19/040
Beslissing van 19 november 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker], wonende te Best,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.D. Streefkerk,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

Bij uitspraak van 28 oktober 2019 heeft de rechter het beroep van verzoeker met zaaknummer SHE 19/2222 niet ontvankelijk verklaard. Verzoeker heeft de rechter op
5 november 2019 gewraakt.

2.De beoordeling van het wrakingsverzoek

Het verzoek is gedaan nadat de rechter in de hoofdzaak (zaak SHE 19/2222) einduitspraak heeft gedaan. De wet voorziet echter niet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan in de zaak van verzoeker. Om die reden kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen. Voor een behandeling van het verzoek ter zitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling (artikel 8:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht) is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, mr. J.H. Wiggers en
T. van de Woestijne, leden, en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat
geenrechtsmiddel open (artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht)