ECLI:NL:RBOBR:2019:7823
Rechtbank Oost-Brabant
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van de rechter-commissaris in een strafzaak met betrekking tot vooringenomenheid
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 12 november 2019 een beschikking gegeven in het wrakingsverzoek van een verzoeker, die gedetineerd is in het Huis van Bewaring te Grave. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Arts, heeft de wraking aangevraagd van mr. M.E.L. Hendriks, de rechter-commissaris die betrokken is bij zijn strafzaak met parketnummer 01/879778-19. De verzoeker betoogde dat er sprake was van vooringenomenheid van de rechter-commissaris, vooral met betrekking tot de benoeming van een deskundige, een forensisch kinderarts. Hij stelde dat zijn rechten hierdoor in het geding waren en dat er een gebrek aan transparantie was in de communicatie over de benoeming van de deskundige.
De rechter-commissaris heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven niet te berusten in de wraking en dat er geen sprake is van vooringenomenheid. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De rechtbank concludeerde dat de rechter-commissaris op grond van de wet de mogelijkheid had om de kennisgeving over de benoeming van de deskundige uit te stellen, en dat zij dit voldoende had gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van de rechter-commissaris objectief gerechtvaardigd maakten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen, wat betekent dat mr. M.E.L. Hendriks als rechter-commissaris in de strafzaak van verzoeker kan blijven functioneren. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.