Uitspraak
[verzoekster], wonende te [woonplaats] (Pakistan) (hierna: [verzoekster] )
1.Procesverloop
2.De wrakingsverzoeken en het verweer
3.De beoordeling van de wrakingsverzoeken
4.De beslissing
geenvoorziening open (artikel 39 lid 5 Rv)
Rechtbank Oost-Brabant
Op 24 oktober 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan op de wrakingsverzoeken van verzoekers, die de rechter in een kort geding hadden gewraakt. De verzoekers, bijgestaan door hun gemachtigde, voerden aan dat de rechter partijdig was tijdens de zitting van 30 september 2019. Dit zou blijken uit de gang van zaken en de beslissingen die de rechter had genomen, waaronder het niet toelaten van een door hen ingediende akte. De rechter had op die zitting aangekondigd dat hij op 7 oktober 2019 vonnis zou wijzen, maar de verzoekers waren van mening dat de rechter hen onterecht had benadeeld door bepaalde stukken niet in behandeling te nemen.
De wrakingskamer heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, en dat er uitzonderlijke omstandigheden moeten zijn om dit vermoeden te weerleggen. De wrakingskamer concludeerde dat de door de verzoekers aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter partijdig was. De beslissing van de rechter om de akte niet toe te laten werd als een begrijpelijke procesbeslissing beschouwd, en de verzoekers werd gewezen op de relevante procesregels die dit ondersteunen.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer de wrakingsverzoeken afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat verzoekers tegen de uiteindelijke beslissing van de rechter in hoger beroep konden gaan. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.