ECLI:NL:RBOBR:2019:7822

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2019
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
WR 19/031 en WR 19/032
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in kort geding en de beoordeling van partijdigheid

Op 24 oktober 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan op de wrakingsverzoeken van verzoekers, die de rechter in een kort geding hadden gewraakt. De verzoekers, bijgestaan door hun gemachtigde, voerden aan dat de rechter partijdig was tijdens de zitting van 30 september 2019. Dit zou blijken uit de gang van zaken en de beslissingen die de rechter had genomen, waaronder het niet toelaten van een door hen ingediende akte. De rechter had op die zitting aangekondigd dat hij op 7 oktober 2019 vonnis zou wijzen, maar de verzoekers waren van mening dat de rechter hen onterecht had benadeeld door bepaalde stukken niet in behandeling te nemen.

De wrakingskamer heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, en dat er uitzonderlijke omstandigheden moeten zijn om dit vermoeden te weerleggen. De wrakingskamer concludeerde dat de door de verzoekers aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter partijdig was. De beslissing van de rechter om de akte niet toe te laten werd als een begrijpelijke procesbeslissing beschouwd, en de verzoekers werd gewezen op de relevante procesregels die dit ondersteunen.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer de wrakingsverzoeken afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat verzoekers tegen de uiteindelijke beslissing van de rechter in hoger beroep konden gaan. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANKOOST-BRABANT
Wrakingskamer
Zaaknummers: WR 19/031 en WR 19/032
Beslissing van 24 oktober 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op de verzoeken van
1. [verzoekster] , gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: [verzoekster] );
2.
[verzoekster], wonende te [woonplaats] (Pakistan) (hierna: [verzoekster] )
tezamen: verzoekers
(gemachtigde: [naam 1] ),
strekkende tot de wraking van
mr. J.J. Janssen,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

Bij de rechtbank is een kort geding aanhangig met zaak-/rolnummer 7988553 CV EXPL
19-7866. Verzoekers zijn in die zaak eisers en worden in die zaak bijgestaan door
[naam 1] . Gedaagden zijn de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam 2] B.V. (hierna: [naam 2] ), de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam 2] ( [naam 2] ) B.V. (hierna: [naam 2] ) en de [naam 2] . (hierna: [naam 2] ).
Het kort geding is door de rechter behandeld tijdens de zitting van 30 september 2019. Aan het eind van die zitting heeft de rechter (de gemachtigden van) partijen meegedeeld dat op
7 oktober 2019 vonnis zal worden gewezen.
Bij brief van 30 september 2019 heeft [verzoekster] de rechter gewraakt. Dit verzoek, dat bij e-mail van 1 oktober 2019 is aangevuld, is geregistreerd onder zaaknummer WR 19/031. Bij faxbericht van 3 oktober 2019 heeft [verzoekster] de rechter gewraakt. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer WR 19/032.
Bij brief van 7 oktober 2019 heeft de rechter gereageerd op de wrakingsverzoeken van [verzoekster] en [verzoekster] .
De wrakingsverzoeken zijn behandeld op de zitting van de wrakingskamer van
10 oktober 2019. [verzoekster] en [verzoekster] zijn verschenen bij hun gemachtigde. De rechter was, zoals hij heeft aangekondigd in zijn brief van 7 oktober 2019, niet aanwezig.

2.De wrakingsverzoeken en het verweer

2.1
Verzoekers vinden dat de rechter partijdig is. Zij leiden dit af uit – samengevat en zakelijk weergegeven – de gang van zaken tijdens de zitting van 30 september 2019, de opmerkingen en gedragingen van de rechter tijdens die zitting en de (processuele) beslissingen die hij tijdens die zitting heeft genomen. Het heeft verzoekers vooral gestoord dat de rechter tijdens de zitting heeft beslist dat een door verzoekers op 30 september 2019 ingediende akte te laat is ingediend, terwijl de rechter de conclusies van antwoord die [naam 2] , [naam 2] en [naam 2] op respectievelijk 26 september 2019, 26 september 2019 en 27 september 2019 hebben ingediend wél bij de beoordeling betrekt. Tijdens de wrakingszitting is verder gebleken dat verzoekers zich eraan hebben gestoord dat de rechter bij aanvang van de zitting niet als allereerste punt van aandacht heeft onderzocht wie namens [naam 2] , [naam 2] en [naam 2] zijn verschenen, of zij tot vertegenwoordiging bevoegd waren en of namens die partijen wel conclusies van antwoord (al dan niet met een tegenvordering en/of een incidentele eis) konden worden ingediend.
2.2
De rechter berust niet in de wraking. De rechter geeft aan dat ter zitting de vordering en de grondslag daarvoor aan de orde zijn gesteld omdat deze onduidelijk waren. Aan het eind van de zitting is aangekondigd dat de dagvaarding nietig zal worden verklaard, omdat de vordering en de grondslag hiervan nog steeds onvoldoende duidelijk zijn. Met die beslissing zijn verzoekers het kennelijk niet eens. Dit levert echter geen grond voor wraking op. Verzoekers kunnen tegen het uiteindelijke vonnis in hoger beroep gaan, aldus de rechter.

3.De beoordeling van de wrakingsverzoeken

3.1
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2
Bij de beoordeling van de wrakingsverzoeken stelt de wrakingskamer voorop dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Tevens geldt dat het middel van wraking niet een verkapt rechtsmiddel dient te zijn tegen verzoekers onwelgevallige (processuele) beslissingen van de zittingsrechter. Het behoort tot de normale taak van de zittingsrechter om, gaande de procedure, dus mogelijk ook tijdens een zitting, beslissingen te nemen over (onder meer) de procedurele aspecten. Dit kunnen voor partijen nadelige beslissingen zijn. Dergelijke processuele beslissingen kunnen eventueel in het kader van een hoger beroep aan de hogere rechter worden voorgelegd. Grond voor wraking bestaat alleen als in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rechter een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid en partijdigheid van de rechter is ingegeven.
3.3
Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 30 september 2019 heeft de rechter tijdens die zitting de gemachtigde van verzoekers voorgehouden dat het hem op basis van de dagvaarding onvoldoende duidelijk is wat verzoekers vorderen en wat de gronden van de vordering zijn en dat hij daarom voornemens is de dagvaarding nietig te verklaren.
Vervolgens heeft de rechter de gemachtigde van verzoekers in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. In reactie hierop heeft de gemachtigde van verzoekers gezegd dat de vordering en de gronden van de vordering duidelijk worden door de akte die in de ochtend van
30 september 2019 is ingediend. De rechter heeft beslist dat die akte te laat is ingediend en buiten beschouwing blijft. Naar het oordeel van de wrakingskamer is dit geen onbegrijpelijke processuele beslissing en kan daaruit naar redelijke maatstaven niet de (schijn van) partijdigheid van de rechter worden afgeleid. Ter voorlichting van verzoekers wijst de wrakingskamer op artikel 6.2 van het Procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl), waarin is bepaald dat stukken die binnen 24 uur (één werkdag) vóór de zitting worden ingediend in beginsel buiten beschouwing worden gelaten. De wrakingskamer wijst verder op artikel 7.2 van dit reglement. Gelet op die bepaling is het ook niet onbegrijpelijk dat de rechter de conclusies van antwoord van [naam 2] , [naam 2] en [naam 2] niet buiten beschouwing heeft gelaten.
3.4
Zoals ook wel blijkt uit 3.2, heeft de zittingsrechter de regie tijdens een zitting. De zittingsrechter bepaalt welke vragen hij of zij stelt en aan wie en welke informatie hij of zij nodig heeft om de zaak te kunnen beoordelen. Tegen die achtergrond was het dus aan de rechter of hij tijdens zitting aan de orde wilde stellen of [naam 2] en/of [naam 2] en/of [naam 2] wel een conclusie van antwoord konden indienen. Kennelijk zag de rechter daartoe geen aanleiding. Dit stond en staat hem vrij. De wrakingskamer treedt niet in die beoordeling. Dat is slechts anders als de door de rechter gekozen manier om de zaak te behandelen zó onjuist of onbegrijpelijk is dat daaruit de (schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid kan blijken. Zoals uit het voorgaande blijkt, is de wrakingskamer van oordeel dat daarvan geen sprake is.
3.5
Nu ook overigens niet is gebleken van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade heeft geleden, zullen de wrakingsverzoeken worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer wijst de wrakingsverzoeken af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.W. Brunt, voorzitter, mr. A.H.J.J. van de Wetering en mr. C.T.C. Wijsman, leden, en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat
geenvoorziening open (artikel 39 lid 5 Rv)