ECLI:NL:RBOBR:2019:7812

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2019
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
WR 19/018
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak wegens vermeende partijdigheid

Op 3 juni 2019 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van [verzoeker] tegen mr. W.B. Kok en andere rechters. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 9 mei 2019, maar de wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was. Dit omdat de wraking was ingediend na de einduitspraak in de strafzaak met parketnummer 01.132107.18, die op 5 april 2019 was gedaan. De wrakingskamer stelde vast dat het wrakingsverzoek verband hield met deze strafzaak en dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om een rechter te wraken na het wijzen van een einduitspraak. [verzoeker] had ook de griffier en de officier van justitie gewraakt, maar de wrakingskamer oordeelde dat dit niet mogelijk was, aangezien alleen rechters gewraakt kunnen worden. De wrakingskamer concludeerde dat het doel van wraking niet meer bereikt kan worden als de behandeling van de zaak is geëindigd, en verklaarde [verzoeker] daarom niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANKOOST-BRABANT
Wrakingskamer
Zaaknummer: WR 19/018
Beslissing van de wrakingskamer van 3 juni 2019
op het verzoek ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van
[verzoeker], verzoeker,
dat strekt tot wraking van
mr. A.W.A. Kap-Knippels, mr. E.M. Vermeulen en
mr. W.B. Kok, in hun hoedanigheid van strafrechters in de rechtbank Oost-Brabant bij de behandeling van de tegen verzoeker tot wraking gerichte strafzaak met parketnummer 01.132107.18.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en de rechters worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1
Bij brief van 9 mei 2019 heeft [verzoeker] het wrakingsverzoek ingediend. Deze brief is gericht aan het gerechtshof Den Bosch, maar geadresseerd aan de rechtbank Oost-Brabant. De wrakingskamer van het gerechtshof heeft [verzoeker] daarom bij brief van 16 mei 2019 verzocht te laten weten welk college hij wil wraken: de rechtbank of het gerechtshof. Hierop heeft [verzoeker] bij brief van 20 mei 2019 gereageerd. Hierin heeft hij parketnummer 01.132107.18 genoemd. Onder dit nummer was de strafzaak tegen [verzoeker] bij de rechtbank aanhangig. De wrakingskamer stelt daarom vast dat het wrakingsverzoek verband houdt met deze strafzaak bij de rechtbank.
1.2
Op grond van de hiernavolgende overwegingen is afgezien van een behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
[verzoeker] heeft bij zijn verzoek niet alleen de rechters gewraakt, maar ook de bij de strafzaak betrokken griffier van de rechtbank en de officier van justitie (OvJ). [verzoeker] vindt dat de rechters, de griffier en de OvJ partijdig zijn, omdat zij allen, net als hij, afkomstig zijn uit de regio Breda en gerelateerd zijn aan dezelfde sportvereniging uit Breda. [verzoeker] vindt het uiterst onprofessioneel dat deze rechters, griffier en OvJ deze strafzaak op zich hebben genomen. [verzoeker] realiseert zich dat een griffier niet kan worden gewraakt, maar hij vindt een wraking in dit geval wel op zijn plaats.

3.De beoordeling

3.1
Artikel 512 Sv bepaalt dat op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. [verzoeker] kan de bij de strafzaak betrokken griffier van de rechtbank en de OvJ dus niet wraken. De wrakingskamer overweegt verder als volgt.
3.2
Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wil voorkomen dat een rechter (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben, als uit zijn gedrag of overtuiging vooringenomenheid blijkt tegenover een partij, of als een partij daarvoor de objectief gerechtvaardigde vrees heeft. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
De wet voorziet dus niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze einduitspraak heeft gedaan.
3.3
De rechters hebben op 5 april 2019 vonnis gewezen. Met dit vonnis is de strafzaak met parketnummer 01.132107.18 geëindigd. Dit betekent dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn wrakingsverzoek. De wrakingskamer komt dus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek. Er is daarom geen reden om het wrakingsverzoek nog op een zitting te behandelen.

4.De beslissing

De wrakingskamer verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, mr. C.T.C. Wijsman en mr. C.A. Mandemakers, leden, en in het openbaar geschied op 3 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
griffier voorzitter